
 
        
         
		als gevangene tiet levcn had geschonken,  nam, zoo als  hij  zeide, uit dank-  
 baarheid dienst bij  hem. Hoezeer degenen, die  hem omringden, hemzeer  
 ernstig  vermaanden,  wilde  de  held  geen  achterdacht in zijn binnenste  
 voeden;  want  de  overlooper  zwoer  hem  heilige  trouw.  Eenige  maan-  
 den  daarna  was  Hong  wu  eens  zoo  vermoeid,  dat  hij  zieh  terstond  
 bij  het  binnentreden  van  zijne  tent  op  zijn bed wierp en in  slaap viel.  
 Dit  oogenblik  maakte  de  ondankbare  zieh  ten nutte,  en sloop, met een’ 
 dolk  gewapend,  naar  zijn  legersiede.  Gelukkig ontdekte hem de schildwacht; 
   maar  hij  ontsnapte,  echter  met  achterlating van den dolk tot be-  
 wijs  van  zijne  wandaad.  ln  den  eerstvolgenden slag zag men  den  overlooper  
 in  de  rijen  zijner  landgenoolen;  een  Chineesch  generaal  ging  
 aanstonds  op  hem af,  ligtte hem met de Jans uit  den zadel  en maakte het  
 paard  zoo  schuw,  dat het wegrende  en  den ellendeling  een  eind wegs in  
 den stijgbeugel verward meesleepte,  totdat hij  eindelijk,  door  het hevige  
 stooten met wonden overdekt,  den geest gaf. 
 Hong  wu  was  nog niet in Staat om  de magt der Mongolen in  de noor-  
 delijke  provincies  aan  te  tasten.  Hij  wilde  zieh  daarom  in  het zuiden  
 nestelen,  en van daar zijne verdere togten ondernemen. Om dit  tekunnen  
 doen, moest hij  den Jang tseovertrekken, maar van waar zou  hij  de booten  
 krijgen? Treurig vertoefde hij  een  geruimen  tijd aan den met riet be-  
 groeiden oever, toen ereensklaps eene  vloot  naderde,  Dit  waren  vaartui-  
 gen  van kooplieden,  die  zijn  roem  hadden  hooren yerkondigen,  en juist  
 voorbijvarende  vernamen  in  wat  groote  verlegenheid  hij  zieh  bevond.  
 Nog  eer  hij  den  overkant  bereikte,  had  een  aantal  afgevaardjgden uit  
 de oudsten hem  hartelijk  geluk gewenscht met zijn plan, en  hem  de ver-  
 overing van het geheele rijk gewaarborgd. Hunne uitspraak was die van een  
 orakel en werd zeer ijverig door zijne aanhangers verbreid.  Toen  hij dus  
 eenige  mijlen  van  Nan  king landde,  ontving men  hem met groote eerbe-  
 wijzen;  de  strijd om deze stad was niet moeijelijk,  de Mongolen werden  
 er spoedig uit verdreven,  en  Hong wu maakte haar met veel wijsheid en  
 een  zeer  juist  oordeel  tot zijne residentie,-  wantzij  was het middelpunt  
 van  het  geheele  rijk.  Nog  getuigen  däar van zijn verblijf de ontzeltend  
 hooge  muren,  wier  steenen  met  het  opschrift  van  zijn  naam voorzien  
 zijn,  het  uitgestrekte  Mausoleum en de lusthoven en boschjes in de om-  
 streken.  Uit  deze  plaats  beraamde  hij  alle  togten  met vrij wat naauw-  
 keurigheid, vormde de  plannen tot verdrijving der Tartaren en  handelde  
 als  een  der  grootste vorsten, waarvan de geschiedenis gewaagt, met een  
 veelomvaltend plan en onwrikbare volharding. Om te kunnen beoordeelen 
 hoe voortreffelijk  zijne  keus  eener residentie  was, moct men te Nan king  
 geweest zijn. De stad ligt aan de oevers van den majestueuzen Jang tseen  
 is dus met alle deelen des lands door kanalenen stroomen Verbünden. Het  
 bezit  was  echter  niet zoo gemakkelijk te handhaven,  en Hong wu moest  
 eerst een  vreesselijken  slag  op  de  rivier leveren,  eer hij  veilig was. Deze  
 slag  is door deChinezen  zeer  goedbeschreven,enschijntdevoornaamste,  
 waarvan de geschiedenis melding maakt.  Hong wu, hoewel geen zeeman,  
 bleef overwinnaar;'want het Chinesche volken de visschers,  die aldeon-  
 bekwarne en hardvochtige matrozen haatten, schaardenzich aan zijne zijde. 
 Op  de  kusten  had  reeds  lang  een zeeroover gekruist,  en zijne magt  
 bestond  uit  3,000,  of volgens anderen, uit 10,000 booten  en jonken.  Hij  
 was dus een  zeekoning en  heerschte ook zeer onafhankelijk. De Tartaren,  
 die nooit op  het vochtig  element  vertrouwden,  konden geen voordeel op  
 hem  behalen,  en dus trok  hij  van  het noorden  naar het zuiden en  om-  
 gekeerd om al hun proviand  op  te vangen.  Dit gaf hem eene zeer groote  
 magt;  maar  toen  hij  van  Hong wu’s geluk  hoorde,  besloot hij den  held  
 zijne  hulde  te  brengen  en  hem als  opperheer te erkennen.  Hij  schreef  
 daartoe  een  zeer  nederigen  brief  en  verwierf  de  eer,  om  zijn leenman  
 genoemd  te  worden.  Hoezeer  hij  in  het  vervolg  zijne beloften  nietver-  
 vulde,  verblijdde Hong wu  zieh  nogtans  zulk  een  krachtig  bondgenoot  
 gevonden  te  hebben.  Om  de  gemeenschap  met de  kust  altijd open te  
 houden,  trok  de krijgsman  naar Tsche kiang en veroverde spoedig de aan  
 zee gelegen distrikten, zoo dat hij nu binnen zeer körten tijd eene zeemagt  
 onder zijn bevel had.  Niet lang daarna stelde hij  zieh ook in  bezit  van  de  
 groote  provincies  Hu  kuang  en Kiang  si,  zoodat  binnen weinige  jaren  
 zeer  vruchtbare  en  rijke  landstreken,  niet  zoo  zeer  door  geweld  van  
 wapenen, dan wel vrij willig zijne heerschappij  erkenden. 
 Nu meende men,  dat  het  hoog  tijd  was om  ook iets  ten  noorden  van  
 den Jang tse te  bepröeven;  want  de  scharen,  die  den jongen veroveraar  
 volgden,  waren  talrijk genoeg om de bezwaarlijkste veldlogten te volein-  
 den. Men trok dus naar Hoai  nan en behield  ook daar de bovenhand. 
 Hong wu verborg nooit zijne geringe afkomst;  van  daar waren er zelfs  
 onder  zijne  eigene lieden,  die met den koksjongen spotten.  Dit moest bij  
 wel  is  waar  bedaard aanhooren;  maar hij  was  te  goedhartig en gemeen-  
 zaam, om de spotters te straffen. Hij wilde even wel een bewijs geven, dat hij  
 boven al zulke kleinigheden verheven was en zijne ouders,ofschoonslechls  
 daglooners en oudekleerkoopers, eerde.  Daarom  hield hij  eene bedevaart  
 naar hun  graf, dat,  zoo  als  de  boeren zeiden,  met medehulp der Feeeu