
hun leven. — Gelijklijdig met dit ongeluk ontstoud er eene aardbeving
in Jun nan; bet volk, dat den keizer als middelaar tusscben liemel
en aarde, als bewerker van de nationale welvaarl en rampen aanziet,
liet zijne luide klagten hooren, dat er sedert de vegeriug van Tao
knang geen enkel voordeelig jaar geweest was, en verwenschte zijn
bestuur. Die klagten bleven onbeanlwoord, de keizer liet de zaken
haren gewouen gang gaan en hield zieh allijd zeer bedaard. Aan bet
hoofd der regering stond lhans de overwinnaar van Turkestan, Tschang
ling, en een beroemd gqleerde Juen jue,. eertijds gouverneur van
Canton en verschillende andere proviucies, beide oud en welbedaagd.
Het is een beginsel, ora de hooge posten te laten bekleeden door
°ude lieden, en jonge lieden bet werk te laten waarnemen, waardoor
de verantwoordelijkheid altijd op de onbeduidende leden van den raad
rust. De oude Song werd evenwel als generaal ontslagen. Hij had
drie keizers gediend, zieh in allen opzigte nutlig voor den Staat ge-
maakl en het vertrouwen erfde liefde zijner onderhoorigen verworven.
Zonder groote talenten te bezilten, blonk hij uit als onomkoopbaar,
en waarheidlievend, en bezat een helderen en onmisleidbaren blik.
Hij. werd daarom in alle moeijelijke regtszaken geraadpleegd, ontving
bevel om bet v.olk te bevredigen, wanneer het oproerig werd , en als
de Soldaten moedeloos waren , kon niemand hen beter tevreden stellen
dan Song. Was het dan wel wonder, dat hij zieh de toegenegenheid
der menigte verwierf, en dat het volk bij zijB vertrek weende, en
bjj zijne aankomst juiehte? Doch er , waren partijen aan het hof,
diezijnenval ras wisten te bewerken; want Song was geen hoveling,
en wanneer hij dan eens de geheele waarheid zeide en den monarch
uiet spaarde, werd er een groot geschreeuw aangeheven en Song
met besehimping uit de residentie verwijderd , om er andermaal met nog
grooter eer te verschijnen. Wij hebben nooit gehoord van een staals-
man, die zoo groote lotwisselingen ondervond, beurtelings verheven
en vernederd, geaebt en verstooten was, de eerste minister en de
geringste dienaar, kommanderend generaal en onderofficier, om als
zoodanig met zes of acht man op de wacht tfe trekken. Zijn naam
leeft nog tot op dezen dag onder het volk, als een van de regt-
schapenste mannen, welke 'China ooit gekend heeft, die omstreeks
zevenlig jaren proeven zijner regtschapenheid had gegeven. Desniette-
genstaande was hij aan dronkenschap verslaafd en zag men hern dik-
wijls des morgens beschonken. Maar zoodra de zaken het vereischten ,
was bij maanden achtereen nuchter, en onvermoeid in zijne pogingen
tot geluk van het volk. Zijne levensgeschiedenis zou vele lezers
behagen, indien iemand onderqam haar getrouw te beschrijven,
want hoogst zelden hadden er zoovele romantische gebeurtenissen
in het Jeven van een enkelen mensch plaats.
In verschillende provincies stonden de inwoners legen hunnen ge-
bieder op, zoo b. v. in Hu nan, Schan si enz. In de eerstgenoemde
provincie werd de opstand spoedig onderdrukt, in de laatste kwam het
werkelijk tot een veldtogl tegen de rebelten. De regeriug beweerde,
dat godsdienstige sekten deze onlnslen veroorzaakt hadden,- daarom
werden even als vroeger de verschillende godsdiensten gestrengelijk
vervolgd. Maar Tao kuang beloonde zieh nooit zoo onmensehelijk als zijn
vader,en zoodra de vrees geweken was, hield ook het onderdrukken
van andersdenkenden op. In Sse tschnen duurde de strijd nog altijd
voorl; maar de oproerlingen verkregen de bovenhand niet, en dus
bestond de geheele oorlog in weinig betCekenende schermulselingen.
Naderhand vertoonde zieh een gelijksoortige opstand- in Schan tong.
Dewijl deze provincie niet ver van de hoofdstad is, en in vroegere lijden
steedshet voomame verblijfder onruststokers was , vreesde het hof voor
groote beweging onder het volk. Het hoofd van den opstand, een
priester der Rede, had zieh reeds meester gemaakt van eene stad en
de magazijnen der regering in beslag genomen. De schrik verspreidde
zieh allerwege; maar de mandarijn van de plaats was een zeer
bekwaam man, die zijn oogmerk door omkooping en overreding be-
reikte, zoodat deze woeste gezellen allen uit elkaär liepen. Dus werd
ook in dit geval de rust hersteld zonder een enkelen slag inet het
zwaard. Intussehen verzamelden zieh voor de poorten van Pe king steeds
zeer vele kramers, en daar dit aanleiding gaf tot vermoedens , dat er
misschien gaauwdieven onder hen seholen, verseheen er eene kabinets-
orde, om aan deze onbehoorlijke dingen een einde te maken. Tao
kuang meende dat dit laatste bevel hem rust zou verschaffen; hij vond
zieh in zijne verwachtingen geenszins teleurgesteld.
De keizer beloonde zieh even als zijn vader zeer bijgeloovig. In
zijne gebeden tot de afgoden was hij langwijiig, en gelastte ook zijne
dienaren met hem naar de tempels te gaan en op gelijke wijze lange
gebeden te prevelen. Hij besteedde zijn’ tijd len deele met de loebercid-
selen tot offers en andere plegtigheden. Hij meende door het wierooken
regen en sneeuw van den hemel te kunnen afsmeeken, en als het jaar