
en het ontbrak tbans niei aan tolken en lieden die met de slaatkun-
dige rigling van het hof des liemelschen Rijks zeer wel bekend waren.
De beroemde Staunton zelf, die als knaap met zijn vader te Pe king
geweest was, werd als tweede gezant aan den lord toegevoegd. Wel-
gemoed kwamen de Engelschen aan den mond van den Pe ho, maar nu
moesten zij hunne proeven doorstaan. Van het eerste oogenblik der
landing afhadden zij met onuilsprekelijke moeijelijkheden te strijden.
Eerstwas’t het schalting brengen, toen weder het slooten met het hoofd
tegen den grond, eindelijk de lompe bejegening en bovendien beleedi-
ging op beleediging, die men de aangekomenen opzettelijk aandeed.
Maar het gezantschap moest verdragen wat onvermijdelijk was, en
toen de gezant zelf eindelijk in de nabijheid des keizers, die zieh op een
landgoed bevond, gekomen was, werd bij onverwacht voor hem ge-
roepen. Hij was nog niet bekomen van zijne vermoeijenis door het
rijden op eene kar over een hobbeligen weg, toen deze last gegeven
werd. De keizer zelf zond zijn’ geneesheer, om te vernemen in hoever
de Engelsche staatsdienaar- onpasselijk was; toen het bij onder-
zoek bleek dat hij alleen behoefte had aan rust, werd de monarch
gebelgd. De Engelschen ontvingen hun afscheid, zonder dat zij zelfs
het aangezigt van den draak gezien hadden , en werden weder uit
het land gezonden. De majesteit van het Rijk was gekwetst, omdat
de gezant niet oogenblikkelijk versehenen was, toen de autokraat het
wilde. Het eigenlijke doel was, deze vreemdelingen zooveel mogelijk
in de oogen der natie te vernederen, zonder het bepaaldelijk tot eene
uitbarsting te laten körnen. De Chinezen bereikten hun oogmerk, en
het baatte de vreemdelingen zeer weinig de verwijderde hoofdstad be-
zocht te hebben.
Om het gezantschap eenigzins tevreden te stellen, werden de Engelschen
op hunnen terugtogt zeer goed behandeld. De keizer zelf vaardigde een’
rondgaanden brief u it, waarin hij zieh beklaagde, dat hij de vreemdelingen
de groote eer eener audientie niet had kunnen bewijzen. Daar zij
zieh echter zoo onderworpen gedragen hadden, wilde hij den koning
dier natie eenige geschenken geven omhen, die arm gekomen waren,
rijk terug laten keeren. (Deze geschenken bedroegen aan waarde vie»
pond sterling). Onderweg mogt men de gezanten met hun gevolg ook
beleefd behandelen, opdat zij alle door dankbaarheid getroffen wierden
en doordrongen van eerbiedige gevoelens tevreden zonden zijn. —
De oorlogsvaartuigen, die de gezanten hadden gebragt, hadden ondertusschen
Korea en de Lieu kieu-eilanden bezocht. Bij de inwoners,
een beminnelijk volkje, werden zij zeer gaarne ontvangen en gul ont-
haald. Bij hun’ terugkomst wilde men hun den toegang door de Tij-
gerpoort betwisten, en vuurde op de schepen. Maar deze gaven eene
volle laag terug en de bezetting liep spoedig weg. Zoo eindigde deze zeeslag.
Het gezantschap werd bij de terugkomst te Canton door den stadhouder
gastvrij ontvangen. Hij wilde nog eene lange redevoering houden,
om te bewijzen welke groote weldaden de keizer aan de Engelschen
door het toestaan van den handel betoonde , maar hij was niet in Staat
te loochenen, dat de voordeelen wederkeerig waren, en moest dus
zwijgen. — Dit was de laatste proef die men nam met gezantschappen;
want ieder begreep thans wel, dat er met de grootste pracht niets werd
gewonnen, en dat het hof te Pe king dergelijke ondernemingen altijd
slechts als het brengen van regtmatige schatting aanzag. De kooplieden
beschouwden het als een groot voordeel, zoo veel mogehjk met de Chinezen
tot eene schikking te komen; want bij het handelsverbod was
niets gewonnen, hetgeen de Chinezen dan ook inzagen, en daarom
vele hindernissen uit den weg ruimden, die vroeger oorzaak tot gesehil-
len hadden opgeleverd. Maar de regering bleef bij hare beginselen van
uitsluiting volharden, en wilden den handel slechts in zoo verre dulden,
als met hare bedoelingen strookte. Intusschen moest de opperste lolont-
vanger, bekend onder den naam van Huppo, groote sommen aan het
hof betalen voor het voorregt, om dien, post te v e rk rijg en - eenstel-
sel, dat ook op de maatschappij-kooplieden werd toegepast, die jaar-
lijks aanzienlijke sommen onder verschillende benamingen moesten op-
brengen. Daar zijzelven deze liever niet wilden betalen, ngtten zij
eene gemeenschappelijke kas op, die door een verhoogd regt op alle
vreemde goederen geslijfd werd. Hierdoor waren zij in Staat met alleen
voor zichzelven het benoodigde geld bijeen te brengen , en aan des
keizers wensch te voldoen, maar ook een belangrijk jaarlijksch in-
komen in hun’ zak te steken. Zij verkregen ook een’ rang en werden
als de beste dienaren van den Staat beschouwd, want zij kostten
niets , en bragten zeer veel op. Ondanks deze voorregten maakten
nogtans de meesten met enkele uitzonderingen bankroet en men kon
nagenoeg berekenen, hoeveel jaren het kosten zou om eene schuld
van versebeidene millioenen guldens af te doen. Zij werden echter
betaald; en zoo sleepte de handel zieh van tijd tot tijd voort; totdat
er eene algemeene uitbarsting kwam.