
niet in het bezit zijner goederen wilden laten, zonder daarvan zelven
nut te trekken, begaven zieh derwaarts om er zieh te verrijken. De in-
woners die zoo iets vermoedden, toonden zieh wrevelig en verzetten
zieh tegen deze inbreuken op hunne regten. Doch daarvoor moesten
zij ook boelen; de Chinesche overheid nam daarom het besluit, om
deze volkplantingen naar het binnenste yan Liao tong te verplaatsen.
Midden in den winter versehenen de ambtenaren der policie, haalden
de hutten der bewoners omver, sloegen hun huisraad aan slukken en
dwongen hen, ondanks hunne hardnekkigheid, hunne geboorteplaats
te verlaten. Maar de jonge mansebap had besloten zulk een wreeden
maatregel niet te gehoorzamen. In plaats van de trotsche overweldi-
gers te volgen, gingen zij naar de woeslijnen tot hunne landslieden,
terwijl omstreeks 6000 grijsaards, vrouwen en kinderen deze gewel-
denaars naar Liao tong vergezelden, en daar van honger en gebrek
stierven. Daarmede nog niet voldaan, vermeide eeri Chinesche gevol-
magtigde de grenssteden der Man tschuren, en gaf hun bevel meer
binnenwaarts te trekken. Nog was het volk onderling te zeer verdeeld
om krachtdadige maatregelen tot tegenweer te nemen, daarom gingen
zij naar de bosschen en ontweken de vervolgingen geheel.
Intusschen weigerde de Chinesche stadhouder aan zeker opperhoofd
een meisje, waarvoor hij de hartstogtelijkste liefde koesterde; toen
de vorst zieh met alle magt tegen zulk een daad van geweld verzette,
nam men hem verraderlijk gevangen en liet hem daarop door een
sluipmoordenaar ombrengen. Deze wreedheid ergerde de barbaren;
de zoon des gedooden werd tot aanvoerder der horden gekozen, die zieh op
China wilden wreken, en deze zwoer met een plegtigen eed, dat hij
200,000 Chinezen aan de schimmen zijner familie wilde opofferen. Zulke
dreigementen waren bij de Tartaren ernstig gemeend. Hunne gewoonten
bragten mede en zelfs de wet drong er op aan, dat, wanneer een der op-
perhoofden stierf, een groot aantal hunner bedienden op het graf van
den vorst wreedaardig moest worden geslagt, om hem in de volgende
wereld te dienen. Dus werdende onschuldigen met woedenden bloed-
dorst als dieren ter neer gestooten en hunne lijken längs de grenzen
op de straat geworpen, tot afschrik voor de Chinezen. Deze prins
werd de stamvader der tegenwoordige dynastie, die den troon van
China bijkans twee eeuwen bezit.
Onder zijn bevel naderde eene belangrijke menigte Tartaren de stad,
waar zij gewoonlijk hunne jaarmarkt hielden. Zij renden met hunne
paarden tot voor de muren, maar werden door den kommandant met
zulk een kracht ontvangen, dat zij zieh ijlings verwijderden, nadat de
loopgraven inet lijken gevuld waren. Doch een verrader bragt de
vijanden binnen de muren. Nadat de kommandant omgebragt was,
vielen de Man tschuren op de Chinesche Soldaten aan, en hieuwen de
geheele bezetting neder (1618). Nu verspreidden zij zieh over de vlakte,
zoodat de Chinezen beangst werden, en de keizer naar Macao zond,
om van daar een korps Portugezen en inlanders te hulp te roepen,
en het keizerlijke leger op Europesche wijze in den wapenhandel te
oefenen. De Staatzou misschien gelukkig geslaagd zijn in al zijne onderne-
mingen tegen de barbaren, tot bewaring zijner onafhankelijkheid, als
Wan li deze vreemdelingen met hunne kanonnen en geweren niet had
teruggezonden, juist toen zij de hoofdslad bereikt hadden en het
oogenblikkelijk gevaar verdwenen was.
Eindelijk ontwaakte Wan li uit zijn langen slaap; er werd een nieuwe
stadhouder naar Liao tong afgevaardigd, en de vroegere ambtenaar-,
wien men de schuld gaf van al deze onlusten; werd zeer gestreng gestraft.
Er waren reeds twee mandarijnen naar de Tartaren overgeloopen,
doch men greep hen en veroordeelde ze ter dood. De nieuwe gezag-
hebber had besloten de grenslanden in eene woestijn te veränderen, om
op die wijze den Man tschuren elken inval onmogelijk te maken. Nader-
hand wilde hijzelf eene proeve zijner dapperheid geven, en deed met
een zeer aanzienlijk leger een inval in vier verschillende afdeelingen
van Man tschurie. In plaats van menschen te vinden, zag hij zieh weldra
door ondoordringbare bosschen omringd. Er waren noch bruggen, noch
wegen, en het leger marscheerde dus niet alleen zeer langzaam, maar
was aan de grootste bezwaren blootgesteld. Dagen lang hadmengeen
enkelen barbaar gezien, daarom dacht de stadhouder, dal de nomaden
zieh uit vrees verder in het noorden verstrooid hadden. Hij was dus,
niettegenstaande de doodsche stilte rondom zieh, zeer tevreden met zijn
togt. In deze gerustheid vielen de Man tschuren eensklaps op eene
divisie aan, omsingelden haar van alle kanten en vernielden haar geheel,
zonder dat hare wapenbroeders, die in de nabijheid stonden,
te hulp konden komen. Men schreef deze nederlaag aan den spoed des
generaals toe, die, zonder het oprukken van het tweede regiment
af te wachten, te diep in de bosschen doorgedrongen, en dus zijn
verderf te gemoet was gegaan. Yan dit oogenblik af was men met vrees
voor deze Tartaarsche horden vervuld en wilde den vrede met hen