
 
        
         
		jonken hadden,  bereikten  het vaste land  van China,  terwijl  de  kleinere  
 vaartuigen  bij  hoopen  in  de  nabijheid van Firando  op een klein eiland  
 strandden. Hier hield het hulpelooze leger stand.  Zoodra de inwoners van  
 de overzijde van  het ongeval  der bloeddorstige vijanden gehoord hadden,  
 staken zij terstond met hunne booten  over, om  30,000 van degenen,  die  
 hun leven nog  gered hadden,  dood  te slaan.  Maar naauwelijks waren zij  
 aan land gestegen,. of de schipbreukelingen maakten zieh  längs een omweg  
 meester  van hunne vloot,  terwijl  de Japannezen  aan land waren gegaan,  
 en naar een  der  groote  Japansche  steden  stuurden.  Daar verdreven  zij  
 alle  mannelijke  bewoners en leefden met  de vrouwen,  totdat de koning  
 van Japan de stad belegerde. De honger  noodzaakte de bezetting om zieh  
 over  te  geven,  en  de  inboorlingen  gebelgd  over  dezen  snooden  inval,  
 schonken  slechts 12,000  Chinezen het  leven,  terwijl  de  Tartaren  allen  
 gedood werden.  Nog heden viert'het volk een feest van die  bevrijding. 
 De  verhalen  nopens  dezen  togt  zijn  zoo  uiteenloopend — ja men wil  
 zelfs beweren dat de  vloot  naar  de  Pescadores  verslagen werd,  hetgeen  
 zeer mogelijk is — dat het moeijelijk is  de waarheid te  vinden.  Hu pi lai  
 was  zeer  bedroefd,  toen  er  berigt  kwam  van  dit  ongeval.  Vele  jaren  
 naderhand vernamhij, dat  de oneenigheid  der beide  admiraals  de  oor-  
 zaak van  het  mislukken  geweest  was.  Hij  gelastte  daarom,  dat de eene  
 onthoofd,  en de andere naar  een  eiland  moest  gebannen worden,  waar  
 misdadigers in dierenhuiden genaaid en gestikt werden. 
 Niets kon de  aandacht van  den  krijgshaftigen  monarch  van  zijn  doel  
 afleiden. Weldra gaf hij weder bevel, om eene magtige vloot te Kiangnan  
 te  verzamelen,  en  daarmede  de  bewoners  van  Japan te  overvallen. Er  
 waren  zeshonderd  vaartuigen besteld ,  de  timmerlieden werden bij  hoopen  
 bij elkaär gejaagd en het hout  van  de  kooplieden  genomen.  Dit  gaf  
 aanleiding  tot  een vreesselijken opsland,  die slechts door bloed gedempt  
 had  kunnen  worden, zoo de prins op  het  volvoeren  zijner  plannen  had  
 aangedrongen.  Maar  zijn zoon  en  een regtschapen  minister vermaanden  
 hem ernstig om zijne plannen  te laten varen,  en  zoo  werd  de  strijd  een  
 tijd lang uitgesteld.  Het lag  echter geenszins  in Hu pi lai’s aard,  om zijn  
 wil te buigen,  en  om  in  de  toekomst niet  mis  te  tasten  met  de verove-  
 ring van Japan, beval  hij twee Bonzen derwaarts te brengen, die hem vari  
 alle omstandigheden des lands kondschap moesten brengen.  Dezen gingen  
 ook werkelijk  scheep; maar  de matrozen, die volstrekt niet wenschtenom  
 de havens  van  Japan  met  spionnen  binnen  te loopen,  wierpen de beide  
 priesters in zee.  Aldus eindigde de  togt. Als Hu pi lai langer geleefd had, 
 dan  zou  er  desniettegenstaande  ter  vervulling  zijner  wenschen  eene  
 vloot  zijn  uitgeloopen;  maar  de  Heer  der  wereld  riep  hem  spoedig  
 daarop  voor  zijn  regterstoel  om  rekenschap  af te leggen van zijn handel  
 en  wandel. 
 In  Hupi lai’s  lijden  gingen  de jonken  van  Fo  kien  naar Kambodja,  
 gelijk nog tot op  heden,  en bragten van  daar de  kostelijkste  voortbreng-  
 selen  terug.  Toen  de Mongolen  Cochin-China  doorkruisten onder Meng  
 ko,  deden  zij  ook nog een inval in dit land en bezochten  het aan de  kust  
 gelegen  dorre  Tsi  am  pa.  Naderhand  vergat men Kambodja,  maar Hu  
 pi  lai,  die  het  om  zijne  voortbrengselen  hoogschatte,  zond  een  der  
 uitmuntendste  generaals  derwaarts,  om  zijne  magt  te  bevestigen.  Er  
 werd  een  belangrijk  leger,  onder  bevel  van  zijn  beroemden  generaal  
 So  tu,  naar  die  streken  gezonden,  en  hij  ontving  den  last  om  het  
 land geheel te onderwerpen.  Toen  de inwoners van Kambodja de woeste  
 Tartaren  zagen,  waren  zij  zeer  beangst,  en namen de wijk  naar hunne  
 bosschen.  Doch  toen het aantal der strijders döor ziekte en dood  vermin-  
 derd was,  en  de overigen moedeloos naar hunne haardsteden verlangden,  
 overvielen  zij  hen  gezamenlijk en vermoordden meedoogenloos de vijanden  
 van  hun  vaderland.  De  koning  van Cochin-China had  hierop slechts  
 geloerd;  hij  bezette  de  bergpassen  en  wegen,  en  rigtte  groote  schade  
 onder de Tartaren aan.  Zoo kwam  dan een nietig hoopje naar het vaderland  
 terug,  ziek  en  moedeloos,  en  de  toorn  des gebieders trof natuur-  
 lijkerwijze  den  bevelhebber.  Om  de  schände  der  nederlaag  van  zieh af  
 te wenden,  werd aan een’ prins van den bloede opgedragen,-  den koning  
 van  Cochin-China  voorbeeldig  te  straffen  wegens  zijne trouweloosheid.  
 Een  nog  veel  grooter  leger  rukte de zuidelijke landen binnen,  en nadat  
 de nomaden,  volgens  hunne  gewoonte,  groote  verwoestingen  aangerigt  
 en  duizenden  landlieden  vermoord  hadden,  meenden  zij  verzekerd  te  
 zijn van de overwinning.  Maar dezelfde vijand,  de besmeltelijke koorls,  
 die  het  vorige  leger  had  gesloopt,  vertoonde  zieh  andermaal,  en rukte  
 binnen  weinig  dagen  groote  scharen  weg.  Dit  bezielde  de  lafhartige  
 inwoners met nieuwen moed;  zij  verzamelden zieh in grooter aantal,  en  
 versloegen  den  zieken vijand,  waar zij  hem ontmoetten.  Het verlies was  
 zoo aanmerkelijk,  dat  de  prins zieh gelukkig rekende,  eindelijk met het  
 overschot  zijns  legers  den  bodem  van  China  te  bereiken.  —  De  kloek-  
 moedigheid  van  den  Khan  was  evenwel  door het  nieuwe  verlies slechts  
 toegenomen,  en  hij  drong aan op het uitroeijen dier gehate natie,  wan-  
 necr  zij  zieh  niet  wilde onderwerpen  aan  zijn schepler.  Zijn zoon,  een