
men. Doch nu was het geduld der Engelschen ten einde. Eenige
kleine vaartuigen werden uitgezonden, maar sluUtcn op vele moeije-
lijkheden; want hoe moeslen zij de booswichten van de handeldrij-
vende jonken onderscheiden ? Doch de vrees voor geduchle wraak
van de zijde der Engelschen was misschien eene der oorzaken, die
de opperhoofden bewoog zieh over te geven en van hunne godde-
looze togten afstand te doen, ofschoon de Chinezen zulks ontkenden.
Van dit oogenblik werd de invloed dier natie, hoewel niet erkend,
duurzaam, en gaf tot vele verbeteringen in het onderling verkeer
aanleiding.
Ten einde de verschillende zwarigheden nit den weg te ruimen ,
en tevens de vreemdelingen te winnen, gelastte Kia king., dat een
zijner getrouwste dienaren, Song, die den buitenlanders zeer genegen
was, den post van stadhouder te Canton bekleeden moesl. Deze man
wist aller harten te winnen. Hij doorkruiste de verschillende dis-
trikten, die onder zijn besluur stonden, sprak vriendelijk met boeren
en visschers, onderzocht naar den tegenwoordigeu Staat van zaken,
vermaande inzonderheid de laatstgenoeinden om afstand te doen van
hunne woeste levenswijze en sprak met nadruk over de noodzakelijk-
heid, om maatregelen tot. verdediging te nemen en in het ver.volg
de roovers kloekmoedig tegen te gaan. Waar groot gebrek heerschte,
gaf hij voorscholten en gedroeg zieh zoo vredelievend en minzaam,
dat de geheele provincie, die hem als plaatsvervanger des keizers
besehouwde, zieh met allen ijver weder aan den regtmatigen opper-
heer onderwierp en zijne magt als wettelijk erkende. Aanzienlijke
vloten en legers zouden nooit zoöveel hebben kunnen doen om des
keizers aanzien op te heffen, als de vredelievende en aangename
bezoeken van den minzamen Song. >
Misgewas in de noordelijke provincies verwekte weder opstand.
Maar thans verbonden zieh de zaamgezworenen, en vormden geregelde
genootschappen; bij de Waterlelies voegde zieh nog de sekte der Tien
li. Zij hadden zieh door vijf verschillende provincies verbreid en
trotseerden de regering, daar zij zieh sterk genoeg bevouden om het
talrijkste leger bet hoofd te bieden. Ook zij zöchten den troon der
Tartaren omver te werpen, maar de hoofden misten zoowel eens-
gezindheid als liefde tot het vaderland, en beoogden niets anders
dan rooverijen. Zoo doorkruislen zij het land, een schrik voor de
burgers, overal geld en levensmiddelen afpersend en vaak op de
wreedste wijze plnnderend en brandstichtend, zoodat hunne on-
menschelijke togten aan de uilgebrande plaatsen in de geheele om-
streek waargenomen konden worden. — Eindelijk wenschlen eenige
Grooten aan het liof zieh van hen te bedienen, om den gehaten Kia
king uit den weg te ruimen. Deze had allijd een wellustig leven
geleid en de verdienstelijksle mannen achteruitgezel. Omringd van
nietige wezens, die hem allijd vleiden als den minzaamslen en opge-
ruimdsten monarch, die ooit op de^lroon had gezeten, beeldde hij zieh
in, dat zijne weldaden bestendig de bewondering der natie wekten,
en in dezen waan pleegde hij de grootste euveldaden. Toen nu de
inaal vol was, verloonde,zieh plotseling een aantal vermetele roovers
voor de poorten van het paleis- (1813), die niet bewaakt waren. Zij
drongen schier zonder legenstand tot het harem door, waar de keizer
zieh spoedig door deze bende omsingeld zag. Slechts eenige prinsen
waren in de nabijheid, die moedig de verdediging van hun bloedver-
want op zieh namen en zieh zoolang wanhopig verweerden, totdat
de lijfwacht toesnelde en Kia king ontzette. De tegenwoordige keizer )
onderscheidde zieh bijzonder in dit gevecht,- hij loste verscheiden
malen zijn geweer op de rebellen die tegen de rauren opklommen,
doodde er twee van, en toonde boven alle anderen eene groote bera-
denheid en koelbloedigheid. Dit bezorgde hem naderhand de kroon.
Groot was de oritslellenis van het hof bij dit buiterigewone voorval.
Het geväar was zoo bijzonder dreigend geweest, en de redding hing
aan een zijden draad. Natuurlijk ruslte op verscheiden hovelingen de
verdenking, dat zij den aanslag op ’s keizers leven hadden voorbe-
reid. Na langdurig onderzoek kon men niets'met zekerheid bewijzen;
maar verscheidene prinsen werden ter dood veroordeeld, en om de
straf regt huiveringverwekkend te maken, bij de Walhalla hunner
voorouders omgebragt.
De keizer zelf liet zieh over dit voorval in een’ rondgaanden open
brief aldus uit: «Achtlien jaar lang, sedert ik het Rijk van mijn
vereerden vader ter besturing ontving, heb ik mij beijverd met grooten
ernst te regeren. In den aanvang plunderden de Waterlelies vier provincies
, en het volk leed onuilsprekelijke eilende; eerst na een veld-
togt van acht jaren eindigde deze wanorde en ik smaakle met mijne
kinderen, het volk, de zegeningen des vredes.— Naderhand ontslynd
*) Sedert overleden. Gützlaff schreef dit in 1847.