
 
        
         
		sommeil  voor  deze  oorlogen betalen,  en  tocli  den  vrede  nog  moesten  
 koopen.  Toen  Hi gan  dus ais afgevaardigde  van  Pe king  kwam,  maakte  
 bij  eene groote  vertooning  met des  keizers  bevelen,  die  tot  uitroeÿing  
 van  den  geheeleu  stam  beslemd  waren ;  maar  tegelijkertijd  werden er  
 geheime  boden  tot de  Jao  gezonden,  om  met  hen  over het  verdrag te  
 raadplegen. Men  bleef  eindelijk  aandringen op de  belaling  van  900,000  
 oncen  zilver.  De  belofte  werd  vervuld,  de  gevolmagligden  betaalden  
 deze  «om  aan  de barbaren ,  en  dezen  vergunden  hunnerzijds  den  Chi-  
 nezen vrijen  aftogt. Toen  de  laatslen  naderhand  eenige  bürgten  wilden  
 bouwen,  oro  de  voornoemde  bergbewoners  in  bedwang  te  houden,  
 wierpen de  Jao  de muren  omver en vermeiden  alles tot  den  grond toe.  
 Dil  boezemde  den  nabijwonenden  mandarijnen  eerbied  in  en  zij  durf-  
 den de barbaren niet weder  onderdrukken. De  eenige  man  die  aanmer-  
 kelijke schade leed, was  de gouverneur  Li ;  hij moest  drie  tienden  van  
 de  uitgaven  voor den veldtogt  betalen,  besteedde  daartoe  zijn  geheel,  
 door vele knevelarijen bijeengebragt,  vermögen,  en  moest  daarbij  nog  
 in  balliugschap  gaau.  Kort  te  voren  was  hij  minister  des  kabinets  
 geweest  en nu  een arme  vergeten  sukkel.  Zoo  veranderlijk  is de gunst  
 der Chinesche  monarchen. 
 De  keizerin  stierf;  kort  daarna  sloot  Tao  kuang  een  huwelijk  met  
 eene der uitmuntendste  vrouwen  van  hären  tijd.  In hären omgang vond  
 hij  volkomen  bevrediging,  want  zij  was  schoon  en  vol  geest,  en ver-  
 stond  de  kunst  om  hem  geheelenal  te  beheerschen.  Yan dit oogenblik  
 af  was  zij  de  regentes,  die  eigenmagtig  over  staatszaken  beschikte.  
 Zij  was  tegen  deze  zaken  wel  opgewassen,  betoonde  buiten-  
 gewone  kracht  tot  liandelen  en  was  een  voorwerp  der  algemeene  
 -bewondering»  In  plaals  van  op  het  oude  spoor  voort  te gaan,  dacht  
 zij  op hervormingen  ter  bevestiging van  den  troon.  Zij begon met jonge  
 en  werkzame mandarijnen  tot  de hoogste waardigheden  aan  te  stellen.  
 In alle  provincies werden uitstekende mannen  tot gouverneurs en  andere  
 hooge posten benoemd ;  overál heerschte leven en  beweging ter invoering  
 van  een beler stelsel.  Maar terwijl zij velen begunsligde , maakte zij  zieh  
 ook  een groot aantal vijanden,  die hären  ondergang zwoeren.  Zij'bezat  
 echter  een  onwrikbaren  steun  voor haar  gezag  in  de  liefde  van  hären  
 echtgenoot,  die  slechts  aan  hare  wenschen  gehoor  gaf.  Zij  was  het,  
 door  wier  toedoen  een  voorslel  tot  wettigen  invoer  van  de  opiuin  
 gedaan  werd.  Indien  haar  wensch  vervuld  was  geworden,  dan  zou  
 het  er  thans  geheel  anders  in  het  land  uitzien  en  China  zou  vele 
 rampen  ontkomen  zijn.  Nadat  zij  nu  verscheidene  jaren  geheelenal  
 hären  zin  had  gehad,  ging  het  ook  met  haa r,  gelijk  met  zoovele  
 gnnslelingen  op  de  wereld.  Zij  schonk  den  keizer  geen  zoon;  deze  
 werd  daardoor  koel,  maar  onverschilligheid  kon  zulk  eene  trouwhar-  
 tige  vrouw  niet  verdragen.  Zij  kwelde  zieh  dagelijks,  verloor  allen  
 invloed,  werd  bij  al  hare  onschuld  belasterd  en  daalde  eindelijk  ten  
 grave,  verzadjgd  van  het  hofleven  en  ontevreden  met  haar  aanzijn.  
 Bij  hären  dood  betreurde  de  keizer  zijn  verlies  in  een  rondgaanden  
 brief,  waarvan  de  slijl  moeijelijk  te  verstaan,  en  klassiek  was.  Maar  
 zij  werd  spoedig  vergeten,  en  naauwelijks  herinnert  men  zieh  thans  
 nog  hären  naam.  Met  hären dood  was  ook  hare  partij  gevallen,  menschen  
 van  geheel  tegenovergestelde  beginselen  maakten  zieh  méester  
 van  het  bestuur en bleven  aan  de regering  tot  op  het  midden van  den  
 oorlog  met  de  Engelschen,  toen  ook  zij  voor  betere  staalsmannen  
 moesten  plaats  maken. 
 Yele  ongelukken  troffen  China  in  het  Jaar  1853.  Sse  tschuen,  len  
 allen  tijde  berucht  wegens  veelvuldig  en  onophoudelijk  oproer,  gaf  
 weder  aanleiding tot uitbarstingen,  die  nogtans  spoedig  gedempt werden. 
   In  Turkestan  kruisigde  men  op  staande  voet  de  rebellen,  die  
 de  Turksche  Begs  tot  opstand  wilden  bewegen,  en  smporde  aldus het  
 kwaad in de  geboorle.  In  het  zuiden  werden  de  rijstvelden  door over-  
 stroomingen  vermeid;  dit  was  vooral  in  Cantón  het  geval,  waar  de  
 inwoners  vreesselijk  bezocht,  en  velen  van  have,  eigendom  en  leven  
 beroofd  werden.  Men  kon  met  schuiten  over  de  straten  varen,  en  
 overal  stond  het  vlakke  land  onder  water.  Indien  de  arme  inwoners  
 de  vlugt  namen  naar  de  bergen,  waren  zij  daar  aan  den  honger  
 blootgesteld,  en  vonden  nergens  een  toevlugtsoord,  om  hun  leven  
 te  rekken. Wanneer  men  nooit  zulk  een  ramp  gezien  lieeft,  kan men  
 zieh  van  de  eilende  dezer  sterk  bevolkte  slreken  geen  denkbeeid  
 vormen.  De  regering  maakt  het  zieh  tot  eene  wet,  zoo  schoon  als  
 mogelijk is over de te verleenen hulp  te  spreken,  maar  levens de volks-  
 massaas  bedaard  van  honger  te  laten  sterven.  In  Europa,  waar  men  
 slechts de leugenachtigfe berigten  van  de  groote  daden  der mandarijnen  
 leest,  kan  men  zieh  nooit  een  juist  denkbeeid  vormen  van  de  hard-  
 vochtigheid  der  overlieden.  Maar  het  volk  schikt  zieh  in  zijn  Iot,  en  
 wanneer  zieh geen ander uitzigl opdoet,  legthetzich vrijwillig neder om  
 te sterven. Anderen verdrinken zieh of plegen op andere wijze zelfmoord,  
 zoodat  de  deerniswaardigste  lijders  zeer  spoedig  een  eind  maken  aan