
 
        
         
		de  misstappen,  die  hij  begaan  had,  de  onopmerkzaamheid  en  onver-  
 schilligheid  ten  aanzien  van  de  goede  lessen  zijner  ouders,  de  geld-  
 verspilling  aan  nietige  zaken,  en  de  hebzucht  waarmede  hij  zijnen  
 onderdanen  groote  sommen  afperste.  Maar  een  laat  berouw  van dezen  
 aard  kan  slechts  van  geringe  waarde  zijn.  —  Hij  deed  den  overstap  
 naar de eeuwigheid, onbetreurd  en ongeacht in het 24ste jaar zijns levens. 
 Schall,  wien  de  keizer  nooit  anders  dan  Ma  fa  (eerwaardige  vader)  
 noemde,  verhaalt  ons  zeer  veel  van  de  goedhartigheid  des  monarchs.  
 Des  winters,  toen  de  zendeling  niet  warm  genoeg  gekleed  was,  trok  
 de  keizer  zijn  eigen  pels  uit  en  gal  die  aan  zijn  leeraar.  Anderen,  
 zeide  hij,  dienen  mij  uit  baatzuchlige  oogmerken,  maar  hoezeer  
 Ma  fa  weet  dat  ik  hem  lief  heb,  verzoekt  hij  mij  nogtans  niet  om  
 gunstbewijzen,  en  als  ik  ze  hem  aanbied,  dan  slaat  hij  ze  af.  —  
 Twee  van  zijne  medearbeiders  waren  in  Sse  tschuen als verdachte per-  
 sonen  gevat;  maar  toen  zij  Pe  king  bereikten,  ontving  de  keizer  hen  
 als  broeders  van  zijn  leeraar  met  hartelijke  vriendschap.  Dikwijls  
 sprak  hij  met  den  monarch  over  het  pausdom,  en  toonde  hem  ook  
 eene  met  plalen  versierde  levensgeschiedenis  van  onzen  Yerlosser,  
 waarvoor  hij  op  zijne  knien  viel.  Yan  het  oogenblik  zijner  
 hartstogt  voor  de  verleidelijke  schoone  begon  ook  de  neiging  tot  de  
 afgodsdienst  de  bovenhand  te  verkrijgen;  op  zijn  sterfbed  schonk  hij  
 zijn  vrijmoedigen  vermaner  vergiflenis,  en  zij  scheidden  in  vrede  en  
 vriendschap. 
 Schun  tschi  was  welwillend jegens alle vreemdelingen. De Portugezen  
 werden (1650) aangemaand om de opperheerschappij der nieuwe dynastie  
 te  erkennen,  daarin  bewilligden  zij  gereedelijk;  want  slechter  konden  
 de  zaken  niet  worden,  dan  zij  nu  sedert  een  tiental  jaren  geweest  
 waren.  Zij  namen  een  aantal  geschenken  mede,  zoodat  hunne  komst  
 zeer  welgevallig  was.  Aan  den  anderen  kant  hadden  de  Russen  het  
 grootste  gedeelte  van  Siberie  veroverd.  Het  was  inderdaad  een  ge-  
 lukkige  vond,  ofschoon  het  koude  klimaat  een  rijken  buit  in  deze  
 ondernemingen  onmogelijk maakte.  De  Czaar rekende  het  dus  noodig  
 een  gezantschap  naar  Pe  king  te  zenden.  Maar  de  gezanten  wilden  
 den  grond niet met  hun  hoofd  aanraken,  zoodat men hun geen  audientie  
 verkoos  te  verleenen.  Door  deze  ceremonie  verklaart  men  te  ge-  
 looven  dat  de  keizer  de  plaatsvervanger  des  hemels  op  aarde  is;  met  
 deze  overtuiging  eert  men  hem  hooger  dan  alle  afgoden  des  lands,  
 zoodra  men  den  grond  negenmaal  met  het  hoofd  aanraakt.  Zelfs  de 
 woeste  Russen  wilden daarmede  niets  te doen liebben,  maar verkregen  
 niettemin  vrijheid  jaarlijks  eene  karavaan  naar  Pe  king  te  zenden,  
 waarbij  zij  veel  voordeel  trokken  van  hunne  pelterijen. 
 Het  was  den  Holländers  thans  ernstig  te  doen  om  met  de  nieuwe  
 dynastie  in  vredelievende  aanraking  te  komen.  Zij  zonden  reeds  in  
 1654  een  gezantschap  naar  Pe  king,  dat  eerst  zeven  maanden  lang  
 de  streken  der  mandarijnen  te  Canton  verdragen  moest,  eer  de  
 vreemdelingen  het  genoegen  hadden  het  drakengezigt  des  keizers  
 te  mögen  aanschouwen.  Maar  wat  kon  het  geduld  der  Holländers  uit-  
 putten,  vooral  nu  een  groote  liandel  het  voorwerp  van  hun  streven  
 was? —  Op  de  reis  te  land  naar  Pe  king  vonden  zij  zeer  veel  sporen  
 van  de  verwoesting  des  oorlogs  en  het  geheele  land  met  puinhoopen  
 als  bezaaid.  Over  het  geheel  genomen  betoonden  de Tartaarsche over-  
 heden  zieh  zeer vriendelijk, gaven hun prächtige maaltijden,  en schenen  
 buitengewoon  belang  te  stellen  in  de  vreemdelingen.  Zelfs  de  gemalin  
 des  gouverneurs  van  Nan  king  rekende  het  niet  beneden  hare  waar-  
 digheid  zieh  gemeenzaam  met  de  vreemdelingen  te  onderhouden.  Te  
 Pe  king  aangekomen,  hadden  zij  zeer  groote  vijanden  aan  de  Je-  
 zui'elen  aldaar,  die  hen  als  opstandelingen  tegen  de  geloovige  Span-  
 jaarden,  als  tegenstanders  der  Portugezen  en  Ratholieken  in  Japan,  
 en  als  verstokte  kelters  bitter  haalten.  Men  heeft  ook  nog  een  brief  
 van  hen,  waarin  zij  het  als  hun  pligt  beschouwden  om  hun  aanzoek  
 op  alle  mogelijke  wijze  te  verhinderen. 
 Zonder  deze  tegenwerking  waren  de  antinationale  Chinezen  en  on-  
 wetende  Tartaren  bereid  genoeg  om  hun  plan  te  verijdelen.  Hunne  
 vordering  in  de  kunst  der  diplomatie  begon  met  de  eerste  grondstel-  
 lingen  der  zuivere  rede;  want  zij moesten bewijzen dat een volk gelijk  
 de  Holländers  werkelijk  bestond,  en  ten  tweede  dat  zij  hier  of  daar  
 een  landje  hadden,  waar  zij  zieh  plagten  op  te  houden,  zonder  hun  
 geheele leven  als zeeroovers  te  slijten.  Ofschoon  er  nu  geen  Fichte  in  
 den  keizerlijken  raad  gezeten  was,  die  op  onweerlegbare  wijsgeerige  
 gronden  had  kunnen  bewijzen  dat  er  nooit  zulk  eene  natie  bestond,  
 bleef  de  keizer  toch  zeer  lang  bij  zijn  gevoelen.  De wereldkaart moest  
 weder  voor  den  dag  gehaald  worden,  om  deze  twijfelingen  weg  te  
 nemen;  maar  de  barbaren  hadden  deze  immers  zelven  gemaakt,  en  
 hoe  gemakkelijk  was  het  zulk  een  land  te  teekenen  en  te  zeggen:  dit  
 is  het  onze.  Toen  nu  de  gezanten  dachten  dat  zij  alle tegenwerpingen  
 wederlegd  hadden,  werd  er  weder  eene  andere  vraag  tot  hen  gerigt,