
 
        
         
		klaps  ongesteid  gevoejde.  Nadat  hij  van  het  gaslmaal  was opgcstaan,  
 begaf bij  zieh  naar  zijn  kabinet,  wierp zieh op zijn  bed, en was  binnen  
 weinig  uren  een lijk.  Het  vermoeden  van vergifliging viel natuurlijk op  
 den beleedigden Jen Ti mur,  maar men  had  geene  bewijzen en kon  dus  
 Ho schi la’s dood  ook aan zijne plotselinge blijdschap  toesehrijven.  Zijne  
 nederige  verklaring,  dat  hij  geheelenal  den  raad  zijner  bekwame  ministers  
 wilde  volgen,  had  bij  den  kabinetsraad  de.blijde hoop verwekt,  
 dat  zij  nu het roer van Staat zelven  zouden grijpen;  doch  deze verwach-  
 ting werd verijdeld. 
 Tu  Ti mur,  zijn  broeder  (door  de Chinezen werd  hij Wen  tsong ge-  
 noemd), besteeg natuurlijk  Ihans den  troon, waarvan hij  te voren afstand  
 gedaan  had.  Jen Ti mur,  zijn vertrouweling,  werd tot eersten minister  
 benoemd  en  leidde voortaan de geheele  regering.  Toen men  hem weldra  
 moede was,  en eene zamenzwering op het louw zette,  strafte de keizer de  
 medepligtigen  met  den  dood  en  versterkte  op  die  wijze  het -gezag  van  
 zijn leidsman. 
 Eene  der  eerste  verordeningen van  den vorst was  de verzameling der  
 Mongoolsche  wetten,  zeden,  gebruiken  en geschiedkundige Fragmenten,  
 om,  zooals  hij  zeide,  zijn  levenswandel  daarnaar  te vormen.  Nu las de  
 jongeling  van  de  groote  daden van Tsching gis  en Kub lai en vond zieh  
 aangespoord  tot  navolging. Maar in  zijn binnenste streed zinnelijke Just,  
 zucht  tot  genoegen,  tot  spei  en  beuzelarij;  daarom  bleef het  bij  goede  
 voornemens.  Niet  tevreden  met  hetgeen  zijne  Iandgenooten  over  de  
 dynastie van  Juen  hadden  geschreven,  wenschte  hij  ook  de  historische  
 archieven der geschiedschrijvers van het hof te  openen, en geraakte daar-  
 over met de mandarijnen in twisl.  Nooit moet de regent de beoordeelingen  
 lezen,  die  door  de  wijzen  der  natie over  de leden zijner eigene dynastie  
 zijn geschreven;  want  dit  is slechls der nakomelingschap voorbehouden.  
 Over  den  verleden  tijd mag hij zieh naar welgevallen onderrigten,  maar  
 geenszins  zijne  kennis  pulten  uit de boeken der  tijdgenoolen,  die de ge-  
 woonte met  het  diepste  stilzwijgen  verzegelt.  Deze gronden schenen den  
 onderzoeker te bevredigen.  Hij  wilde  nu  iets  ondernen*en dat hem meer  
 roem zou opleveren, in plaats van zieh altijd met boeken en het oordeel van  
 schrijvers  bezig  te  houden.  Tot dit einde besloot hij  in de nabijheid van  
 zijn  vorig  verblijf een prächtigen tempel  te stichten,  om aan Boeddha  de  
 verschuldigde eer te brengen. Het land dat hiertoe gebruikt moest worden,  
 was zeer.uitgestrekt, maar nog niet groot genoeg voor het prächtig gebouw.  
 Men wilde  daarom  nog  veel  huizen sloopen,  om  den afgod eene kostbare 
 woning  te bouwen.  Toen een censor uit de school van Kong fu tse dit ver-  
 nam,  maakte  hij  er  de  ernstigste  bedenkingen legen en verklaarde  nooit  
 te zullen toegeven,  dat het volk uilhoofde van afgoderij  leed,  en  dat  het  
 een misbruik van  de  zoo  zeer  geprezen  goedheid  van  Boeddha  was,  om  
 den armen  hun land te ontrooven.  Aan zulk  eene vermaning moest Tu Ti  
 mur natuurlijk gehoor geven en dus werd ook het bouwep  gestaakt. 
 Tu  Ti  mur’s  gemoed  was  geheel  vervuld  met  de  vergoding  van  den  
 Dalai-lama;  daarom ontbood hij een Awatar aan het hof wien hij de hoogse  
 eer  bewees.  Het  is. volstrekt  onverklaarbaar  hoe deze  ellendige wezens,  
 wier  stompheid  van  zin  en  bijgeloof alle grenzen overschrijdt, niettemin  
 zoo  grooten  invloed  uitgeoefend  hebben  op  het  krachtige  geslacht  der  
 Mongolen,  en  tot  op  den  dag  van  heden  nog  uiloefenen.  De Chinesche  
 Grooten,  die  hij  gelastte  nooit  met den grooten Lama te spreken zonder  
 de  knie  te  buigen,  gevoelden  zieh  diep  gekrenkt;  om  hen dus te bevredigen  
 ,  verleende  hij  aan  Kong  fu tse  en  zijne  moeder  een’  hoogeren  
 eerrang. 
 Het  werd  thans  meer  en  meer  zigtbaar  dat  de grondvesten  van den  
 troon der Mongolen vermolmd waren. Door de vöorname Chinezen van de  
 regeringszaken  uit  te.sluiten,  hadden  zij  de  mannen,  die  den meesten  
 invloed bezaten,  van  zieh  afkeerig gemaakt.  Het militaire gouvernemerit  
 behaagde  ook  niet  aan  de  vredelievende  menschen;  de knevelarijen  der  
 Soldaten  en  kleinere  vorsten,  die door het geheele land verspreid waren,  
 zetten het volk insgelijks legen  hunne gebieders op.  Daarom  viel het den  
 stadhouder van Sse tschuen  gemakkelijk,  zieh onafhankelijk  te verklären  
 en zieh tevens in zijn  gebied te handhaven.  In Jun  nan hadden zeer langdurige  
 en hevige opstanden  plaats,  die door de inboorlingen ondersteund  
 werden.  Een  van  de  generaals  ging  zelfs  tot  de opstandelingen over,  en  
 hoezeer  dezen  totaal  geslagen werden,  was de vlam  toch nog niet uitge-  
 bluscht.  —  Zoo  bleef  het  een  tijd  lang  onzeker,  hoe  lang de Mongolen  
 meester zouden blijveri over de Chinezen. 
 Zoo  als  gewoonlijk,  werd  het  land  ook  onder  de  regering van Tu Ti  
 mur  door  vele  onheilen  getroffen.  De keizer was  zelfs in  zijn paleis niet  
 veilig,  en  eene  zamenzwering  had  hem  bijkans  het leven  gekost.  Yer-  
 moeid  van  de  weelderigheid  en  de  vermaken des hofs stierf hij,  kort na  
 eene  gedüchte  aardbeving,  en  liet het land in een zeer treurigen  toesland  
 achter. 
 De groote vraag, wie thans  regeren moest, was zeer moeijelijk te beant-  
 woorden;  ward  de  keizerin dacht  niet eenstemmig met den magtigen  Jen