
 
        
         
		dit  rijk  vijandelijk  aan  te  vallen.  Groot waren  de  toebereidselen  tot  
 dezen onregtvaardigen veldtogt, en de arme inwoners waren er volstreki  
 niet op verdacht, daarom werd het rijk ook weldra aan Ki onderworpen,  
 die,  trotsch op zijne veroveringen,  zieh den naam van Tai ko toekende,  
 en  als Tai ko  sa ma,  (de  laatste  lettergreep  beteekent  onze heer)  in de  
 geschiedenis  der  wereld bekend  is. 
 Li  pen,  de  koning  van  Korea,  die  zijn  hagchelijken  loestand  wel  
 besefte,  vlugtte lafhartig van stad tot stad, wanl hij was geheel  radeloos  
 en alleen in het harem  een held. Toen hij  tot aan de noordelijke grenzen  
 van  zijn rijk verdreven was, verzocht hij  eindelijk  den keizer van China  
 om  hem  weder  in  het  bezit  des  lands  le  stellen,  en beloofde het zijn  
 leenheer  als  eene  provincie  af  te  staan.  In  den  Chineschen  raad werd  
 aanstonds  besloten,  deze zaak ernstig  op  te  nemen;  een  geducht  leger  
 trok over Liao tong  naar het schiereiland.  De bezwaren,  die de Soldaten  
 bij  hunnen marsch over het  gebergle  te lijden hadden,  geleken naar die  
 Van Hannibal bij zijn togt over de Alpen, maar zij bereikten toch eindelijk  
 de vlakten.  Eerst sloten  zij  de Japannezen  nret  iist  in ,  vervolgens  om-  
 singelden  zij  hen,  en  hoezeer  met  groote woede afgeslagen,  behielden  
 zij  ten  laatste het  veld  en  bragten  den vijanden  eene  groote  nederlaag  
 toe.  De generaals van de eilanders  hadden  intusschen  verklaard,  dat zij  
 volstrekt  niet  van  zins  waren  met  de  Chinezen  te  strijden;  eenigen  
 hunner waren  naar hun vaderland teruggekeerd  om  zieh aan het gevaar  
 te onttrekken. De achtergebleven Japannezen zagen zieh eindelijk zoozeer  
 in  het  naauw  gebragt,  dat  zij  wanhopig  als  leenwen  streden;  toen  de  
 Chinezen,  die.gewoon  waren  te  overwinnen,  hen  in  eene  voordeelige  
 positie  aanlaslten,  sloegen  zij  in  hunnen  angst  niet  alleen  de  vijanden  
 terug,  maar  vermeiden  de  geheele  voorhoede.  Nu  bragten  zij  hun  
 gansche leger naar de hoofdstad van Korea, waar graan en levensmiddelen  
 in overvloed voorhanden waren.  Men verwachtte  langdurige  tegenweer,  
 en de Chinesche generaal  rekende  zieh  reeds  verloren,  toen  eensklaps  
 de aanvoerder van gedachten veranderde, Korea  beloofde te ontruimen,  
 en daarenboven de voordeeligste voorwaarden voor de inwoners toestond.  
 Deze handelwijze schijnt  onverklaarbaar,  maar  misschien  wilde  Tai  ko  
 sa  ma  zijn  troon  bevestigen  en  liever  in  zijn  vaderland  krachtdadig  
 regeren,  dan  in  een  vreemd  gewest  als  gelukzoeker rondzwerven.  Hij  
 hield  dus,  zonderling  genoeg,  aan  om  de  beleening  tot  heer  zijner  
 eilanden,  en toen de keizer hem  die gegeven  had,  wilde  hij  als  koning  
 des rijks lerstond den vrede  sluiten. 
 Tot  dit  oogmerk  zond Wan li  een’ zijner Grooten,  een zeer wellustig  
 man,  die  bij  zijne  komst  op  het eerste Japansche  eiland  eene  minnarij  
 aanknoopte, welke niet tot zijne  eer strekte.  Te  weten  hij  had  de  echt-  
 genoot van den stadhouder tot zijn bijwijf verlangd; haar gemaal gevoelde  
 zieh  over  dezen  voorslag  zoo  beleedigd,  dat  hij  den  gezant  aanstonds  
 den  dood  zwoer.  Heeds  traden  de  sluipmoordenaars de woning van den  
 gezant  binnen,  maar  zijne  bedienden  verdedigden  zieh  wakker,  en  
 verschaften  hunnen  heer  den  tijd,  om  zijn  leven  te  redden.  Daardoor  
 werden  de  onderhandelingen  aanmerkelijk  vertraagd,  men wachtte  nu  
 reikhalzend  een’  prins  van  het  keizerlijk  huis  als  gevolmagtigde,  om  
 allen  twist  te  beslechten.  Intusschen  had  de  koning  van  Korea  den  
 trotschen  Tai ko sa ma  met  groote  minachting behandeld;  terwijl deze  
 de  vredesvoorwaarden  opteekende,  nam  hij  een  aantal  steden  van  
 Korea,  om  zieh  op  den  vorst  te  wreken,  en  zond  vervolgens  zijne  
 klagten  naar  het  Chinesche  hof.  De  keizer  werd  deze  twisten  weldra  
 moede;  maar hij kon zieh niet langer onverschillig toonen;  hij vreesde,  
 dat  de Japannezen  te land  evenzoo  magtig  zouden  worden  als  ter  zee.  
 Daar geweld  niets baatte,  wilde Wan li zijn  oogmerk door list bereiken.  
 Zijn  generaal verzocht den bevelhebber der Japannezen om eene zamen-  
 komst,  doch  de  eerstgenoemde  kwam  niet  in  persoon,  maar liet  zijne  
 plaats  door  een  gemeen  soldaat  vervangen.  Toen  men  nu  heerlijk  
 smulde,  gaf men  het afgesproken sein;  er werd een kanon afgeschoten,  
 en de sluipmoordenaars overvielen de Japannezen. Maar hun bevelhebber  
 was een  groot  man,  die  geen  gevaren  vreesde.  Hij  steeg  aanstonds  te  
 paard,  liet  zijne  ruiters  wigvormig  geschaard  het  Chinesche  balaillon  
 doorbreken,  en  na  er  -vreesselijk  op  ingehakt,  en  de  zieh  veilig  
 wanende,  maar  misleide  Chinezen  vermoord  te  hebben,  kwam  hij  in  
 zijn  kamp  terug.  Toen  schreef  de  Chinees  hem,  dat  dit  slechts  een  
 misverstand  geweest  was;  de  eilander  antwoordde,  dat  hij  daarvan  
 zoo  vast  overtuigd  was,  dat  hij  hem  eene  oude  vrouwenmuts  tot  
 gedachtenis zond. Alle latere pogingen om den Japannezen eene nederlaag  
 toe te brengen,  bleven zonder gevolg;  Korea zou ondanks de Chinesche  
 hulp  den  schepter  der  Japannezen gehuldigd hebben, als Tai ko sa ma,  
 die  den  oorlog  begonnen  had,  niet  plotseling  gestorven  (1598)  en  het  
 geheele  leger  van  daar teruggeroepen  was.  Van dit oogenblik af betrad  
 nooit  meer  een  Japannees  den  bodem  van  het  schiereiland,  en  Korea  
 bestaat  thans  251  jaren  zonder  vreemde  inmenging,  het  eenige  land  
 der  aarde,  waarvan  men  dit  zeggen  kan.