
De arme Kien wen had thans omstreeks veerlig jaar hei land als mon-
nik rondgezworven , en zieh in de meeste tempels en bedevaarlsplaatsen
opgehouden, zonder dat ooit een enkele zijner vroegere onderdanen de
slem verheven had, om hem tot herovering van het' rijk te. vermanen.
Dit trof des grijsaards hart diep: in zijn kommer schreef hij een
aandoenlijk dichtstuk, waarin hij zijn lot met zeer levendige kleuren
schilderde en hartstogtelijk over zijne eilende sprak, terwijl zijne bloed-
verwanten het land beraten dat hem toebehoorde. Deze verzen werden
zoo veelvuldig afgeschreven en gelezen, dat de overheid zieh eindelijk
genoodzaakt zag den vervaardiger gevangen te nemen. Toen trad een
zijner verlrouwdste vrienden voor den regterstoel; om den verdreven’
vorst te redden, gaf hij zieh voor den dichter en onttroonden keizer uit.
Doch zijne verklaring kwam niet overeen met de tijdrekening; de echte
Kien wen werd andermaal gevat en tot bekentenis gedwongen. De keizerin
was echter te verständig en te menschelijk, dan dat zij den ongelukkigen
vorst met gestrengheid kon behandelen. Hij werd naar de hoofdstad
gebragt; daar bevond zieh in het paleis nog een oude kamerling,
aan wiens zorg de keizer, als knaap, toevertrouwd was geweest.
Maar ouderdom en verdriet hadden zulke diepe voren geploegd op het
gelaat van den zwerver, dat de oude dienaar hem niet meer herkende.
Nu zou men hem waarschijnlijk als een bedrieger ter dood gebragt
hebben, indien de kamerling zieh niet aan een lidteeken op zijn voet
herinnerd had, dat men ook werkelijk vond. Men bragt nu in stilte een
aangenaam verblijf voor den grijsaard in gereedheid, waar hij onbe-
zorgd de weinige jaren van zijn.leven, dat zoo rijk aan afwisseling was,
doorhfagt. Zijne medgezellen wilde men eerst ter dood brengen; maar
zag weldra het dwaze van zulk eene wreedheid in , en liet hen allen in
stilte vrij.
De kamerlingen hadden thans ongelukkiglijk weder eene groote magt
in het paleis verkregen. Onder hen was een zekere Wang tschin, een zeer
innemend man, die alle menschen en zelfs zijne vijanden zoo wist te betoo-
veren, dat niemand, die slechts eens met hem gesproken had, iets tegen
hem kon hebben. Deze hoveling had den jeugdigen keizer, die hem eerde
en lief had, jähem zelfs vader noemde, in zijne magt, en nam bijkans
alle werkzaamheden van het rijksbestuur op zieh. De oude ministers
waren daar wel zeer misnoegd over; maar de sluwe Wang tschin deed
hen beseffen dat zij reeds te oud waren om zieh langer met regerings-
zaken bezig te houden, zoodat zij hun eervol ontslag verkregen. — De
keizerin kon intusschen den aanmatigenden hoveling niet dulden, en
verklaarde hemHn een openbaar onderhoud dat hij den dood verdiend
had. Men kon hem echter niels bewijzen, en zijne magt nam steeds
toe. Eindelijk stierf de regen tes (1443) en Jing tsong begon zelf te
regeren. Wang tschin vereenigde thans het geheele bestuur in zijn
persoon en toonde ook door verstand en geeslkracht dat hij zeer wel
in Staat was om een land te regeren. Het was thans eene regering
van kamerlingen, en zelfs in den veldtogl naar Jun nan werden er
twee, als opzieners, aan den generaal toegevoegd. Er had toenmaals
een vreesselijk onweder plaals, en de bliksem sloeg in het paleis van
den keizer, zoodat het geheel afbrandde. Ook deden zieh aardbevingen
gevoelen, en er verloonden zieh andere onheilen, die kwaads voorspel-
den en de staatslieden met angst voor de toekomst vervulden.
In Mongolie had de oorlog opgehouden en de oude Khan daalde kalm
ten grave. Zijn zoon Je sien was daarentegen een eerzuchtig jongeling,
die steeds aan Tsching gis en Hu pi lai dacht, en het nooit verkrop-
pen kon, dat zijne familie den troon verloren had. Aan herovering
was echter niet te denken; daarom zocht de vorst ten minste eene
keizerlijke prinses te huwen, om zieh weder met China’s beheer-
schers te verzwageren. Wang tschin leende gewillig gehoor aan dezen
voorslag, maar sprak niets over de zaak met den keizer, omdat hij
hem thans nog voor zeer ongeneigd lot zulk eene verbindtenis hield.
Uit kracht van de belofle des ministers zond de Tartaar een talrijk
gevolg met rijke geschenken naar Pe king, om zijne bruid aftehalen.
Jing tsong, ten hoogste verbaasd over den geheelen loop der zaken,
sloeg het huwelijk a f , en de Mongolen keerden verbilterd naar bunne
woestijnen terug.
Zoodra de boden bij Je sien’s tent aangekomen waren, verklaarde
de Khan dat deze smaad niet te verdragen was en liet hij aanstonds al
zijne dappere jonge manschappen te paard stijgen. Wang tschin had
dit wel voorzien; en begaf zieh terstond, toen hij berigt van dezen togt
kreeg, naar zijn kweekeling. Hij kon hem gemakkelijk overreden, dat
de roem van zijn huis eischte zieh aan het hoofd des Iegers te plaat-
sen, om den vijand te doen zien, dat Hong wu’s moed nog niet uit-
gebluscht was. Inderdaad had een veldtogt voor den jongen monarch
iets zeer romantisch; hij verhlijdde zieh als generaal te kunnen han-
delen, toen een half millioen zijner onderdanen vergadefd was, om
zijne wenken te gehoorzamen. Zeer zeldzaam had de Chinesche regering
28