
 
        
         
		kelijkc huldebetoon weigerde,  daarom bedreigde hij hem zeer ernstig met  
 een  dadeüjken  aanval,  waarop  de  vorst  zieh  daarin  schikte.  Ondanks  
 zyne vermaagschapping door huwelijk geraakle de keizer ook in den hevig-  
 sten  slrijd met de Türken,  die  hem  ligtelijk  zeer duur zou te staan zijn  
 gekomen, als deze Nomaden wat meer eensgezind geweest waren. 
 Ten hove was er helaas geen gebrek aan  kabalen,  die den ouden keizer  
 het  leven  moeijelijk  maakten.  Hij  was  genoodzaakt  den  troonopvolger  
 een zeer schranderen en opregten  prins,  ten  gunste zijns breeders van de  
 erfopvolging  uit  te  sluiten,  omdat  hij  zieh  over  de  koele  behandeling  
 zijner ouders eenigzins vrij  had uitgelaten,  en daarenboven omringd was  
 van  spionnen,  die  zijne  handelingen  in  het ongunstigste licht plaatsten.  
 Naauwelijks  was  de  andere  breeder tot kroonprins  benoemd,  of  de oade  
 keizer werd  op  het  ziekbed  geworpen,  en  de  eerzuchtige  zoon besliste  
 reeds bij voorraad schriftelijk over alle zaken. Dit papier kwamden keizer  
 in handen, en hevig verloornd over zulk een ongevoelig gedrag,herriep hij  
 njn vroeger besluit en ontbood zijnen  oudsten zoon. Maar reeds den  folgenden  
 morgen  stierf hij  (604),  en de prins,  die van zijn breeders voor-  
 nemen bengt ontvangen had,  liet hem worgen, en regeerde  daarop onder  
 den naam  van  Jang ti. 
 Kaotsu is een van de uitmnntendste keizers, die China ooit gehad heeft.  
 Voor zichzelven was hij matig  en spaarzaam,  maar zeer milddadig jegens  
 zijne  officieren  en  mannen  van  Verdienste.  Hij  nam  het  staatsbestuur  
 alleen  waar;  altijd  werkzaam,  altijd  opgeruimd en vrolijk;  maarwan-  
 neer  zijne  begeerten  eenmaal  de  overhand  verkregen,  was  hij  een  der  
 ontembaarste  mannen,  die  men  ergens  vinden  kon.  Hij  had het  volk  
 harlelijk lief en scheen slechts voor het heil van  anderen te leven. 
 Jangti zag met  het grootste genoegen dat zijn  vader zooveel geld  voor  
 hem bespaard  had;  het eerste plan dat hem  bezig hield, was,  dit  geld te  
 verkwisten.  Daartoe  verlegde  hij  de hoofdstad weder naär Lo jang in het  
 noord^n,  en begon de  schoonste en prächtigste  gebouwen op te trekken  
 die ooit door de handen  van Chinezen zijn  opgerigt.  Niels was zoo  kost-  
 baar,  of  het moest  aangebragt  worden,  hoe  groote sommen  er ook toe  
 vereischt mogten worden.  De rijkstekooplieden werden genoodzaakt hun  
 verblijf  in  de  nieuwe  hoofdstad  te  festigen,  en  er  fraaije  hdizen te  
 bouwen.  Het  lusthuis  dat  de keizer in de omstreken der  stad  aanlegde,  
 overtrof  de  paleizen  verre in  luister en  schoonheid.  Er  waren  10,000  
 kamen  voor de vrouwen ter  bewoning aangewezen,  en de  verrukkelijke  
 lusthoven  besloegen omslreeks twaalf mijlenindenomtrek. Maar de keizer 
 besteeddp  ook  belangrijke  sommen tot bevordering van den koophandel,  
 en  nog  bestaan  de  kanaleii  door  hem  aangelegd  om  de  gemeenschap  
 te bespoedigen.  —  Wanneer  Jang  ti een  toertje te paard deed  , werd  hij  
 door  o.mstreeks  duizend vrouwen,  die insgelijks  te paard  gezeten waren  
 en  zijne  lijfwacht  uitmaakten,  vergezeld,  zij  speelden  op verschillende  
 Instrumenten  en  verkondigden  in  hare  gezangen den lof van  den Opper-  
 gebieder. Zijne watertogten waren nog veel prächtiger.  Hijzelf  was gezeten  
 in  eene  ontzaggelijk  groote  boot, die zoo prächtig mogelijk  versierd  
 was,  terwijl de keizerin  een vaartuig had, schooner dan dat van Cleopatra.  
 De  togt  strekte zieh  verder dan  eene  mijl uit, en al de bedienden  tot den  
 minsten  soldaat  toe  droegen  de  kostbaarste  uniformen  met  gebor-  
 duurde  draken.  —  Werwaarts  de  keizer  zieh  ook  begaf,  wenschle hij  
 gedenkteekenen  van  zijne  zucht  tot  pracht achter te laten;  uitgestrekte  
 muren,  schoone  steden,  verbindingen  van  groote rivieren verkondigden  
 den  nakomeling zijne bezoeken. 
 Omstreeks  dezen  lijd ontstond er een oorlog met Birma.  De Chinezen  
 behaalden  eene schitterende overwinningen veroverden dehoofdstad, van  
 waar zij acht groote goüden afgoden als buit  roedebraglen. Dekoning, die  
 de  vijanden  met  olifanten  te  gemoet was getrokken en den slag  verloor  
 door  het  schuw  worden  der dieren,  die  zijn leger verlrapten,  ontvlood  
 ter zee,  zoodat de  overwinnaar hem  niet magtig worden  kon.  Zijn  onge-  
 luk  noodzaakte  een  ander  tweetal  koningen  der barbaren om Jang ti’s  
 gunst af te smeeken. Deze,  hoogst verblijd over zulk eeneeer,  ontving de  
 smeekelingen met  keizerlijke pracht en Jiet hen  niet zonderde rijkste ge-  
 schenken vertrekken.  Een zijner dienaren,  die  zieh met een  gezanlschap  
 naar  Tartarije  begeven  had,  was  een ondernemend man;  hij  hield zieh  
 bezig  met  het  ontdekken  van  landen, die bij  de Chinezen reeds lang in  
 vergetelheid  geraakt waren.  Bij  zijne terugkomst overhandigde hij zijnen  
 roemzuchtigen opperheer de kaart der  landen,  die  zieh tot aan de Kaspischezee  
 uitstrekten, eene kaart, die hijzelf vervaardigd had. Toen herinnerde 
 Jang  ti  zieh,  dat deze rijken eens aan de dynastie der Han onderworpen  
 geweest  waren,  en  moesten zij hem nu  niet als beschermheer erkennen?  
 Om zijne grootmoedigheidkenbaar temaken, zondhij terstond geld in over-  
 vloed, teneindede hoofden der inboorlingen aan zieh te Verbinden. Daaren-  
 tegen dwong  hij een’ naburigen vorst door de wapenen,  hem als leenheer  
 te  erkennen. — Waarschijnlijk  hadden  toenmaals reeds  de eilanders van  
 Lieu  kieu  eenig verkeer met China.  Maar daar zij  nog geen  onderdanen  
 des  rijks  waren,  zond  de roemzuchtige Jang ti  eene vloot  derwaarts,  om