
 
        
         
		den  diepen  koinmer  over  het  verlies,  dat  ik  ondergaan  heb,  aan  den  
 dagleggen?  Gij,  mandarijnen,  neemt,  benevens  het  volk,  volgens  de  
 vroegere  wetten  den  rouw  aan. # 
 Eerst  wilde  de  nieuwe  monarch  Juen  hoei  tot  litel  van  zijn  Rijlc  
 neinen;  maar  hij  werd  overstemd,  en  koos  naderhand  Tao  kuang  (de  
 glansrijke  Rede).  Rij  het  aanvaarden  zijner  regering  liet  hij  de  vol-  
 gende bekendmaking doen: 
 «Mijne  voorvaderen waren  alle  wegens  hunne  dapperheid beroemd,  
 en  hielden  het  geheele  Rijk  door  eendragt  verbonden.  De  goedharlig-  
 heid  mijns  vaders  is  algemeen  bekend.  Hij  koos  mij*  onwaardige  tot  
 zijn’ opvolger,  en  ik  zal  dus  op  den  238ten September 1820 (8ste maand  
 27sle  dag) aan  den  hemel,  de  aarde  en  niijne  voorvaderen  verkondigen  
 dat  ik  den  troon  beklommen  heb.  Met  eerbied  leg  ik  de  hand  op  het  
 hart en wil nu algemeene gunstbewijzen aan het volk bekend'maken.»—  
 Nu  volgt  eene  lijst  van  de  verheffing  aller  edellieden,  mandarijnen  
 en  met  geleerde  waardigheden  bekleede  personen.,  tot  hoogere  gun-  
 sten.  Naderhand  beveelt  de  keizer,  volgens  oud  gebruik,  de  misda-  
 digers  die  den  dood  niet  verdiend  hadden,  op  vrije  voeten  te  stellen.  
 Yoorts  geeft  hij  aanzienlijke  geschenken,  scheldt  zijn’  Soldaten  de  
 achlerslallige  schulden  kwijt,  bedenkt  de  oude  lieden,  begifligt  de  
 Tartaarsch'e  lijfwacht,  en  verzoekt  zijne  ministers,  hem  met  alle  
 krachten  in  het  bestuur  des  Rijks  bij  te  slaan. 
 Na  zijne  troonsbeklimming  zeide  hij:  « Het  geheele Rijk  heeft  gedu-  
 rende  een  vrij  aanmerkelijk  tijdsverloop  van  den  overleden  keizer  de  
 grootste  bewijzen  van  weldadigheid  en  goedheid  ontvangen.  Hij  heeft  
 dikwijls  aan  misdadigers  vergiffenis  geschonten  en  is  nooit  met  voort-  
 durende  gestrengheid  te  werk  gegaan.  Nu  hij  heengegaan  is ,  heb  ik  
 eindelijk  aan  de  wenschen  mijner  Grooten  gehoor  moeten  geven,  en  
 ondanks  de  droefenis,  die  ik  gevoel,  den  troon  beklommen.  Het  is  
 mijn wensch,  de  maatregelen van mijn voorzaat ten  uilvoer  te  brengen.  
 ln  de  hoop  dat  gij,  mijne  bloedverwanten,  u  allen  waardig  zult  ge-  
 dragen,  en gij,  officieren, allen trouw en verknochtheid betoonen,  reken  
 ik  op  het  voortdurend  bestaan  van  mijn  troon.» 
 Het  Rijk  nam  dus  volgens  oud  gebruik  den  rouw  aan  gedurende  
 honderd  dagen.  Gedurende  dien  lijd  was  het  niemand  geoorloofd  zijn  
 hoofd  te  scheren,  alle  vreugdebetooningen  werden  geslaakt,  ner-  
 gens  mögt  men  een  huwelijk  sluilen,  op  muziekinslrumenten  speien,  
 of  aan  de  afgoden  offeren,  en  elk  rood  papier,  dat  men  aan  de  hoeken  
 der  straten  vasthechtte, werd  in  stukken gescheurd. In  het  harem  
 legden  de  vrouwen  hare  versierselen  ter  zijde  en  sneden  het  hair  
 af,  en  de  keizer  zelf  rigtte  eene  hut  nevens  de  doodkist  zijns  vaders  
 o'p,  om  daar  den  vrijen  loop  te  geven  aan  zijne  droefenis. 
 Het  was  des  keizers  eersle  zorg  de  vrouw,  die  hij  teeder  beminde,  
 ten  troon  te verhelfen. Hij  bewees  haar  alle  mogelijke  eer  enachting;  
 maar  zij  leefde  niet  lang  genoeg  om  hare  dankbaarheid  te  betoonen  
 en  hären  gemaal  zijne  voorkomende  liefde  te  vergelden.  Hij  had  haar  
 eene  gunst  bewezen,  gelijk  Chinesche  keizers  slechts zeldzaam  gewoou  
 zijn,  want de tajrijke vrouwen, die in het harem  slavinnen hunner lusten  
 waren,  en door zijn vader tot een vroeger nooit gekcnd gelal vermeerderd  
 werden,  ontsloeg  hij  voor  een  gedeelte,  of  bekommerde  zieh  niet  
 verder  over  haar,  want,  zijne  gemalin  was  hem  genoeg.  Dit  is  inder-  
 daad  ware  kuischheid  bij  een  man,  die  aan  een  verdorven  hof  was  
 opgevoed. — Later  verhief hij  zijne  moeder  tot  den  rang van  keizerin-  
 weduwe,'de  hoogste  waardigheid  in  het  Rijk ;  want  zij  heeft  magt  
 over  den  keizer  en  kan  hem  bevelen  geven  en  ook  straffen.  Bij  
 deze gelegenheid werden alle vrouwen,  die misdrijven gepleegd hadden,  
 in  vrijheid,  gesteld,  en  het  hof  vierde  dien  dag  met  grooter’  luisler  
 dan  zijne  krooning. 
 Bij  het  overzien  der ministers bleek  het  weldra  dat  de  regering des  
 lands  hun  niet kon  toevertrouwd  worden.  Zij  waren  meestal  oud,  de  
 eerste  telde  80  jaren,  en  was  half  doof  en  blind.  Daarenboven  warep  
 zij  te  zeer  vertrouwd  met  het  bestuur  zijns  vaders,  en  Tao  kuang  
 wilde  eene  geheel  andere  regering  invoeren.  Daarom  gaf  hij  den  ministers  
 hun  onlslag,  niet  alleen  aan  het  hof,  maar  ook  in  de  provin*  
 cies  en  stelde  daarentegen  andere  mannen  in  dienst,  waaronder  wij  
 alleen  Tschang  ling  vermelden,  en  levens  aan  den  later  zoo  beroem-  
 den  Ki  jing,  die  de  zoon  van  een. minister  was,  gedenken.  Deze  
 kwam  in  de  hoofdstad,  en  verwierf  zieh  daar  de vriendschap  en  liefde  
 van  den nieuwen  monarch  in  zulk eene mate,  dat hij  tot de  gewigligste  
 posten  opklom.  —  Maar  onregtvaardig betoonde  de  keizer  zieh jegens  
 den  ouden  Song,  die  uit  Tartarije  was teruggekomenen nu  eene  plaals  
 in  het  kabinet  hoople  te  verkrijgen.  Hij  bleef  echter  slechts  eene  
 maand  aan  de  zijde  van  Tao  kuang  en  werd  loen  naar  Jehol,  het  
 grootste  lusthof  des  keizers  in  Tartarije,  gezonden.  Daarover  was  een  
 der  censors  hevig  gebelgd  en  schreef  eene  scherpe  berisping  aan  den  
 opperheer.  De  keizer  was  zeer  ontevreden  over  deze  bedilzucht,  en