
zieh door hen belangrijk opgeheven, en de snerpende geesel des oorlogs
werd minder door het volk gevoeld. Ook in het Noorden waren toen-
maals geen oorlogen van beteekenis, en de Tartaren werden beschaafder,
terwijl de hoofdlegers van dit onuitputtelijk nomadenvolk in hei bin-
nenste van Azie of in Europa genoegzaam werk voor hunne krachten
vonden. In het Westen was de woedende Attila aan het vernielen. Rome
kon niet lang weerstand bieden aan de vreesselijke verwoestingen, en
werd geplunderd; het verdeelde rijk werd van alle kanten aangevallen,
en het Westersche bezweek onder de vreesselijke aanvallen van onverbid-
delijke vijanden. Maar te gelijker tijd verhieven zieh krachtiger menschen-
geslachten op de puinhopen der beschaafde wereld; nieuwe rijken ont-
stonden er, nieuw Ieven ontwaakte in de verschillende leden van het
groote ligehaam der menschheid. Hoezeer wij het betreuren dat de
beschaving verdween, en ruwheid en verwildering de bovenhand ver-
kregen, verheugen wij ons niettemin over de vernieuwde gedaante der
Europesche Volkeren.
ZESDE AEDEELING.
DE DYNASTIE VAN TSI.
(479—502 na Christus.)
De naam van zijn vorstendom Tsi was ook de titel van de regerende
lijn, dien de nieuwe keizer Kao ti aan zijn huis verleende. Hoe groot was
de omzwaai der gebeurtenissen, die hem van het schavot op den troon
bragten! hoe groot de verwachtingen, jlie men van den reeds beproefden,
dapperen, en verheven staalsman koesterde! Hij was fier op zijne voor-
vaderen; want een hunner was onder de Han een beroemd minister in
een zeer belangrijk tijdperk geweest.
De Tartaren van Wei, bij wie zieh nu ook de Kitan gevoegd hadden,
wilden thans lets beslissends tegen China ondernemen, en trokken der-
halve mel talrijke legers over de grenzen. In plaats van spoedig voorwaarts
te trekken, wilden zij zieh eerst in het veroveren van veslingen oefenen,
en werden, zooals men natuurlijk had kunnen verwachten, opgehouden,
vervolgens door gebrek en ziekte genoodzaakt den terugtogt naar hun
vaderland te ondernemen. Vele duizenden waren ook door eene kunst-
matig bewerkte overstrooming verdronken.
In plaats van groote daden te bedrijven tot een blijvend aandenken aan
zijne regering, bleef Kao ti bedaard, en stierf reeds in het jaar 482.
Wuli was zijn opvolger, een vorst, die de rust voor het hoogste genot
hield, de jagt hartstogtelijk beminde, en de geleerdheid boven alles ver-
eerde. China had ook, gelijk elk ander land, zijne vrijgeesten, menschen,
die stelselmalig verkondigden, wat het verdorven hart een iegelijk toe-
fluistert. Fan tschin, de groote voorvechter der losbandigheid, beweerde,
dat de betrekking der ziel tot het ligehaam was gelijk van den bloesem
tot den boom, van het lemmer tot het zwaard, en betoogde met wijsgee-
rige scherpzinnigheid, dat het bestaan der eerste onmogelijk was zonder
het bestaan van het tweede. Hij lachte hartelijk om alle stelsels, sprakin
verhevene dikwijls onverstaanbare woorden over de voortreffelijkheid
zijner eigene leer en vond buitengewonen aanhang; want niets behaagt
de menschen die aan de wereldliefde zijn overgegeven zoo zeer als de
gedachte, dat alle bovenzinnelijke begrippen slechts dwaasheid en logen
zijn, en het volgend leven eene fabel, uitgedacht door beklagenswaardige
onnoozelen. Een der geleerden waagde het hem te wederleggen; maar wat
kan men aan soortgelijke menschen ten antwoord geven, vooral een Chi-
nees, die zonder God in de wer£ld leefde, zelfs wanneer hij den geheelen
Winkel van Kongfutse uitpakte. Het werd dus mode de grondstellingen
van zulk een diepzinnig denker, als van Fan tschin, te huldigen, zieh niet
meer te bekommeren om de toekomst, het genot des oogenbliks.te sma-
ken, en de onsterfelijkheid der ziel als eene hersenschim te beschouwen.
De jonge vorst van Wei werd door zijne grootmoedermet onophoudelijke
gestrengheid behandeld , en eens zelfs in het strengste van den winter in
een kamer opgesloten, opdat hij daarvan koudeenhongermogl omkomen;
want de hartstogtelijke vrouw had de kroon aan een ander toegedacht.
Zij stierf eindelijk, en de kwalijk behandelde kroonprins, in plaats van
zieh aan den geleden smaad te herinneren, eerde de nagedachtenis der
afgestorvene en droeg drie jaren rouw over de vrouwelijke tiran. Hij
wilde niet eens den laaghartigen kamerling straffen, dien* zij tot groote
waardigheden verheven had, maar betitelde hem alleen als sehender
van de deugd, iets, waarover de gunsteling zoo gebelgd was, dat
hij weldra stierf. Wu ti wilde zijne deelneming openlijk toonen, en
zond daartoe een gezantschap naar het hof van Wei, dat met echt
Chinesche kleingeestigheid over de rouwplegtigheden onderhandelde,
en het stelsel van Kong fu tse weder ter sprake bragt. Maar de vorst
gaf zulke treffende proeven van zijne groote vereering des Meesters en