
 
        
         
		NEGENDE  AFDEELING. 
 D Y N A S T I E   V AN  JÜEN. 
 (1278—136S  na  Christas.) 
 Geene overwinnende natie overstroomde binnen korter tijd uiigebreider  
 landstreken  dan  de  Mongolen.  Men  bedenke,  dat  haar  aanvoerder  
 Tschinggis slechts over weinige nomaden  te bevelen had,  en zelfs dezen,  
 toen  hij  nog een  knaap  was,  hem  bet  geerfde  oppergezag  betwistten.  
 Zelfs  nadat  hij  door  zegepralen  en  onderhandelingen  talrijker  scharen  
 rondom zieh verzameld  had, waren het nogtans  slechts halve wilden,  die  
 zijne  bevelen  huldigden;  de  geoefende  dapperheid  der  aangrenzende  
 meer beschaafde Hia  en  Kin ha(l  reeds  vroeger  dubbele  legers  van zoo-  
 danige nomaden afgeslagen  en vernield.  Maar  Tsching gis meende, door  
 droomen  en voorspellingen in  dit denkbeeid  bevestigd, dat de hemel  hem  
 tot beheerscher der wereld bestemd had, zijn pligt was verwoesten, over-  
 winnen,  oogslen  te vernielen, steden  te sloopen, en  hongersnood  en  pest  
 tot  nuttige  dienaren  zijner  magt  te maken.  Even  als  stormen,  aard-  
 bevingen  en  vuurspuwende bergen  in  de  natuurlijke  wereld verwoes-  
 ting en eilende veroorzaken,  zoo zijn ook in het zedelijk bestuur des men-  
 schelijken geslachts dergelijke veroveraars noodzakelijk. De Khan was, en  
 hij  beroemde  zieh  daarop,  eene  tuchtroede  Gods  tot  straf  der  volken.  
 Maar ofschoon  dit tot  verontschuldiging  der wreedaards  möge strekken,  
 wacht hen  evenwel  het  oordeel Gods,  en  zij  erkennen  eindelijk,  dat  zij  
 menschen zijn, al waren zij ook beladen met den vloek van  hun geslacht. 
 Behalve  de  reeds  vermelde  veroveringen  kostte  de  overwinning  des  
 sultans  van Charisma,  die  een  groot  gedeelte  van  midden-Azie  tot de  
 Kaspische  zee  en  den Indus in  het zuiden beheerschte,  het meeste men-  
 schenbloed. Hier verzetle  zieh de geestdrijverij  der Mohammedanen met  
 een zeer goed geordende magt tegen de Mongolen. Zij  hadden Tsching gis  
 tot het uiterste getergd; wanneer hij eens na lang beraad het zwaard trok,  
 om  zijne  gezanten en kooplieden te wreken,  stak hij  het  niet weder in de  
 schede,  voordat  de  geheele  uitgestrektheid  des  lands zijn schepter hul-  
 digde. Alle beschaving werd daardoor vernietigd;  tot op den tegenwoor-  
 digen  dag  ziet  men  nog  de  puinhoopen  der  steden  en  deze  streken  
 bereikten nooit weder hären voormaligen bloei. Nadat de oorden tusschen  
 de Wolga  en  de  Kaspische  zee  door  een  aiVontuurlijken  Mongoolschen 
 generaal doorgetrokken, en de gruwelen der verwoesting ook op de grenzen  
 van Europa vernomen waren, wilde men een veldtogtnaarlndieondernemen,  
 want derwaarts was Dsche la le  ddin,  de dappere  zoon  van den gedooden  
 Sultan van Charisma, gevlugt. Yolgenshet verhaal der Chinezen die onder  
 het gevolg des veroveraars waren, vermaande een dier, dat spreken kon, de  
 Mongolen, om deze onderneming te staken. Het was dusaan hunne nakorne-  
 lingen voorbehouden, om dat rijkeland te verwoesten. Perzie werd echter,  
 onder aanvoering van Holagu, een prooi der Tartarenen Bagdad, de hoofd-  
 stad van den Kalif, door hen ingenomen,  ondanks de trotschheid van dezen  
 heilige. Nu bliezen  de nomaden dood en verderf tegen de Mohammedanen,  
 en  verspreidden schrik in Anatolie,  terwijl Armenie hun ook ten deel viel.  
 In Syriezouden zij zieh misschien met de kruisvaarders vereenigd hebben,  
 indien de Mamelukken  hun  niet  den  wanhopigsten  tegenstand  geboden  
 hadden.  Zoo  dreef de onweerswolk die  streken voorbij,  om ratelend,  en  
 met  vernielehde  kracht  over  Rusland  zieh  te  ontlasten.  Dit  rijk  werd  
 niet slechts in al zijne  breedte en lengte veroverd, maar zuchtte zelfs na-  
 derhand  eeuwenlang,  toen  de  meeste  overige  landen  reeds  weder  vrij  
 adernden,  onder  de ijzeren  roede  der  Mongolen.  Deze slavernij  was het  
 welke die streken van het overige Europa afzonderde, de beschaving tegen-  
 hield,  en  nog  tot  op  dezen  dag  de  gevolgen  der  verovering  toont.  De  
 nomaden,  rivieren  overzwemmende,  of  in  den  winter  het  ijs overtrek-  
 kende, meenden zelfs het koude en onvruchtbare Zweden  te doorkruisen.  
 Maar Polen  leverde beter buit op,  en  nu kwamen zij ook naar  Silesie, om  
 op het slagveld  bij  Liegnitz het zwaard  der  dappere  Duitschers te  leeren  
 kennen.  Hoezeer  de Mongolen overwinnaars  waren, hadden zij na dezen  
 slag echter  zeer  weinig  lust  om  verder westwaarts  door  te  dringen, en  
 Hongarije gevoelde zoowel als  Bulgarije  en  Thracie op  de schrikkelijkste  
 wijze  de  wreedheid  der  onverzadelijke  overwinnaars.  Bij  Neustadt in  
 Oostenrijk ontvingen  de nomaden op  nieuw eene les,  om zieh  niet verder  
 met de Duitsche ridders in te laten.  Dit was  de laalste poging,  om de ten  
 halve en met  zooveel  moeite  verworven  beschaving  van  Europa,  gelijk  
 hunne voorgangers, de Hunnen,  te verdelgen.  Indien hun voornemen ge-  
 lukt was, indien zij,  gelijk eens  de Gothen  en Vandalen,  Spanje bereikt  
 hadden,  dan zou het  heidendom  en  de  woestheid  weder  de  bovenhand  
 verkregen hebben,  en het  westen beneden  China  en Japan gedaald zijn. 
 Nog eens vertoont zieh dit volk  onder  den  geduchten Ta mer lan,  die,  
 met Mohammed’s zwaard omgord,  zieh  de heerschappij  der wereld wilde  
 aanmaligen. Vervolgens verdwijnen de sporen dezer natie om in de zeven