
der volken, dat zij evenzecr als Napoleon verstonden, had nogtans iets
goeds; de Chinezen moesten zien dat ook andere volken beschaving hadden,
en dat zij niet de eenigen waren die daarop konden bogen. De zonen van
Han leerden dus aanmerkelijk van de beschaafde vreemdelingen uit het
Westen, werden inschikkelijker jegens buitenlanders en verbeterden hunne
sterrekunde, krijgskunst en staatsbestuur. Het volk had thans diep leeren
gevoelen, dat het in dien onlzenuwden toestand niets dan slavernij te
wachten had, en werd mannelijker, om zieh in de toekomst te knnnen
verdedigen. Gelijk ten jare 1815 in Duitschland de onderdrukking der
Franschen de heerlijkste vruchten van vaderlandsliefde voortbragt, zoo
ook in China het juk der Mongolen.
De vorsten waren geenszins afkeerig van de Chinesche wijsbegeerte;
sommigen verleenden aanzienlijke ondersteuning aan geleerden, en ver-
schillende beroemde mannen schreven onder hunne regering uitvoerige
werken over geschiedenis, wijsbegeerte en wetgeving. De Mongolen zelve
trachlten zieh door vertaling van Chinesche werken te onderwijzen, maar
waren buiten Staat om er veel nut uit te trekken, en verkregen geen
eigen letterkunde van eenige beteekenis. De geest, die de meeste ruwe
Germaansche stammen bezielde, wordt niet in deze oostelijke deelen van
Azie aangetroffen, het menschelijk gemoed verslapt zeer spoedig na de
geringste inspanningen en vervalt weder tot zijn’ natuurlijken slaaplust.
Daarom werd dit volk naauwelijks aangeroerd door de beschaving der
Chinezen, en toen de Mongolen uit China verdreven werden, onder-
scheidden zij zieh zeer weinig van hunne landgenoolen, die nooit hunne
woeslijnen verlaten hadden.
Het grootste ongeluk van de heerschappij der Mongolen was de körte
duur der regering van hunne keizers, en de weelderigheid van het leven
aan het hof. Al hunne vorsten gevoelden den ontzenuwenden invloed van
zulk eene levenswijze en het is niet te verwonderen dat zij in het harem
kracht tot handelen, slerkle van geest, moed en beleid verloren, en ter
naauwernood nog oyer een troep vroilwen wisten te regeren.
Terwijl echter de oostelijke stammen van het groote volk der Tartaren
weder naar de woestijnen verdreven werden en schandeen vloek inoogstten,
verhief zieh in het westen hun aanverwarit Ta mer lan, om insgelijks, even
als Tsching gis, de schrik der wereld te worden. Deze veroveraar bezat
veel hooger beschaving dan zijn voorganger, zijne denkbeeiden waren
ruimer, het slelsel zijner verovering duurzaam; en toch kon hij de grond-
vesten niet leggen van zijn magtig rijk, waaraan hij mel hart en ziel had
gearbeid. In plaals van het ellendige Schamanismus, hadden zijne onder-
danen de grondstellingen van het Mohammedanismus van de overwon-
nenen aangenomen; zij waren ijverigebelijders van de nieuwe godsdienst,
bereid om hun geloof te vuur en te zwaard te doen gelden.
Ta mer lan werd gevormd in de school der tegenspoeden, en zijne
eerste levensjaren zoowel als de aanvang zijner regering waren omringd
van gevaren. Maar toen hij eene schare van getrouwen verzameld, en als
navolger van Tsching gis de oorlogen begonnen had, streed niemand met
günstiger gevolg. Perzie werd aan zijn schepter onderworpen en Zagelai
huldigde zijne dapperheid; want dit was de troon, dien hij besteeg. Zijne
invallen strekten zieh ten oosten tot Turkestan uit, ten westen tot Rus-
land en Georgie. Onverzadelijk in zijne veroveringszucht snelde hij nu
naar Hindostán, het land van den rijkdom en den lust. Ofschoon duizenden
onder zijne horden in de sneeuw en de koude van Afghanistan hunnen
doodvonden, bereikte hij nogtans Delhi; hij vertrad de magt derMoham-
medanen, terwijl hij de afgodendienaars met dood en verderf bedreigde.
Van dezen zuidelijken togt wedergekeerd snelde hij naar het westen, om
Syrie met het zwaard te verwoesten, Egypte als loon te ontvangen en
den trotschen Bajazet te tüchtigen. Klein-Azie zuchtle onder de geessel-
roede van een der wreedaardigste krijgslieden, die ooit de wereld met
schrik vervulde. Ta mer lan gevoelde zelf dat het bloed van zooveel
geloovigen, ’tgeen hij ondanks zijne gehechtheid aan het Islamismus vergüten
had, eene verzoening eischte. Toen hij dus te Samarkand de brui-
loft zijner kleinzonen met de grootste pracht had gevierd, brak hij plot-
seling op, om China’s afgodendienaren met onverbiddelijke gestrengheid
tot gehoorzaamheid aan den profeet te dwingen. Weldra was er een ontzet-
tend leger in beweging; de snelle marsch, de woedende begeerte, om het
hemelsche Rijk den dood of het geloof op te dwingen, bevleugelde de
beweging dezer massa’s, en ras stonden zij op de grenzen van het uitge-
strekte land. Hong wu had juist op dit tijdstip alle Tartaren uit het land
verdreven en de magt der Chinezen voor allijd gevestigd. Dezen smaad
wilde Ta mer lan wreken en tevens zijn roem als veroveraar van het
grootste rijk grondvesten. Maar de engel des doods naderde hem, en rukte
den veroveraar, even als den geringsten derstervelingen, weg van de aarde.
De dwingeland betrad nimmer den bodem van China, ofschoon de Arabische
schrijver Alhacen een uitvoerig verslag van zijne krijgsbedrijven in
China, een zamenweefsel van verdichtsels, heeft nagelaten. De golf, die de
dynastiederMingzouvefzwolgenhebben, brak, zonder verderf te hebben