
schuwde W« wang, dat men niet te groote waarde moest hechten
aan vreemde dingen — eene grondstelling, die het rijk door alle
lijden heen standvastig behouden heeft. Eens verkeerde Wu wang
in levensgevaar, toen werden door zijne verwanten vurige gebeden
tcn hemel gezonden, en hij herstelde weder van de zware ziekte.
Wu wang is de stamvader der groote familie van Tscheu, die langer
dan ooit eenige andere op den Chineschen troon gezelen heeft.
AI deze vorsten droegen den titel Wang, koning; terwijl hunne voor-
gangers Ti, heerschers of keizers, genoemd werden. Men moet mis-
schien de oorzaak hiervan zoeken in het beperken van de magt der
regerenden door de leenvorsten.
Terwijl Israel tot een koningrijk was opgegroeid en de bloeitijd des
volks genaderd was, terwijl de Grieken zieh spoedig daarna in den
Trojaanschen oorlog verzamelden, Tyrus en Sidon reeds in alle kust-
landen der Middellandsche zee beroemd waren, ontwikkelde China
zieh langzamerband, en behield voor altijd het karakler, dat er ge-
durende de dynastie van Tscheu op gestempeld werd.
Tsching, de zoon van Wu, was nog een kind, toen zijn vader
slierf (1115), en daar het rijk nog op verre 11a niet in rust was,
bekleedde zijn 00m Tscheu kong het regentschap. Dit was een van
de groote wijzen, die bet middelrijk heeft voortgebragt. Zijne ge-
sprekken, waarin hij zijnen neef de kunst van regeren leerde, be-
waart men tot op dezen dag als een Spiegel voor vorsten. Hij liet
het geenszins daarbij berusten, dat zijn kweekeling bespiegelend on-
derwijs ontving, maar hij bestemde een aantal ambtenaren orn hem
tot orde te noodzaken, en het uiterste te doen om zijnen vrijen wil
door vormen te beperken. Nadat de ontevredenen in het rijk weder
tot rust gebragt waren, wijdde Tscheu kong al zijnen tijd aan de
behandeling van staatszaken; zijn roem verbreidde zieh zoo spoedig,
dat gezanten uit Laos en Cocbinchina naar de hoofdstad ijlden, om
den verheven regent hunne hulde te brengen. Zij schreven de vrucht-
bare jaargetijden en de afwezigheid aller rampen aan het voortref-
felijk gedrag van China’s beheerscher toe, en het schijnt dat deze
zieh in de afgodische eer verblijd heeft. Om hunnen terugtogt te
besturen, gaf de vorst hun eene soort van karren, elke met een mag-
neetnaald voorzien, die naar het midden wees. Dit is reeds de
tweede maal, dat wij sporen van het kompas ontdekken.
Het hof werd thans te Lo jang gehouden, en de pracht nam
aanmerkelijk toe. Toen de jonge Tsching den troon besteeg, stonden
de vassalen eerbiedig rondom hem geschaard, en hij gevoelde zieh in
al zijne heerlijkheid. Na den dood van Tscheu kong, die hem zeer
diep trof, vond hij eenen leidsman in eenen anderen minister van
beproefde trouw. Tsching regeerde tevreden en gelukkig tot aan zijn
einde. De negen vazen — zij geleken op drievoeten — welke de
groote Ju gemaakt had, en waarop de kaarten der provinciengegraveerd
waren, werden zorgvuldig in het paleis bewaard en als een
ontegensprekelijk regt op de kroon beschouwd. De ijverzucht, die
men onder de verschillende leden der familie gekoesterd had, en
die bij het leven zijns broeders bijna ten verderve van Tscheu kong
gestrekt had, was uitgebluscht, en Kang, Tsching’s opvolger (1078)
regeerde zonder groot bezwaar, maar 00k zonder groote daden.
Tschao (1052) was een geheel ander man, zijn grootst en eemgst
genoegen bestond in de jagt, en hij bekreunde er zieh niet om,
als hij uitgestrekte akkers en koornvelden met de hoeven zijner
Sterke paarden plat trapte, of groote sommen aan paarden besteedde.
Bij een veldtogt waardoor hij het graan der boeren zeer beschadigd
had, wreekten dezen zieh door over een stroomend water eene brug
te slaan, welke brak, zoodra hij er- midden op was, zoodat hijzelf
benevens zijn gevolg verdronken is (1001.) Mu wang erfde dezelfde
zucht tot de jagt van zijn vader, maar deed toch bij den aanvang
zijner regering zeer schoone beloften. Geen landschap levert zulk een
voortreffelijk jagtveld op, als de streek nabij de bronnen der gele
rivier. Daar vermaakte zieh de koning met op beeren en tijgers te
schieten, terwijl zijne staatsdienaren naar welgevallen huishielden.
Indien een der vassalen, wien de leenvorsten tot hunnen scheidsregter
wilden maken, deze eer niet van de hand had gewezen, dan zou de
koning opgehouden hebben gebieder te zijn. Hoezeer hij toenmaals ter
naauwernood den opstand tegenhield, bleef hij niettemin dezelfde aan
het genoegen verslaafde mensch, zelfs nog toen de Tartaren uit het
westen een’ strooptogt in het land deden. (967) Het is zeer waarschijn-
lijk , dat de woestijnen te dier tijd nog weinig bewoond waren; want
dit is de eerste maal dat wij iets van deze nomaden in de geschiedenis
vernemen. Later kwamen zij dikwijls als de geesels des lands, waarin
welvaart en geluk bevestigd waren. Bij deze gelegenheid vlugtten zij
weder naar de ontoegankelijkste wildernissen, en waar Mu helden-
daden verlangde te verrigten, yond hij niets anders dan wilde dieren,
4