
overgeven. In boeijen geslagen, moest hij mede het ijsselijke schouwspel
aanzien, dat zijn zoon aan slukken gehouwen werd, terwijl de hofstad
aan de toomelooze Soldaten prijs gegeven was. Doch weldra verhief zieh
een ander bevelhebber tegen deze booswichten; hij sloeg hen in twee
verschillende veldslagen, onttroonde de vorsten die zij op den wank'e-
lenden troon geplaatst hadden, steldezelf een keizer aan en herstelde de
rust in het land, dat nog buitendien een inval der Tartaarsche horden
moest verduren. Daarop ontstond er jaloezij tusschen hen en het hof;
de heerschzuchtige opperbevelhebber trok naar de hoofdstad, die hij
van alle Soldaten ontbloot vond en vermoordde koelbloedig alle Rijks-
grodten. Nu sloeg hij ook zijn eigen keizer, en toen deze het niet
goed met zijne legenpartij kon opnemen, verplaatste men de hoofdstad
naar het Oosten, 'en er ontstonden twee rijken van Wei: het Ooste-
lijke, dat den naam droeg van Tsi, het Westelijke, dien van Tscheu,
die drie jaren achtereen allerhevigst met elkander streden. Deze oor-
logen werden met groote woede ondernomen; de geleverde veldslagen
waren vreesselijk. Duizenden verdronken, geheele districten stierven
uit van hongersnood, doch wij willen deze gruwelen niet breedvoeriger
vermelden.
Wu li, in zijn ouderdom een zeer vredelievend vorst, die het land ook
vrij goed regeerde, kreeg weder lust zieh geheel aan de afgodsdienst
te wijden. Daartoe legde hij eene nieuwe gelofte af voor het beeid van
Boeddha, en hield zieh dagen achtereen met de priesters bezjg, om nadere
opheldering aangaande hunne leerstellingen te verkrijgen. De Grooten
ontzetten zieh over zulk eene dweeperij en snelden naar het klooster, om
däär den keizer te overreden, dat hij den bedriegerstroep verliet en naar
zijn paleis terugkeerde. Langen tijd waren hunne redenen te vergeefs,
doch toen men Wu ti met de keus van een’ nieuwen, monarch bedreigde,
veranderde hij eensklaps van inzigt, en nam het slaatsbestuur weder op
zieh. Als een getrouw leerling van Pythagoras wilde hij nooit vleesch
eten, noch melk drinken, noch de minste overdaad dulden, maar verge-
noegde zieh met enkel groenten, en droeg te midden zijner bont op-
geschikte hovelingen de eenvoudigste kleeding. Op zekeren nacht
droomde hij, dat de provincie Honan hem moest teruggegeven worden ;
daarom begon hij met den vorst die den Staat van Wei in bezit had een
ernstigen oorlog, die echter tot zijn nadeel eindigde, zoodat hij een’ zeer
schadelijken vrede moest sluiten. De bewoners van Cochin-China maakten
zieh insgelijks, onder aanvoering van een warmen vaderlander, opafhankelijk
en handhaafden geruimen tijd hunne vrijheid; later werden zij
weder aan het gezag der Chinezen onderworpen.
In deze oorlogen was zekere King heu zeer magtig geworden, en daar
hij vrienden van grooten invloed in de hoofdstad had, verklaarde hij, dat
hij zijne regten op het Rijk met zijne keurbenden wilde doen gelden.' Hij
rukte op Nan king aan, en hield de stad zes maanden ingesloten. Zoodra
de keizer berigt ontvangen had, dat hij in aantogt was, werd hij zeer
beangst en droeg de regering vrijwillig aan zijn zoon, den erfgenaam des
troons, over. Doch de hongersnood was reeds zeer groot in de hoofdstad
en de lalrijke inwoners hadden geen den minsten voorraad; daarom sloot
de goede Wu ti een verdrag met den opstandeling, die hem de helft van
het Rijk verzekerde. Daarvoor moest de monarch zijn eigen getrouwesol-
daten in de nabijheid bevel geven om terug te trekken. Zoodra de bele-
geraar tijdmg daarvan ontving, beproefde hij nog een laatsten aanval: de
poorten, ontbloot van verdedigers, werden geopend, hij spoedde met zijne
geharnaste lijfwacht naar bet paleis, om zieh aan den keizer te vertoonen.
Deze was een eerwaardig grijsaard van 86 jaren, en ontving hem in
bijzijn van den kroonprins met Chinesche deftigheid. Dit gedrag boe-
zemde den muiteling vrees in, en terwijl het koude zweet hem van het
voorhoofd druppeide, bekende hij, dat hij in het heetste van een gerecht
nooit zoo bang te moede geweest was. — Vreesselijk was de smart, die
de borst van Wu ti follerde bij deze tooneelen en bij zijne ontzetting’van
den troon; zichzelven beschuldigend, zeeg hij in onmagt neder (349),
en gaf nooit weder eenig teeken van leven.
Kien wen besteeg den troon onder de bedriegelijke bescherming van
den rebel. Reeds had de vermetele een anderen prins tot naamkeizer
bestemd, doch die vorst was te zeer vertoornd over het gedrag van zijn
gunsteling en wilde den schepter en de kroon uit zulke handen niet aan-
nemen. Terstond na Wuti’s dood hadden de leden zijner familie de
wapenen opgevat, geenszins om den veroveraar te bestrijden, maar zelven
zieh van het rijk mfeester te makep, zoodat zij grootendeels tegen elkander
streden. King heu zag dit met bijzonder genoegen; maar kon toch niet
verhinderen dat enkele getrouwe legerbenden moedig tegen de zijne op-
rukten en zeer bloedige veldslagen leverden. Hij was reeds tot opperbevelhebber
des legers benoemd, doch wilde nu ook eerste minister
worden, waarover de keizer schier tränen slortte, want hemzelven bleef
verder geene magt over. De eene slag volgde op den anderen, want het
volk wilde zieh volstrekt niet aan een verrader overgeven; toen hield