
gebragt, dat bij zichzelven worgde. De Staat had vervolgens slechts de
rooverbenden en vrijbuiters te onderdrukken. Eensklapsdeden deTufanen
van Koko nor een inval in China. Zij rukten zoo snel voorwaarls dal zij,
nog eer hun een leger te gemoet kon gezonden worden, reeds de hoofdstad
bereikt hadden en daar de vreesselijkste plunderingen bedreven
Een dapper generaal nam het ook met dezen op; na vele bloedige veldslagen,
bewoog hij ook dezen vijand doormiddelzijneroverredingskracht
om het land te ruimen. Toen telde de keizer zijn volk, en zie! door het
zwaard, de pest en den hongersnood was bijna de helft der Soldaten
omgekomen. De monarch hoorde daarom gaarne naar de vermaningen
d.e men hem wegens zijn bestuur gaf. Toen een zijner gunstelingen i
aangeklaagd werd, ontsloeg hij hem uit zijne dienst, hoezeer hijzelfniet
gelooven kon, dat hij schuldig was. Aan den zoon des generaals, die het
land van de vernielende vijanden gered had, schonk hij vergiffenis, toen
deze zieh onbeschaamd jegens eene keizerlijke prinses, zijne vrouw, had
uitgelaten, dat hij even veel regt had op de kroon als haar vader, en zieh
reeds lang daarvan had kunnen meester maken. Doch hij stelde veelprijs
op het gezelschap der kamerlingen; daarom vertrouwde hij hun de hoogste
posten toe, zonder zieh aan de berisping der censoren tebekreunen.
D.t was eene zeer stormachtige regering, vol bloed en muiterijen, zoodat
Tai tsong naauwelijks een oogenblik de zegeningen des vredes genoot.
Nog opprächtigen mannelijken leeftijd stierf hij (779). Hij was een vorst,
meer lijdelijk dan handelend, goedhartig en getrouw aan zijne beloften'
in günstiger tijden zou hij een vader zijns lands geweesl zijn. Zijn zoon
Te tsong, onder de voogdij van den beroemden veldmaarschalk Kuo tse ji
werd zijn opvolger.
De oude generaal had vele zonen en dochters, die hem zoo talrijke
kleinzonen schonken, dat hij zenooitbij name noemen kon, en op zijn
verjaardag zijn geheele huis gevuld zag van verwanten. Hij had eenstoct
vanoOOO bedienden, die allen genoeg te doen hadden metdebevelen huns
meeslers te volbrengen. De grijsaard zelf was een vijand van alle partij-
digheid, hij begafde officiersplaatsen nietnaargunst, maarnaarbekwaam-
heid, zoodat hij eenen grooten aanhang van de braafsle menschen om zieh
had. Hij was een rondborslig, eerlijk man, die zieh niet met streken
ophield, en zoolang hij deel had aan het bestuur, was het land in rust en
ieder had ontzag voor den opperheer.
De jonge Te tsong wilde alle takken van bestuur verbetere'n; hij ver-
wijderde de talrijke vrouwen, de hanen cn andere gedierten die men vermaakshalve
met zeer groote kosten aan het hof onderhield. Hij wilde ook
het getal der bedelmonniken verminderen en drong aan op eene veran-
derde inrigting van het monnikenwezen. Daar hij de bedriegerijen en
onderdrukkingen der mandarijnen vreesde, gaf hij zeer gestrenge weiten,
dat ieder aanklager gehoord moest worden. Maar het gevolg was, dat
allerlei siecht gespuis hem met verzoekschriften bestormde, daarom
inoest men dit plan weder laten varen. — De keizer wenschte van alle
bijgeloof bevrijd te zijn en wilde zieh volslrekt niet stören aan voortee-
kens. Daarom lachte hij met de verklaringen van luchlverschijnsels en
hemelteekenen. Een sladhouder had zijn vader eene bijzondere soort van
kat gezonden, die niet slechts hare jongen, rnaar ook de ratten zoogde.
Doch hij spotte met zulke dwaasheden, en wilde de ellendige waarzeggers
volslrekt geen geloof schenken.
Nu zou men verwacht hebben dat zijne regering krachtig en heilrijk
voor het volk was; maar daarin bedroog men zieh; er borst weder
opstand in vele streken uit. Zells de Soldaten die men uit de hoofdslad
had afgezonden om de onlusleu te dempen, werden zeer siecht van voed-
sel voorzien, hunne gezinnen werdeii niet verzorgd , en bevonden zieh
voor het overige in bedroevenden tocstand. Daarom plantten zij de banier
des opstands, verkozen een aanvoerder die zieh als keizer liet uitroepen,
verdreven den ongelukkigen Te tsong uit de hoofdstad en pleegden de
groolste gruwelen aan de begraafplaalsen en in den tempe! der voorzaten
van den Opperheer. Toen verschrikle de keizer over de bestendige onge-
lukken ; om de opstandelingen weder tot hunnen pligt te brengen , kon-
digde hij eene algemeene amnestie a f, waarvan alleen de goddelooze
tegenkeizer meedoogenloos was uitgesloten. Dit geschrift, waarin hij zich-
zelven van vele misdrijven beschuildigde en als de oorzaak aller onheilen
bekend maakle, verwierf algemeene toejuiching. Velen der oproerlingen
staken het zwaard in de schede en hielpen hunnen opperheer om de
golven des oproers te stillen. Na langdurige schermutseiingen werd het
eindelijk vrede ; doch er was veel bloed gestört; de arme landman had
bovendien veel te lijden door misgewas en overstrooming. Naauwelijks
was men met de hoofden van den opstand gereed, of de Tufanen deden
een inval, en de keizer was genoodzaakt eenen smadelijken vrede met
hen te sluiten. Het ergste was dal men eeneChinesche prinses in de armen
van het naburig opperhoofd der Türken moest leveren, en zulks alleen uit
zwakheid. De ondernemende en gelukkige generaal, die zooveel voor het
land gedaan had, werd verliefd op eene der bloedverwanten van den mo