
Ti mur. Deze minister had zieh alle magt aangematigd en leefde zoo dartel
en ongebonden, dat men er zelfs aan een hof, waar zinnelijke lust het
eenig genoegen uitmaakle, verbaasd over was. Yoor zijne groote maal-
tijden werden dikwijls vijftien tot zeventien paarden geslagt, want dit
vleesch was bij de Tartaren eene lekkernij; alle overige mondbehoeften
werden in denzelfden overvloed aangebragt. Geheei aan den weliust ver-
slaafd, bragt hij den meesten tijd in het harem door; daar had hij niet
minder dan veertig prinsessen van den bloede van lijd tot lijd gekozen,
om zijne lusten te dienen. Zulk een Sardanapalus koij niet langleven; hij
stierf juist toen hij zonder twijfel het zwaard zou getrokken hebben om
te beslissen wie zijn opvolger moest zijn. Het land kon inderdaad blijde
zijn dat de rustverstoorder dood was, op wien bovendien het vermoeden
rustte van de twee vorige keizers vergiftigd te hebben.
Zoodra er weder eensgezindheid in het kabinet plaats greep, stelde de
regenles den dertienjarigen knaap To hoan Ti mur als keizer voor. Om
staatkundige redenen had deze knaap reeds vroeg zeer veel te lijden. Hij
werdeerstnaareeneilandnabij Korea gezonden, want men trok deechtheid
zijner geboorte in twijfel. Naderhand werd hij naar Kuang si gebannen,
in deze provincie bevond hij zieh, toen een bode de geheel onverwachte
tijding bragt, dat hij over het Chinesche rijk regeren moest (1553). De
geschiedenis noemt hem Schun ti, hij was de laatste keizer van dezenstam.
Men koos thans de beste ministers, om den onervaren jongeling met
raad en daad bij te staan, en zoo mogelijk een krachtigbestuur te vestigen.
Maar zoowel het begin als het einde zijner regering wastreurig. Verschei-
dene Groolen, en onder anderen twee broeders van de keizerin, zagen met
misnoegen dat een zwakke knaap heer over, hen moest zijn, daarom waren
zij bereid om het paleis te bestormen en Schun ti om ’t Jeven te brengen.
Toen het plan rijp was, vertoonden zij zieh eensklaps met een hoop vermeide
trawanten aan de poort van het slot, maar werden door de lijfwacht,
die hären heer getrouw was gebleven, zeer heftig ontvangen en met groot
verlies afgeslagen. De aanvoerders werden gevangen genomen en terstond
gespietstof onthoofd. Een hunner drong het paleis binnen; hij werd van
de eene kamer naar de andere vervolgd, lotdat hij eindelijk inhetvertrek
zijner zuster, de keizerin, kwam en zieh achter haar slaatskleed verbergen
wilde. Maar de vervolgers vraagden niet naar de majesteit der bescherm-
ster; zij doorstakeu den trouwelooze in hare tegenwoordigheid, en haar
kleed werd met het bloed haars broeders bespat. Toen zij zieh over die
wreedheid beklagen wilde, werd zijzelve weggesleept, enoogenblikkelijk
ter dood gebragt. Dit was het eerste tooneel van het tragische bestuur
van To hoan Ti mur.
Veel schrikkelijker waren de gevolgen van den hongersnood, die in de
zuidelijke provincien des rijks woedde, en men zegt, dat daardoor 13
millioen menschen omkwamen. Iels dergelijks vindt men bezwaarlijk in
de geschiedenis van eenigen Staat. Een der mandapjnen zond een berigt
in, dat het in zijn distrikt bloed geregend had, en weldrakwam de tijding
van eene vreesselijke aardbeving, waardoor een berg was weggerukt en
in diens plaats eene zee ontslaan. Vrees en ontzetting vervulden thans
elks binnenste; maar To hoan Ti mur bleef bedaard en vermaakte zieh
met een grooten stoet van onderhoorigen op de jagt.
Tot hiertoe hadden de ongelukken op grooten afstand van het hof
plaats gegrepen; maar nu zou de hand des Allerhoogsten de hoofdstad
zelve treffen. Eene vreesselijke aardbeving wierp het keizerlijk Walhalla
omver, iets, dat alle hovelingen met schrik vervulde. De keizer had zieh
naar Tartarije begeven, waar hem een ohtzettende hagelbui in zijne tent
overviel en deed sidderen. Zulke voorteekenen wekten bij de geheele
natie de overtuiging dat het huis der Mongolen zijn’ ondergang nabij was.
De roovers gingen riu zoo snood te werk, dat een aanlal booswichlen zelfs
het zilverblik van de bordjes afrolde, waarop de namen der overleden
keizers geschreven waren.
To hoan Ti mur was bovendien ongelukkig in al zijne ondernemingen;
wat hij aanving mislukte, en bragt hem schade en schände. De censors
berisplen hem zeer luide, waarover hij zeer vergramd was, want hij verdiende
dikwijls dat misnoegen en die bijtende aanmerkingen in geenen
deele. Zijne moeder overreeddehem derhalve, om dezeonruslige berispers
te verbannen en menschen in hunne plaats te stellen, die een’ monarch
geen bittere waarheden, maar vleijerijen zouden zeggen. Toen de man-
darijnen, die wegens hunne vrijmoedigheid gebannen werden, het hof
verlieten, treurde het geheele volk om die vrienden des vaderlands; men
beschouwde hen als martelaars van de heilige zaak, en verkondigde den
hoogen en onwrikbaren moed deronomkoopbarenmethoogeloftuitingen.
Om den beker des ongeluks vol te meten, had de onervaren vorst met
zeer booze en halsstarrige ministers te kampen. Bij den aanvang zijner
regering was een andere Pe jen de eerste slaatsman des lands; maar deze
handelde naar willekeur en rigtte zeer veel schade aan. Hij stelde zieh
zoo trotsch aan, dat zijne eigene bloedverwanten als zijne aanklagers
optraden. Men moest hem echter met list gevangen nemen, want hij had