
raders in het vervolg den moed te benemen. Van dit oogenblik af
was menschendieverij aan de Chinesche zijde de hoofdzaak van den
oorlog.
Het groolste deel der vloot zeilde thans naar den mond van de He ho,
om daar met de keizerlijke regering over de gewiglige zaken te raad-
plegeu, welke dezen veldtogt noodzakelijk gemaakt hadden. Toenmaals
had Ki sehen, een Tartaar, die vroeger gouverneur geweest was van
Jun nan en daarna van Sse tschuen, den grootsten invloed aan het
hol. Hij was een zeer voorzigtig, bescheiden en heleefd man, genoot
het vertrouwen van zijn opperheer in de hoogste mate, was zeer
gestreng jegens zijne medeofficieren en bijzonder hebzuchlig. Als de
grootste staalsman van dien tijd, en daarenboven nog stadhouder der
provincie Tsehi li, waariu Pe king gelegen was, werd hij natuurlijk door
Tao kuang met de onderhandeling belast. Ongelijk aan zijne landge-
nooten, die de vreemdelingen altijd schrik trachten in te boezemen
deels door hevige berispingen, deels door de vreesselijke wetten des
hemelschen Rijks, was hij zeer rekkelijk, vriendelijk en omzigtig.
Naauwelijks had de keizer van de aankomst der vloot gehoord, of
er verscheen een oflicier om aan de Engelsche gevolmagligden de keuze
van Ki sehen tot onderhandelaar bekend te maken. Om zijne vriende-
lijke gezindheden te toonen, zond deze terstond een grooten voorraad
mondbehoeften naar de schepen en beloofde binnen lien dagen ant-
woord op de brieven te geven. Gedurende dezen bepaalden tijd zeilden
de schepen van het eskader naar de verschillende deelen van den zee-
boezem om onderzoek te doen en nader bekend te worden met de aan-
grenzende landen. De uilkomst was zeer bevredigend; want men zag den
weelderigen grond van de Man tschurij, de goede havens der Miao
tao-groep, en de admiraal zelf bezocht de plaats waar de groote muiir
in zee uitloopt.
De tien dagen verstreken, maar nog kwam er geen antwoord. Toen
maaklen de Engelschen zieh gereed om eene landing te doen, en Ki
sehen, die dit zonder twijfel vernomen had, zond oogenblikkelijk een
bode met het berigt, dat hij reeds eenige dagen te voren een’ brief
had afgezonden , maar door de afwezigheid der vloot dien niet had
kunnen doen overhandigen. — Tevens verzocht hij kapitein Elliot aan
land te komen lot eene conferentie, om alle zwarigheden uit den
weg te ruimen. Niemand was geschikler voor langdurige onder-
handelingen dan Elliot; Ki sehen was ook de man om ze zoolang
mogelijk te rekken om aldus van den anderen kanl tijd le win
uen en daarenboven de Engelschen met vruchlelooze praatjes le ver-
moeijen. De onlvangst der Engelschen in de tenten was prächtig; de
Soldaten zoowel als de overigen die hen vergezelden werden heerlijk
onthaald. Ki sehen was enkel vriendelijkheid en beleefdheid; in zijn ge-
sprek toonde hij groolen takt, in plaals van barsch le antwoorden,
hoorde hij bedaard naar de gronden, maakte legenwerpingen, deed
vragen, die moeijelijk op le lossen waren, en gaf dan weder de verzeke-
xing, dal alles op de vriendschappelijksle wijze in orde zou kunnen
gebragt worden; gljmlachte om de moeijelijkheden en beloofde zijn’ per-
soonlijken invloed bij den keizer, om alles weder op een’ goeden
voet te brengen. Zijn onderhoud scheen betooverend op Elliot gewerkt
te hebben, waut hij kwam terug met de vaste overluiging, dät
de geschillen door zulk een bekwaam man zeer spoedig zouden bijgelegd
worden. Het gevolg der conferentie was noglans, dat de zaken wederom
aan den keizer ler beoordeeling moesten voorgelegd worden.
Aan het hof te Pe king zag het er echter zoo rüstig niet uit, als men
uit het gesprek van Ki sehen zou mögen opmaken. Deze man sprak met
waardigheid en zoo weinig gemoedsbeweging afsof er volslrekt niets van
beteekenis voorviel en de onderhandelingen slechts eene kleinigheid betroffen
, terwijl het geheele hof sidderde en het leger beangsl was. Hoe
groot ook het getal inwoners in de hoofdstad is, bestaat het grootsle ge-
deelle uit arme sukkels, die zieh dergelijke opschuddingen, als eene
landing der vreemdelingen zonder twijfel zou veroorzaken, aan-
stonds len nutte gemaakt zouden hebben om de rijken te plünderen.
Daarenboven was het leger niet op voet van oorlog, er bestond gebrek
aan wapenen, aan kleeding, aan moed, aan beradenheid, aan geesl van
onderneming. Ki sehen was met alle omstandigheden zeer wel bekend;
daarom bepaalde hij zieh aanstonds tot eene vredelieveiide behandeling
der vreemdelingen, teneindehen met de groolste beleefdheid weder naar
Canton, den uitersten hoek van het Rijk, le zenden. Daarbij deed hij
zijn best om den mond van de riyier zooveel mogelijk te versterken en
naar vermögen maatregelen tot yerdediging zijner provincie te nemen.
Al zijne ambtgenooten laakten hem wegens zijne vreesachtigheid en
gaven hem den naam van een lafharligen bloodaard, wiens> voorbeeld
het geheele leger besmetten zou. En dewijl hij zieh vroeger door
zijn onbescheiden en trotsch gedrag veel vijanden gemaakt en zieh
daarbij zeer groole afpersingen van de mandarijnen veroorloofd had,