
 
        
         
		ma  kuang een zeer groot personaadje,  wien men na zijn overlijden riooit  
 te groote eer konde bewijzen.  Maar weldra kreeg de zucht  tot het nieuwe  
 de bovenhand;  hij  zag de  leemten van  het  oude  stelsel,  en de ministers  
 werden weggejaagd,  om plaats  te maken voor de partij, die groote verbe-  
 leringen in  het  land wenschte te maken. — Eensklaps vertoonde zieh eene  
 groote komeet ten jare 1106, waarvan destaartzichbijkansoverderigehee-  
 len hemel verbreidde. De keizer sidderde voordeaanstaandeoordeelen,en  
 had  dag  noch  nacht  rust,  eer  de  verdreven  staatsdienaars  weder  voor  
 hem  stonden.  Vermits  er  echter  groote  veranderingen  hadden  plaats  
 gegrepen, moesten zij weder vallen;  en de voorstanders van  hernieuwing  
 en  hervorming behielden de bovenhand. Toen bestormde men het hof met  
 smeekschriften;  de  monarch  wilde  evenwel  de  dienaren,  die  hij  het  
 meest  beminde,  niet  ontslaan,  toldat  een  waarzegger  hem  verklaarde  
 dat,  zoolang  zij  hun  gezag  behielden,  zijne  magt  in  groot  gevaar ver-  
 keerde.  Zoo moesten de hervormers dan weder aftrekken,  en  de  oudge-  
 zinden  wilden  alles  overeenkomstig  hun eigen verlangen hebben.  Maar  
 hunne  vreugde was kort van duur;  ondanks eene tweede komeet,  bleven  
 de vrienden zijner jeugd zijne raadgevers tot aan het einde zijner regering,  
 tot groote ergernis der geschiedschrijvers. 
 lu  de  buitenlandsche aangelegenheden was men cerst zeer gelukkig.  In  
 het  zuiden  werd  een  klein  land  aan de Chinezen onderworpen;  ook de  
 stammen  van  Kiang  onderwierpen  zieh  gedeeltelijk,  op  overreding van  
 een kamerling.  Toen  deze  zulke  goede  diensten bewezen  had,  werd hij  
 met  hetzelfde  oogmerk  naar  de  hoofdstad van Liao gezonden,  om daar  
 de  Kitanen  tot  gehoorzaamheid  te  bewegen.  De Chinesche minister be-  
 weerde  met  bitteren  spot,  dat  die Tartaren,  als  zij een kamerling voor  
 zieh zagen,  zouden zeggen:  «China heeft geen man,  om zulk eene taak  
 te vervullen.»  Van  deze onderneming plukte men zeer weinig vruchlen. 
 In  het  noordoosten  des  kjnds  pakte eene andere onweerswolk zamen,  
 die  den  geheelen  Staat met  een  wis verderf bedreigde.  Eenige Tartaar-  
 sche  horden,  die men reeds  tijdens de dynastie der Tang onder den naam  
 van  Niu  tschi, later  Niu  tschin  kende,  leefden in de noordelijke slreken  
 van Man tschu-Tarlarije tot aan de rivier Amur  van  de  jagt  en veeteelt,  
 zij waren den Chinezen alleen bekend door het opbrengen van een geringe  
 schatting.  Onder deze regering vereenigden  zieh  de horden onder bevel  
 van den dapperen en  voorzigtigen A ku la,  een man,  die,  als Tsching gis  
 khan  en  Napoleon,  tot  veroveraar  geboren  was.  Zijne  eerste  onderne-  
 mingen  tegen  Korea  en  den  Staat van Liao waren gelukkig.  De Kitanen 
 waren  door  een  weelderig  leven,  langdurige  rust  en  traagheid  ontze-  
 nuwd;  zij  beschouwden  daarenboven  deze  grensbewoners  met  de  
 diepste  verachting.  De  regerende  vorst  was  een  groot vriend  van jagen,  
 en  stoorde  zieh  weinig  aan  de  onbeduidende  vijanden.  Hunne  stroop-  
 togten maakten  evenwel  eene  oproeping  noodzakelijk,  en  er  stond  een  
 belangrijk  leger  aan  de grenzen,  dat de nomaden nog duizenden mijlen  
 verwijderd rekende. Maär A kn ta was reeds in aanlogt ;  hij sliep ’s nachts  
 vöör den  slag gerust in  het leger,  maar werd door een  droom  gewekt en  
 meende  eene  verschijning te  zien,  die hem vermaande om  voorwaarts te  
 rukken.  Spoedig  wekte  hij  zijne  wapenbroeders,  en  het  geheele  leger  
 was  eensklaps  in  beweging.  Des  morgens  vroeg, juist  toen de dag aan-  
 brak,  bevonden  zij  zieh  in  de  nabijheid der vijanden,  maar een  hevige  
 wind  woei  den  Kitanen  het slof  regt in  het  gezigt,  zoodat zij  niets van  
 het  naderend  gevaar bespeurden.  De onverwachte en vreesselijke aanval  
 maaktehen wanhopig,  en ieder zocht zijn  heil in  de  vlugt. — Nu hoopte  
 men  door  des  konings banieren  de o.verwinnende nomaden testuiten. In  
 eene  vlakte  geraaklen  de  legers  siaags,  de zege bleef lang  onbeslist, toen  
 de  Kin, —  want  dit is  de naam,  dien  de  Niu  tschin aannamen, — met  
 onweerstaanbare  dapperheid  tot  in  het  cenlrum  doordrongen,  den  
 geheelen hofstoet verslrooiden,  de.vleugels deden wijken,  en den rijksten  
 buit aan kleinoodien  en wapenen op het slagveld vonden.  Deze overwin-  
 ning schonk A ku ta moed om een meer verheven  titel aan  te  nemen,  ten  
 einde  door  de  Kitanen  broeder  genoemd  te  worden.  Toen  daarover  
 verschil  rees,  en  de  Khan  die  aanmaliging  honend  verwierp,  maakte  
 A  ku ta toebereidselen  tot  een tweeden veldtogt. 
 Intusschen  leefde  Hoei  tsong  zorgeloos  van  den  eenen. dag  tot  den  
 anderen,  en ontving zelfs geen berigt van den  strijd  der nomaden  onder-  
 ling.  Onverwacht  vertoonde  zieh  een  koopman  in  Schan  tong,  die  de  
 tijding van de veroveringen  door de  Kin  bragt,  en  daardoor  algemeene  
 verbazing  wekte.  Men  wilde  zieh  eerst  door  verspieders  nader  laten  
 inlichten;  maar toen  die niet toegelaten werden,  kwam er een Chinesche  
 afgezant  in  het  leger  van A ku ta,  om een verbond  ten  verderve van  de  
 Liao te sluiten.  Men  had niets onstaatkundigers kunnen doen; maar men  
 dacht te zeer aan den  erfvijand  des lands,  en verblijdde zieh over de gele-  
 genheid  om  hem  eindelijk  te  vernietigen;  men  vergat  daardoor  het  
 veel dreigender gevaar,  om  een woesten stam  door nog grooter overwin-  
 ningen en ondersteuningen aan  de grenzen te versterken.  Hoei tsong zelf  
 vernederde zieh  zoodiep,  dat hij  een brief  aan A ku ta  schreef,  waarvan