
 
        
         
		II j-;! 
 ■ 
 IS if 
 1 
 ■rI 
 door  de  aanmatiging  hunner  medebroeders  in  bet  zuiden,  die  zieh  al  
 de  eereposten  der  akademie  toeeigenden.  Na  eenen  langdurigen,  met  
 groole  verbittering  gevoerden  strijd,  werd  daarom  bepaald  dat  ieder  
 deel  een  zeker  aantal  leden  moesl  leveren,  deze  overeenkomst  bragt  
 de  klagten  der  vroeger  benadeelde  partij  tot  zwijgen. 
 Eene  koningin  had  den  monarch  een” zoon  geschonken. Vermits  de  
 keizerin  onvruehtbaar  bleef,  wenschte  hij  de  eerstgenoemde tot dezen  
 rang  te verhelfen,  maar  het  geheele  hof,  en zelfs de keizerin-moeder,  
 verzelten  zieh tegen dezen voorslag. Wat kon de vredelievende  Siuen te  
 dus  anders  doen,  dan  zijn verdriet aan  zijne gelrouwe echtgenoot zelve  
 te  klagen?  Deze  hoorde  haren  gemaal  bedaard  aan;  verre  verwijderd  
 van  alle  eerzucht,  verzekerde  zij  hem  dat zij  het opregtste deel nam in  
 zijn  leed,  en  bereidvaardig  haren  rang  aan  hare  mededingster  wilde  
 afstaan, om aan de wenschen van haren echtgenoot te voldoen. Yerbaasd  
 over  zulk  eene  grootmoedigheid  en  opofferende  liefde,  keurden de ministers  
 den  voorslag  gaarne  goed,  en  dus  werd  ook  het  kind,  zoodra  
 de  moeder  keizerin  was  geworden,  tot  erfgenaam  van  den  troon  ver-  
 klaard.  Siuen  te  had  evenwel  geen  tijd  genoeg om hem  op  te voeden;  
 want  hij  slierf  reeds  in  den  bloei  zijner  jaren  zeer  onverwacht. 
 Vrede en eendragt kenmerklen zijne regering.  Hij  sprak  zeer  weinig,  
 maar dacht zeer veel; hij was vlijtig en arbeidzaam, en tevreden met de  
 bestaande orde van  zaken. De geschiedenis spreekt niet van zijn bestuur,  
 waarin  hij  zonder  twijfel  de  grootste  Verdiensten  bezat. 
 TSCHING  TONG  EN  TIEN  SCHOTT ,  IN   DE  WALHALLA  GENAAMD  J ING  ISONG.  
 (JAREN  DER  REGERING  VAN  DEN  EERSTE>VAN  1436-1449.) 
 ■ 
 De  dood  des  vorigen  keizers  was  zeer onverwacht,  en  dompeldehet  
 geheele  hof  in  den  diepsten  rouw.  Toen  trad  de  keizerin  met  haren  
 achtjarigen zoon aan de zijde de raadsvergadering  binnen,  en verklaarde  
 zieh  in  tegenwoordigheid  der  beproefdste  minister»  tot  regentes  ge-  
 durende de minderjarigheid van haar kind. Vermits de  regering evenwel  
 reeds  in  een  buitengewoon  goed  spoor  liep,  vond  men  zeer  weinig  
 bezwaar  in  het  handhaven  des  bestuurs.  Zoo  ging  alles  bedaard  zijn  
 gang,  totdat  het berigt van een oproer het hof bereikte,  Daar het hoofd  
 van den opstand zieh reeds verwijderd had,  en  beducht voor den  toorn. 
 der regentes zieh  in- ontoegankelijke  bergkloven  ophield,  had  men  den  
 onschadelijken  muiter  met  rust  moeten  laten.  Maar  de  leden  van  den  
 staatsraad verklaarden, dat men bij  eene vrouwenregering de kiemen van  
 alle ontevredenheid met Sterken arm vernietigen moest,  en zijne zwakke  
 zijde volstrekt niet aan het volk mögt toonen. Zoo werd er dan  een groot  
 leger naar die verwijderde streek gezonden; maar  de  bevelhebber was te  
 bevreesd en  wilde  zieh  niet  wagen  in  dfe  bosschen van  het  bergachlig  
 land.  Zijn luitenant brandde daarentegen van verlangen  om  de wapenen  
 der  Chinezen  beroemd  te  maken;  daarom  trok  hij  de Goudzand-rivier  
 over  (zoo  noemt  men  hier  den  Jang  tse)  en  bevond  zieh tegenover de  
 vijanden.  Hij  tastte  hen  ook  dapper  aan  en  dreef  hen  met  zeer groot  
 verlies terug.  Maar in plaats van  de overwinning  te vervolgen, hetgeen  
 de  zwakte  zijns  legers  onmogelijk  maakte,  drong  hij voorwaarts  in de  
 ongebaande  streken,  en  rekende  op  de  ondersteuning  van  zijn  bevelhebber. 
   Deze,  door bekrompen  nijd  bezield, weigerde hem  zijne hulp,  
 en de held sneuvelde  met  zijne kleine bende te midden der bergen. Van  
 dit  voorval  gaf  de  generaal  een  voor  hemzelven  zeer  günstig  luidend  
 verslag, waarbij hij  al  de schuld op den ongelukkigen aanvoerder schoof  
 uithoofde  zijner  ougehoorzaamheid,en  zijne  eigene  voorzigtigheid  als  
 de  hoogste  deugd  aanprees.  Het  hof  was  daar  intusschen  niet  mede  
 tevreden en deed hem de bitterste verwijlen.  De  bevelhebber,  daarover  
 zeer bedroefd,  nam vergift,  en stierf terstond. —  Dus kwam  er van den  
 veldtogt  niets;  totda.t  de  kamerling Wang  tschin,  die  thans  zeer  veel  
 magt bezat, niet  minder  dan  150,000  man  naar die provincie zond.  De  
 bevelen, die de aanvoerder bij  dezen  togt  ontving, waren zoo bepaald,  
 dat hij vechten moest, lietzij hij wilde of niet. Hij vond de muiters achter  
 puntige palissaden verschanst.  Hij  draalde met hen aan  te  tasten,  maar  
 toen  de  wind  opstak  verbrandde  hij  hun  kamp;  zij  verloren  al hunne  
 have  en  trokken  in  aller  ijl  naar  het  gebied  van  Birma  terug.  Dit  
 verlies  had  de  oproerlingen  zoo  ontmoedigd  dat  zij  zieh  gewillig  aan  
 de regering onderwierpen.  Maar  nog  was  het  hoofd van den opstand in  
 leven;  de  minister te Pe  king, die  zieh een  grooten naam wilde maken,  
 verklaarde dat hij  rüsten  noch  duren  kon,  eer  hij  dezen verleider had  
 doen vallen.  Er drong dus een leger in Birma binnen;  de koning van  dit  
 land,  zieh in gevaar wanende,  schond de heilige pligten der  gastvrijheid  
 en leverde den muiteling uit  aan  zijne  vijanden.  Deze  wilde  intusschen  
 de  schände niet  overleven,  en  pleegde  een  zelfmoord.  Men  sneed  hem  
 het hoofd af en zond het tot bevrediging van den kamerling naar Pe king.