
 
        
         
		kostbaarheden,  de  vreemdelingen  te verbazen.  Christenen,  Mohamme-  
 danen en heidenen,  menschen  van alle gelaatskleuren en talen,  verdron-  
 gen  elkander in het leger der Mongolen,  en  het scheen  een  rijksdag van  
 de geheele wereld.De  troonbestijging zelve hadplaats in eene  vlakte,Kara  
 korum genaamd, waar men eene rijkversierde tent had  opgeslagen. Deop-  
 perhoofden begaven ziehderwaarts; met het gelaat naar het zuidengekeerd,  
 in  biddende houding,  spraken  zij :  «wij wepschen,  smeeken en dringen  
 er op aan,  dat gij  alle magt over ons moet  hebben.»  Daarop antwoordde  
 Ka ju k :  «Indien gij wilt,  dat ik uw Khan word,  zijl gij  dan  gezind mij  
 in  alles  te  gehoorzamen,  tot mij  te komen als  ik u roep,  te gaan waar-  
 heen  ik  u  zend,  om  te brengen  degenen,  die  ik ter dood  veroordeel?»  
 Nadat dit met uja, » beantwoord was,  vermaanden zij hem om regtvaardig  
 en  edel  te  regeren.  Zij  beloofden  hem  de  verovering  der  wereld  ter  
 belooning,  en  vreesselijke straf als  hij  zieh  niet  goed  gedroeg.  Na  de  
 plegtigste belofte van ’s vorsten zijde,  hieven de Edelen en Grooten  hem,  
 benevens zijne gemalin,  op hunne schouders in de hoogte,  en das werden  
 zij  tot  oppergebieders  uitgeroepen.  Vervolgens  kwamen  er  honderden  
 Wagens  met  kostbare  geschenken,  waarvan  het  grootste  deel  gegeven  
 werd aan de opperhoofden,  die hem  tot  hun  vorst verkozen  hadden.  De  
 vreemde gezanten aanschouwden deze plegtigheden met grooten eerbied;  
 want  een  wenk  van  den magtige  bepaalde het lot des vaderlands,  en zij  
 hadden geen keus  tusschen  verdelging en  onderwerping.  Wie zou onder  
 zulke omslandigheden niet gevreesd hebben? 
 Ka juk’s  heerlijkheid  was echter  slechts zeer kort van duur.  Hij  stierf  
 plolseling  (1248),  juist  toen  hongersnood  de  Mongolen in  den uitersten  
 nood  had  gebragt,  en  hunne  paarden  ter naauwernood  voedsel konden  
 vinden aan de oevers der rivieren.  Buitendien heerschleer groot misnoe-  
 gen  in  het  leger  uithoofde van de  knevelarijen.  Om aan al deze onheilen  
 paal en perk te stellen,  had men een bekwaam regent noodig;  men vond  
 hem  in  Meng ko,  die  nu  aan  zijn  broeder,  den  beroemden  Hu pi lai,  
 opdroeg,  om  den  oorlog  tegen  de  Chinezen  te  voeren.  De  kracht  van  
 dezen vorst bestond in de buitengewone  gave om zieh  de liefde  des volks  
 te verwerven.  In  plaats van  dus met de gewone woeslheid het land  door  
 roof en brand  te verwoesten,  leerde hij eerst van  een  Chinees  de  kunst  
 om te regeren,  en  betoonde  den  geleerden  dezer  natie  de  grootste eer.  
 Die  in  gevangenschap  zuchtten,  werden  uit hunne slavernij  bevrijd,  en  
 de  belastingen,  die  men  hen vroeger liet  betalen,  werden  den vrienden  
 der letterkunde geheel kwijt gescholden. 
 De  storm,  tot  China’s  vernietiging  bestemd,  was  op hetpunt van uit  
 te  barsten,  toen Meng ko  zelf,  door  verraad  van  een  hunner  bedreigd,  
 zieh  eerst  zekerheid  verschaffen  moest  dat  hij  in  den  rüg  gedekt  was.  
 Maar de grootmoedigheid, waarmede hij den eerlooze behandelde, maakte  
 weinig  indruk  op  zijn  koud  gemoed.  Kort daarop was  hij weder in  een  
 nog  geyaarlijker  aanslag  gemengd,  en  nu  moest  het  zwaard  zijn  werk  
 verrigten  onder  zijne  aanhangers,  terwijl  hijzelf,  van al  zijne goederen  
 beroofd,  naar het verwijderde Siberie gebannen werd. 
 Hu pi  lai  had  zieh  inlusschen  op  een  zeer  avontuurlijken  togt  tegen  
 de  volksstammen  van  Turfan  begeven,  en  natuurlijk  ook  Sse  tschuen  
 doorkrüist.  Hij  verwachtte  zeer.  weinig  van  deze  onderneming,  maar  
 veel moeite en gevaren vielen hem len deel.  Tevens  had  hij  aan de wereld  
 getoond,  dat  hij  zoowel  in  gebergten  als  in  vlakten  een  leger  wist  te  
 bevelen,  en  zijne  groote  krijgskundige  talenten  verwekten  algemeene  
 bewondering.  Daarbij  kwam  nu  nog de algemeene liefde van het Chine-  
 sche volk;  dit  was  voldoende om  den nijd van  läge zielen  op  te wekken.  
 Meng ko was helaas zwak genoeg om hunne inblazingen  gehoor te leenen.  
 Zoo werd dan de verhevenste held  der Mongolen aangeklaagd van verraad  
 en  van  alle  waardigheden  beroofd.  Maar  in  plaats  van  de wapenen  te  
 grijpen  en  zieh  vreesselijk te wreken — want  het leger was Hu  pi lai op  
 leven  en  dood toegenegen  ging de menschenvriend  geheel alleen naar  
 het leger van  zijn broeder.  Hij  liet geen  enkel verwijt,  noch scheldwoord  
 hooren,  geen  de  minste  verbittering  kon  men  bij  hem  bespeuren;  hij  
 viel  zijn  broeder  om  den  hals  en riep u it:  «Vergeefmij,  men heeft u  
 bedrogen.»  Dit was  een onweerstaanbare eisch;  beide smolten in tränen,  
 en  de  jongeling keerde weldra verzoend als regent naar China terug. 
 Nu werd  de  oorlog  met het  hemelsche  Rijk  eindelijk  in  vollen  ernst  
 voortgezel;  Meng  ko  zelf  voerde  zijne  benden  naar  Sse tschuen.  Daar  
 schaardehrij de Soldaten voorde vestingHo tscheu, die zijne aanvallen weer-  
 stond. Dit kon hij niet dulden; zelf voerdehijdewoedendenomadenaan,en  
 was op het punt omdenmuur te beklimmen, toen hij  gewond nederzonk.  
 Zijne getrouwen von den weldra zijn lijk,  en de veldtogt werd opgegeven. 
 Hu pi lai werd nu algemeen als Khan aangemerkt;  maar hij  wilde nog  
 niet  naar de woestijn  terugkeeren om daar de  hulde der opperhoofden te  
 ontvangen,  eer  hij  in  China  iets  groots  verrigt had,  dat hem  den troon  
 waardig  maakte.  Toen  hij  berigt  ontving  van  den wensch  zijner  natie,  
 beklom  hij een heuvel,  die  hem het overzigt bood over den geheelen Jang  
 Ise.  Van deze hoogte staarde hij op  het rijke China, en met groot ongeduld