
zeer dcgelijk en staalkundig jongeling, wist hem van deze dwaze onder-
neming te doen afzien, terwijl een Chinesche minister een uitvoerig
vertoog schreef, om aan te toonen, hoe weinig nut men van deze ver-
overingen onder vreemden kon trekken. ln het vervolg zond de koning
van Cochin-China een gouden standbeeid, en werd in schijn een vassaat
van Hu pi lai.
Met Java en de naburige eilanden hadden de nijvere Chinezen eenen
aanzienlijken handel gedreven. — Hu pi lai, die vrijzinnig was, begun-
stigde zoodanige ondernemingen. Een zijner dienaren begaf zieh der-
waarts, om misschien parelen en andere kostbaarheden voor zijn’ monarch
te koopen; maar werd zeer schandelijk behandeld door den vorst van
het land. Terstond gaf de keizer bevel, dat zieh 30,000 man naar dat
eiland moesten inschepen, die ook inderdaad dit heerlijke land bereikten.
De Radja betoonde zieh zeer gezind om aan de voorslagen van den Khan
tot onderwerping gehoor te geven, maar verzocht zijne gasten om hem
bij te staan tegen den gevaarlijken vijand. De oorlogzuchtige Mongolen
stemden daar zeer gaarne in toe, en trokken met schier al hunne magt
op, om het leger van hunnen nieuwen bondgenoot de overwinning te
helpen bevechten. Maar hoe grool was hunne verbazing, toen zijzelven
geheel alleen den slag moesten leveren en het groolste gedeelte hunner
dapperste krijgslieden tegen een ontzaggelijk aantal vijanden verloren.
De overwinning bleef echter aan hunne zijde, en zij drongen nu aan op
de vervulling der beloften, die de vorst hun gedaan had. Maar in plaats
daarvan tastte hij hen te water aan, vernielde vele hunner jonken, en
verdreef de geheele vloot van de oevers des eilands. Zoo trokken de
Tartaren met het zwakke overschot hunnes legers naar hun vaderland
terug, en leverden een dubbel bewijs, dat Hu pi lai niet bestemd^was
tot gebieder over het Zuiden. Hoe zouden die streken geheel herschapen
zijn geworden, indien de Chinesche regering daar vasten voet verkregen
en hare plahnen ten uitvoer had kunnen brengen! Maar dit was de wil
des Allerhoogslen niet; beschaving en koophandel waren niettemin in
handen der Chinesche kolonisten, die tot op den dag van heden de ziel
uitmaken van het verkeer en van alle nijverheid in die landen.
Juist op dat tijdstip werd den keizer bekend gemaakt dat er Formosa’s
en Lieu kieu-eilanden beslonden. Hij dacht, dat het zeer gemakkelijk
zijn zou zieh van deze landen meester te makcn; daarom gelastte hij een’
zijner dienaren, die met de inwoners bekend was, met eene vloot der-
waarls te gaan en er in zijn naam bezit van te ncmen, om zieh over het
niet-veroveren van Japan te troosten. Maar de mandarijn stierf ongeluk-
kigerwijs en alzoo mislukte ook deze onderneming.
Van meer beteekenis en gevolg was de togt naar Birma. De koning van
dit land had gehoord van de scharen der Mongolen, die zieh aan de
grenzen gelegerd badden, en was dus ernstig bedacht om deze onwelkome
gasten te verwijderen, eer zij zijne slaten binnendrongen. Een dapper
generaal stond op de grenzen en zag onbevreesd de ontelbare vijanden
naderen. De sterke olifanten met hunne leiders, op kleine torens gezeten,
joegen de paarden der Mongolen groote vrees aan, en de ruiters waren
genoodzaakt hunne paarden in een bosch vast te binden, en te voet de
groote dieren in ’t gemoet te gaan. Zij ontvingen hen met een hagelbui
van pijlen, waardoor de reusachlige dieren woedend werden. In plaats
van voorwaarts te gaan, keerden zij om, en vlugtten van pijn naar een
bosch, waar de Birmasche Soldaten, die op hunne ruggen gezeten waren,
door de takken op den grond geslingerd werden. Nu kregen de Mongolen
nieuwen moed, doodden er velen, en wonnen, ofschoon met een onl-
zettend verlies, den slag. Het berigt der overwinning werd in de hoofd-
stad bekend, toen Hu p ilai juist door een aantal ongelukken getroffen
was. Zijn leger trok de residente van Birma binnen, en veroverde het
geheele land, dat ook bij de Chinesche monarchie werd ingelijfd. Men
liet de begraafplaatsen der vorsten, hoewel ze verguld waren, als ook de
piramiden in de nabijheid van de tempels, onbeschadigd, en gedroeg
zieh bovendien zeer verschoonend. Intusschen had de koning van Bengalen
zieh in dezen strijd gemengd; maar daar men van de straf, welke
Hu pi lai hem oplegde, niets naders gehoord heeft, kunnen wij dit slechts
aanstippen. De vorst van Birma had zieh met eene jonk gered. Ondanks
het geringe gevolg der ondernemingen in het Zuiden, waren de eilanders
zoo bevreesd, dat tien Radja’s onverwijld hunne gezanten metschattiug
naar het hof des keizers afvaardigden, en daar voor ook zeer groote
handelsvrijheden verkregen. Hu pi lai was zeer trotsch. Toen hij deze
zwarte menschen te zamen zag met de Samojeden en Tunguzen der
JJszee, die hem insgelijks door afgevaardigden hunne hulde bragten,
was zijn hart overstelpt van blijdschap; want hij had meer daneenig
ander veroveraar gedaan, en het Noorder- en Zuiderdeel van Azie met
elkaär in aanraking gebragt.
2. Opstanden. Door den oorlog was het volk zeer uitgeput en de haat
tegen de Mongolen ten top geslegen. Er was dus slechts eene geringe
aanleiding noodig, om het smeulende vuur tot eene lichtelaaije vlam aan