
Weldra werd er een leger bijeen gebragt, maar de raadgever miste
de bekwaamheid om een groot plan te volvoeren, en de onderneming
mislukte geheel.
In plaats van zieh met zulke onbeduidende menschen in te 1 laten,
was de prins van Jen zeer voortvarend in zijne plannen, en stak, tot
groote verwondering der keizerlijken, in het gezigt van een geheel
leger de gele rivier over. Nu ontmoetten zijne krijgslieden geringen
tegenstand , en daar het geluk zijn leger aanmerkelijk vergrootte, rukte
hij met forsche marschen op de hoofdstad aan. Toen zond de geschokte
en bevreesde monarch de zuster van den prins, om hem tot zijne
bevredigirig de helft van het rijk aan te bieden. De bijeenkomst van
den lang gescheiden broeder en zuster was zeer aandoenlijk. Jen
vroeg haar op de hartelijkste wijze naar den toestand zijner broeders
en overige verwanten, en vergoot vele tränen over het ongeluk dat
hen getroffen had. Toen zij efen langdurig en hartelijk onderhoud gehad
hadden, verlangde de prinses een beslissend antwoord van hären broeder
te ontvangen; maar Jen hernam bescheiden, dat hij niet gekomen was
om land te veroveren , maar om de schuldigen te straffen, en dus niet
kon omkeeren. Wat moest men op dit huichelachtig voorwendsel zeg-
gen! Rusteloos naderde nu de prins van Jen de oevers van den Jang tse,
brandend van verlangen om de hoofdstad in bezit te nemen. Toen
zond men naar het westen om eene vloot ter bedekking van Nan king;
maar de besluurders des lands waren flaauw, en eer nog het bevel
was uitgevaardigd om de booten gereCd te maken, was Jen reeds aan
de overzijde. Daar ontmoetten hem de gezanten van zijn neef, die met
hun hoofd tegen den grond stieten en eenige woorden over de ver-
deeling des rijks mompelden. Maar Jen sloeg er geen acht o p ; hij
zond zijne broeders, de prinsen die nog in leven waren, welke om
vrede smeekend gekomen waren, ook weg, en trok naar de poorten der
hoofdstad, waarvan er hem weldra twee werden overgeleverd.
Nu was de ongelukkige Kien wen radeloos ; hij 'liep in het paleis
rond om te vragen hoe hij zieh uit dit ongeluk zou kunnen redden.
De twee ministers , die men de schuld van alles gaf, hadden zieh reeds
lang onder verschillende voorwendsels verwijderd, en beloofd hunnen
heer weldra belangrijke hulp te doen toekomen. Maar dit waren ijdele
woorden, zonder zin en kracht; zij hadden zieh alleen verwijderd om
hun leven te rekken.
De keizer stond reeds op het punt om de vlugt te nemen en zieh
in de westelijke provincies dapper te verdedigen, toen een leeraar der
akademie hem door bedrog tot andere maatregelen noodzaakte. Hij sprak
van den uiterstenwil zijns grootvaders, dien deze hem had toevertrouwd
om er in den hoogsten nood gebruik van te maken, en loonde hem
eene melalen kist, waarin het testament zieh bevond. Daar zij de
gedaante eener doodkist had, was Kien wen zoo verschrikt, dat
hij terstond bevel gaf om zijn paleis in brand te steken. Toen de
keizerin de vlammen zag, sprong zij er in om zieh van des levens
zorgen te bevrijden en eene vreesselijke eeuwigheid te gemoet te gaan.
Kien wen opende de kist, en ziedaar, hij vond een monnikspij met
•de aanwijzing om in een klooster te gaan.— De monarch draalde niet
Jang met aan dezen wensch gehoor te geven , en vermits er een schaar
bij de kleedingstukken lag, sneed de gedienstige leeraar zijn ge-
bieder aanstonds het hair af. Zoodra dit ruchtbaar geworden was,
vertoonden zieh eenentwintig Grooten, die denzelfden wensch uitten,
om zieh in een tempel af te zonderen ; nu was het inderdaad een wed-
strijd, wie het eerst zijn hair zou laten scheren en den gelen tabbaard
aantrekken. Aldus verkleed, ging dit troepje de poort van Nan king
u it, om zieh naar een, in het testament aangewezen, klooster te begeven.
Aan den oever van den Jang tse vonden zij eene boot; een priester
stuurde die, en gaf voor, dat hij in een droom den last ontvangen
had om den keizer naar zijn aanstaande woonplaats te brengen. Hij
nam hem dus zeer vriendelijk en eerbiedig op, terwijl de overige
bekeerlingen verschillende wegen insloegen om geen opzien te baren,
en zoo werden zij allen kloosterbroeders. Overeenkomstig de afspraak
moest de keizer naar Jun nan gaan, om daar in het paleis van den
stadhouder, een zeer getrouw vriend, zijn leven te eindigen. Na rijp
beraad vond men dat dit plan onuitvoerlijk was, en zoo leefde het
aanzienlijk gezelschap verstrooid van groente en rijst, zonder zieh over
deze levenswijze in het minst te beklagen.
De prins van Jen kwam eindelijk in de hoofdstad aan; daar hij
stellig geloofde, dat zijn neef gestorven was, knielde hij bij het graf
der keizerin, die hij als Kien wen’s gemalin beschouwde, en scheen
daar te smelten van tränen en berouw. Maar deze aandoening des
huichelaars was kort van duur; spoedig vaardigde hij een bevel u it,
dat ieder die de verraders kende, daarvan berigt moest geven, en op
de rijkste belooning kon rekenen. Jen begon met de veroordeeling der
■twee ministers die hem zoo veel onrust veroorzaakt hadden, en ver