
dan le voren en maakte zieh daarenboven door eene nieuwe overwinning
op de erfvijanden des lands beroemd. Dezen hadden aanzoek gedaan om
de hand eener prinses, en toen men dit verzoek afsloeg, deed de geheele
Horde een inval in China; doch de minister nam gednehte wraak, en
vereeuwigde zijne overwinning door een opschrift op eene.rots in de
woestijn. Spoedig was hij bij het geheele hof door zijne trotschheid
onverdragelijk geworden, slechts een kamerling wilde niet voor hem
bukken en ontdekte den thans veertienjarige keizer het geheim zijner ge-
boorte. De gewaande regentes was zijne moeder niet, maar had hem in
zijne kindschheid aan eene andere prinses onlriomen en die naderhand,
om alle vermoedens te onlgaan, vermoord. De knaap, daarover veront-
waardigd, schreef terstond een bevel aan de ooms, zijne voogden,om zieh
het leven le benemen, en sloot de voorgewende moeder in den harem
op; slechts een minister, die zieh loffelijk onthouden had van alle kne-
velarijen, verwierf genade.
De kamerling werd thans de gebieder van zijn heer; hij gedroeg zieh
echter zoo nederig en vriendelijk, dat ieder zijne maatregelen en bestuur
bewonderde. De keizer, al te blind ingenomen met den gunsteling, ver-
hief hem in den adelsland, hetgeen zeer veel aanstoot gaf. Het volk bleef
gedurende deze regering, ondanks alle aardbevingen en andere ongeluk-
kige voorvallen, gehoorzaam aan zijnen gebieder, en er ontstonden noch
partijen, noch oproeren.
Het was een beginsel der bekwaamsle Chinesche ministers, om iedere
inmenging in de aangelegenheden van andere staten tegen te gaan; want
zij kenden de ontzaggelijke onkosten en de gevaren van buitenlandsche
oorlogen. Anderen beweerden dat de Tartaren zichzelven een weg naar
China zouden banen, als men hen niet in hunne woestijnen aantastte.
Daarbij beschouwde men deze barbaren met de diepste verachting,
en vermits er niets binnen ’s lands voorviel om den uitstekendsten der
Chinesche generaals, Pan tschao, bezig le houden, wilde men d6 Hunnen
beoorlogen, die zieh thans wegens hunne magteloosheid metdeSienpi
vereenigd hadden. De grijze held baande zieh een doortogt tot in klein
Bucharije, overwon alle daartusschen gelegen stammen, en stond in het
jaar 95 met een geducht leger aan de oevers der Kaspische zee. Indien
de Chinezen daar Rome’s legioenen onlmoet hadden, tot welke buiten-
gewone gebeurtenissen zou dit al aanleiding gegeven hebben! Nu stonden
de beide legers als veroveraars in elkanders nabijheid, zonder van weers-
zijde zelfs hunne namen te kennen. De moedige Chinees wilde naar de
kust aan de andere zijde oversteken, om te zien of daar geen Volkeren
woonden, die men aan het hemelsche Rijk konde onderwerpen; doch men
zeide hem, dat het bij den günstigsten wind zes maanden, bij tegenwind
twee jaar duurde, eer men de bergen dier streken te zien kreeg. Dit was
echter te lang voor zulk een ondernemenden geest; op zijn eerste verzoek
ontving hij zijn ontslag, en zijn opvolger had nooit dien invloed op zijne
Soldaten, welke tot het gelukkig volvoeren van reusachtige ondernemin-
gen vereischt wordt, nooit was China’s magt grooter, doch de zon des
Rijks bleef niet lang in het loppunt staan.
Ho ti’s zoon was slechts honderd da gen oud, toen zijn vader stierf (106);
maar de keizerin-weduwe was eene edele vrouw, en nam met krachtige
hand de regering op zieh. De Chinezen hoewel zeer afkeerig van de vrou-
welijke regering, bewonderden niettemin haar verheven karakter. Toen
het land door overstroomingen en aardbevingen verwoest werd, verkocht
zij al de koslbaarheden van het hof, verminderde de belastingen, en
betoonde zieh eene moeder des volks. Haar zoon bekend onder den naam
van Schang ti (vroeg geslorven keizer) stierf zeer spoedig, en werd door
zijn neef Gan ti (107) opgevolgd.
De keizerin, die hem tot deze hooge waardigheid bestemd had, bleef,
zoolang hij nog een knaap was, regentes. Men bespeurde weldra, dat de
uitgestrekte veroveringen in het westen het land groote onkosten veroor-
zaakten, zonder het geringste voordeel op te leveren. De Chinesche volk-
planters hadden eerst den weg gebaand voor hunne generaals en de
laatsten waren door de hulp hunner landgenooten in Staat zieh in deze
bezittingen te handhaven. De oorspronkelijke bewoners waren wöeste
menschen, allijd bezig met de Chinezen te beoorlogen, en men kon hen
buitendien niet tot maatschappelijke beschaving overreden. De leger-
hoofden in die streken waren ook ten hovegevreesd, want de keurtroepen
stonden onder hun bevel, en het zou hun gemakkelijk gevallen zijn om
met dit leger naar de hoofdstad op te trekken en zieh meester te maken
van den schepter. Men besloot derhalve in den keizerlijken raad deze
landen aan de barbaren terug te geveu.
De regentes handelde met groote wijsheid, maar zij kon natuurlijk de
spoedig op elkäar volgende plasregens en aardbevingen niet verhinderen,
die men als gevolgen eener siechte regering beschouwde. Vandaar ont-
slonden er zamenzweringen, eerst in het paleis, naderhand daar buiten,
die steeds dreigender, gelijk een onweder, rondom het kabinet zamen-
pakten. De regentes wist evenwel bekwarne mannen naar de provincien