
verloren, en de weinige vreeinde zendelingeu, die nog van tijd tot
tijd aankwamen, erkenden niel langer de oppermagt der Portugesche
bisschoppen.
Over het geheel nain de rijkdom der kolonie toe vooral door den
Opiumhandel en de toevallige onzijdigheid der Portugesche vlag. Daarom
doorkruisten hunne schepen ongehinderd den Archipel, en dreven een’
zeer voordeeligen handel, totdat ook Portugal genopdzaakt was zieh:
legen Frankrijk te verklären.
Nadat het gezantschap der Engelsehen van Pe king was teruggeko-
men, toonden de overheden zieh meer bereid om de kooplieden eene
goede behandeling te doen ondervinden. Maar thans begon de opium
gerucht te maken; men zag de verschrikkelijke gevolgen van het rooken,
en daarom volhardde de Chinesche regering bij het verbod van den
invoer. Ten gevolge van dit bevel deden debestuurders der Oost-
indische maatschappij het aanzoek, dat men het bereiden van
heulsap in Bengalen verbieden en tevens den uitvoer verhinderen zou.
Hoe geheel anders zou de gedaante der dingen geweest zijn, indien
dit voorstel aangenomen was.
Nu begon de vreesselijke oorlog in Europa, waarover de Chinezen
zieh nog minder bekommerden, dan wij over de staatsaangelegenheden
van den vorst van Tombucto. Doch reeds in 1799 vertoonde zieh eene
Spaansche vloot op de ree te Macao, natuurlijk om jagt te maken op
Engelsche koopvaardijschepen, waardoor de Engelsche admiraal voor
de veiligheid zijner landgenoolen bezorgd werd. Hij schreef dus zelf
aan den gouverneur te Canton, om zijnen schepen eene goede ontvangst
te waarborgen. Maar de mandarijnen wilden geene fregatten van eene
andere natie bij zieh zien en verzetten zieh ten sterkste om hun eene
ankerplaats in hunne waleren te vergunnen. Daardoor ontstonden
er vele en bittere twisten; de Engelschen hadden besloten hunne
regten te doen gelden, en de Chinezen beoorloogden hen met hoog-
dravende edikten, waarin zij de vreesselijkste dreigementen uitstieten.
Maar dezen bepaalden zieh tot het papier en de zaak eindigde met
fraaije woorden.
Weldra onlstond er eene welgegronde vrees, dat de Portugezen
met de Franschen gemeene zaak zouden maken, en derhalve eene
Fransche bezetting aannemen, hetgeen immers reeds vroeger de Span-
jaarden gedaan hadden. Indien de Franschen eerst eenmaal op de
plaats waren, dan zou natuurlijk zeer groote schade voor den Engelsehen
handel het gevolg zijn. In dit hagchelijk oogenblik besloot de
Engelsche overheid in Indie, ondanks de talrijke binnenlandsche oor-
logen, spoedig eene afdeeling troepen naar die plaats te zenden (1802)
en daarvan bezil te nemen. Bij de komst der Soldaten lieten de be-
woners van Macao geen steen onaangeroerd, om van deze gasten
ontslagen te worden. Zij gaven bij de overheden te Canton de afzigte-
lijkste schets van de aangekomenen, verklaarden dat het Rijk in gevaar
was en gingen zelfs zoo ver, van Kia king door hunne zendelingen
in de hoofdstad te laten verzoeken, om de tegenwoordigheid dezer
menschen niet te dulden. Maar er behoefden volstrekt zulke aanspo-
ringen niet te geschieden. De Chinesche regering, bewust van hare
zwakheid, was wegens het naderend gevaar met schrik vervuld, overal
ontslond bezorgdheid, het eene edikt volgde op het andere, en daar
er een eind aan den handel zou gemaakt worden, — zoo luidde
lenminste de hedreiging — waren de Engelschen genoodzaakt toe te
geven. De troepen trokken af en de Chinezen waren voor dilmaal van
de vrees ontslagen, maar behielden hunne achterdocht. Op denzelfden
tijd had er een opstand plaats in de nabijheid van Canton , en de stad
zelve werd door de oproerlingen bedreigd. Een aanzienlijke voorraad
van goederen bleef in de pakhuizen achter, en de buit der rebellen
zou zeer belangrijk geweest zijn, als zij in de magazijnen hadden kunnen
breken, en zieh meester maken van de Engelsche goederen. Het
ongeluk dreef voorbij en men vergat weldra eene ramp, die zieh
misschien in het volgende jaar weder vertoonen zou. De Portugezen
zetten gedurende al dien tijd hunne kabalen voort, en toonden bij
herhaling, dat zij eeuwige vijandschap aan de Engelschen gezworen
hadden, en liever verkozen voor de mandarijnen te kruipen, dan
onder de Engelsche heerschappij hun brood te verdienen.
Terwijl de Engelsche voorzitter den handel tot zeer groot voordeel
van de kompagnie en het land bestuurde, was hij tevens in Staat eene
belangrijke som gelds aan den gouverneur van Indie, .den markies
Wellesley,, over te maken, wiens oorlogen tegen de Maharalten en
Tippo Saib ontzettende sommen verslonden, eene zeer welkome bij-
drage, zonder welke het hoogst moeijelijk zou geweest zijn het leger
in Indie de soldij te betalen. Omstreeks dezen tijd namen de Engelschen
ook eene proeve om den handel met Cochin-China te openen,
die met geen goed gevolg bekroond werd. Later zonden zij den koning
geschenken en verschillende kostbaarheden, zonder hem daardoor