
 
        
         
		glimlach  speelde  om  zijn’  mond,  maar  zijn  aangezigt  was  door  de  
 kinderziekte  misvormd.  In  zijne  kleeding  was  hij  gewoonlijk zeer een-  
 voudig,  op  feestdagen  spilziek.  Aan  den  wijn  was  hij  zeer  verslaafd,  
 en  liet  de  zoetste  en  bedwelraendste  soorlen  uit  Europa  komen;  als  
 hij  dronken  was,  werd  hij  woedend;  in  het  gewone  leven  betoonde  
 hij  de  grootste  matigheid,  en  was  met  zeer  weinig  tevreden.  Zijn bed  
 bestond  enkel  uit  huiden;  de kamer,. welke hij bewoonde, was ontbloot  
 van  alle  pracht,  maar  slechts  met tapijten belegd en zonder meubelen;  
 däär  vond  men  den  keizer  uren  achtereen met de beenen neergeslagen  
 op  eene  lage  bank  zitten.  Zijne  pronkvertrekken  bevatten daarentegen  
 al  wat  de  kunst  voortbrengen  en  het  goud  verschaffen  kon.  Hij  had  
 de  rijkste  verzameling  van  horologies  en  de  kostbaarste  kunstwerken,  
 een’  onlzaggelijken voorraad porcelein van alle  soort,  voorls zeer fraaije  
 schilderijen,  ontelbare  zijden  stoffen,  kleedingstukken,  die  hij  in geen  
 duizend  jaar  alle  zou  hebben  kunnen  dragen,  en  kostbaarbeden,  als  
 alleen  het  hof  te  Pe  king  bieden  kan.  Zijn  harem  was gevuld met de  
 beroemdste  schoonen uit  zijn  tijd,  en  zoo dikwerf  hij  naar Jehol ging,  
 wijdde hij haar den  geheelen dag onafgebroken.  Daar  leefde  hij  als  een  
 andere  Sardanapalus,  speelde  en  dartelde  met  de  vrouwen,  voer  in  
 eene  kleine  boot  rond,  terwijl  zij  roeiden,  en  was  altijd  in  hare  
 nabijheid.  Pater  Ripa,  die  hem  zeer  dikwijls  derwaarts  vergezelde,  
 sloeg die  ontzenuwende levenswijs gade,  en verwonderde  zieh,  hoe  een  
 man  als  Kang  hi  zoo  iets  verdragen  kon.  Maar  naauwelijks  had  hij  
 zijne  vrouwen  rijk  begiftigd  en  het  geheele  harem  met  vrolijkheid  
 vervuld,  of  zijne  mannelijke  kracht  vertoonde  zieh  eensklaps  weder.  
 Men  zag  Kang  hi  dan  ’s morgens  zeer  vroeg  te  paard  stijgen,  want  
 hij  was  een  voortreffelijk  ruiter.  Spoedig  ging  hij  op  de  jagt, en elk  
 die  hem  zag,  meende  een’  Nimrod  te  aanschouwen,  die  niets anders  
 verstond  dan  dieren  neer  te  veilen.  Op  eens  werd  de  tent  opgesla-  
 gen,  men  zag  hem  te  midden  van  ministers  en  generaals,  hij  was  
 geheel  in  staatszaken verdiept,  had  volstrekt  geen  lust  in  iets  anders,  
 en  scheen  slechts  geboren  om  te  regeren.  De  aanzienlijke  heeren  
 verbeten  hem,  en ras vervingen twee of drie zendelingen hunne  plaats.  
 Nu  begon  Kang  hi  te  studeren, alsof hij  een schooljongen was, leerde  
 de  wiskundige  wetenschappen  grondig,  liet  zieh  eene  beschrijving  
 geven  van  de  nieuwste  uitvindingen,  sprak  voorts  over  wijsbegeerle  
 en  somtijds ook over  godsdienst,  wendde  zieh  tot  zijne onderwijzers,  
 om  hem  oplossingen  ten  aanzien  van  verscliillende  twijfelingen  en 
 moeijelijkheden  te  geven,  verzocht  hen  zooveel  wetenswaardigs  als  
 mogelijk  was,  hetzij  in  het  Chineesch,  helzij  in  het  Man  tschu,  
 te  vertalen,  en  liet  de  zendelingen  vertrekken,  die  hem  als  een  
 schaduw  volgden,  vol  bewondering  zijner  buitengewone  leergierig-  
 heid.  Dan  zag  men  hem  weder  onverwacht  onder  de  Chinesche  
 geleerden.  Hij  hoorde  hunne  voorlezingen  aan,  onderhield  zieh  over  
 letterkunde  en  geschiedenis,  die  hij  grondig  beoefend  had,  deed  
 hun  strikvragen,  en  hield  zieh  'dikwijls  onwetend,  om  hunnen  
 geest  te  scherpen.  Eens  was  er  een  belangrijk  aantal  geleerden  tot  
 den  doctorsrang  bevorderd.  Dit  is  in  China  eene  zeer  hooge  waar-  
 digheid.  Kang  hi  verwonderde  er  zieh  over,  ondervroeg  hen  zelf,  
 vond  bij  hen  slechts  pedanterie  zonder  ¡geest  en  ontnam  hun  den  
 doctorsrang  weder.  Daarmede  nog  niet  voldaan,  leverde  hijzelf  het  
 bewijs  voor  de  juistheid  zijner  gevoelens,  die  zijne  grondige  kennis  
 bevestigden.  Als  men  hem  in  de  akademie  zag,  dan  was  hij  een  vol-  
 slagen  kamergeleerde.  Maar  eensklaps  ontmoette  men  hem  onder  de  
 muziekanten;  hij  had  eenige  zeer  goede  meesters  uit  Europa  laten  
 komen.  Dan  was  hij  geheel  oor  en  beproefde  zelf  op  de  strijkinstru-  
 menlen  zijne  kunst  te  toonen,  waarin  hij  het  echter  niet  ver  bragt.  
 De  Holländers  hadden  eens  een’  jongeling  uit  Java  naar  de  hoofdstad  
 gebragt;  deze  jongeling speelde met bijzonderen  smaak.  Uren achlereen  
 luisterde  Kang  hi  naar  hem;  het  was  alsof  hij  vergeten  had  keizer  te  
 zijn*  en  alleen  de  zoete  toonen  der  Schalmei  met de liefde der herders  
 wilde  leeren.  —  Denzelfden  man  zag men inisschien nog op denzelfden  
 dag  bezig  met  het  verzamelen  van  een  groot  woordenboek  voor  
 de  Man  tschu,  het  ondervragen  der  ouden  naar  de  beleekenis  van  
 woorden,  en  het  regelen  der  vertaling  van  de  voornaamste  Chinesche  
 werken.  Daarbij  ontzag  hij  kosten  noch  moeile,  want  hij  wilde  zijner  
 natie  eene  leiterkunde  schenken,  die  zij  nog  nooit  bezeten  had.  Men  
 schreef  dit  wel  aan  zijne  vooringenomenheid  met  de  Tartaren  to e ,  
 maar deze  vorst  deed  meer  voor  de .Chinesche  taal  dan ooit een zijner  
 voorgangers.  Hij  had  een  groot  woordenboek  laten  vervaardigen,  dat  
 tot  op  dit  oogenblik  de  grootste  nationale  schat  van  deze  soort  is.  
 Zeer  lalrijk  zijn  de  uitgaven  der  voornaamste  werken  over  de  taal,  
 die  hij  alle  van  uitvoerige  verklaringen  liet  voorzien.  Hij  verzamelde  
 de  kern  der  Chinesche  letterkunde,  rigtte  eene  boekerij op,  zoo groot  
 als  men  er  nog  nooit  eene  te  Pe king gezien had,  schreef zelf, hoewel  
 niet  onder  zijn’  eigen  naam,  en  gaf  een  aantal  preken  uit,  die  thans