
tempel, waar menschen van alle soort zijn zegen verlangden. Zoo
groot was de toeloop der afgodendienaars , dat de lijfwacht niet langer
in Staat was de gretige menigte in toom te houden, gekomen om
de goochelarijen te zien, welke de Lama vertoonde. Doch te midden
van deze afgodsdienst werd hij door de hand des Allerhoogslen ge-
slagen; door de kinderziekte aangetast, stierf hij een verachlelijken
dood (1780). Hel Hgchaam werd gebalsemd en weder naar het vader-
land gezonden. De invloed van het Schamanismus ging door dibsterf-
geval verloren. Men had den heiligen plaatsvervanger voor onsterlelijk
gehouden, en zie daar, hij stierf als de geringste bedelaar, een afschuw
voor zijne vertrouwdste vereerders. — Kien long zelf huiverde bij de
gedachte dat hij zieh zoo lang voor gek had laten houden, h ij,, die
meende zijns gelijke niet te hebben in geestkracht en gezond verstand.
Maar de natuurlijke krachten van den schrandersten man zijn zwak
en verachlelijk in zaken van godsdienst; deze stelregel der ondervin-
ding was den monarch nog onbekend gebleven.
De Nepalezen, die van den dood van den priestervorst gehoord
hadden, verloren op eens alien eerhied voor het bijgeloof hunner voor-
vaderen, en trokken bij groote scharen naar Lassa, om daar den
rijken tempel te plünderen. In deze onderneming slaagden zij bijzonder,
en de vrome Mongolen zelven boden hun de behulpzame hand. Met
ontzettenden buit beladen en met meer goud , dan zelfs Pizarro uit
Mexico bragt, bereikten zij langzaam de bergen van hon land. De Lama
had echter berigt van dezen roof aan den keizer gezonden, een Man
tschursch leger, dat waarschijnlijk in de nabijheid was, werd naar
Thibet afgevaardigd. Intusschen waren de overige bergbewoners van
den gruwel verwittigd; zij kwamen bij groote troepen, om de roovers
te achterhalen. Weldra was het getal der vervolgers zeer groot; en dewijl
zij aanstonds de passen bezetlen, sloten zij de Nepalezen zoodanig in ,
dat deze andere wegen moesten kiezen, en hunne lastdieren en dra-
gers van koude en gebrek bezweken. In dezen neteligen toestand zond
iemand van ’skeizers betrekkingen, de opperbevelhebber des legers,
een’ bode om hun vredesvoorwaarden aan te bieden. Vermits het reeds
zeer moeijelijk was het leven te redden, om niet eens te spreken van
het vervoeren der schatten, onderwierpen zij zieh gewillig aan elke
vernedering, en deze anders zoo wakkere bergbewoners legden zwijgend
hunne wapens af en gaven den buit lerug. Nu bragt men hen in
triomf naar Las$a, en ofschoon de mandarijnen zieh duchtig verrijkten,
bleven er nogtans gouden platen genoeg over, om aan de wanden
van den afgodstempel op te hangen, en aan Boeddha’s vereerders te
verkondigen, dat de Man tschuren deze kostbaarheden terugbraglen
(1792).
De Nepalezen verkregen vrijen aflogt, maar waren door de groote
raagt van China zoo schuw geworden, dat zij zieh vassalen des Rijks
verklaarden en den keizer schalliog braglen. Dikwijls hebben zij hun’
beschermer hulp tegen de Engelscben geboden, moedig hunne regten
verdedigd, maar zieh nogtans als de onderdanigste dienaren van den
Zoon des Hemels gedragen.
Kien long maakte zieh de gelukkige uilkomst dezer veete ten nulle,
zond een’ stadhouder onder den naam van eerste minister naar Lassa,
en onderhield daar omslreeks 2000 soldalen, die in vereeniging met
de troepen van Thibet, de opperheerschappij over het land uiloefen-
den. Het kostte den Staat wel eenig geld om zijn invloed te behouden;
maar het voordeel was nogtans veel grooter; want China had volledige
bescherming in het westen legen elken aanval der barbaren. Ook
onlwikkelde zieh een aanzienlijke handel längs de woesle geberg-
te n , waarover tot op dezen dag groote karavanen trekken, om
goud en wollen stoffen in ruil legen zijde en thee te halen. De
Chinesche regering heeft orde en de belrachling der weiten inge-
,voerd, en met zeer geringe middelen de geheele bevolking aan zieh
onderworpen.
De laalste dagen van Kien long werden zeer somber door de ver-
liezen van zijn leger in Tong king. Dat land was sedert lang rege-
ringloos geweest; de verwoesling was er zoo groot, dat honderd-
duizenden inwoners van honger slierven; hetzelfde lot trof ook Cochin-
China. Eindelijk wist zieh een wakker man op den troon te verhelfen,
en herstelde onder de leiding van een’ Franschen zendeling het gezag
der weiten. De voortgang en bloei van dit ongelukkig rijk was buiten-
gewoon snel, en het herrees in zeer körten tijd als een feniks uit
zijne asch. Het lag in het plan van den boven vermelden bisschop,
eene naauwe verbindlenis met Frankrijk aan te knoopen; de erfgenaam
van den troon werd naar Parijs gezonden, om daar zijne opvoeding
te ontvangen. Alles was goed berekend, en de weldadige invloed des
priesters had aller hart voor hem ingenomen, zoodat hij slechts een
woord had te spreken en ieder gehoorzaamde zijn bevel. Maar de
Fransche omwenleling kwam tusschenbeide, en verhinderde het afstaan