
 
        
         
		door  eene  overstrooming  verongelukt  was,  nam  hij  den  Lerugtogt aan. 
 In dehoofdstadaangekomen, herriep hij de veelvuldige verlie/en, die hij  
 geleden had, aan zijn geheugen.  Hij schreef zetoe aan het gebrek van eene  
 vloot,  om  het  leger  op  de rivieren  van Kiang nan in te schepen;  dag en  
 nacht was  hij  bezig om  zijne  Soldaten  ook  te  water bekwaam  te  maken.  
 Zoodra  al  de  booten gereed  waren,  brak  hij  met  zijne  zeemagt  op,  en  
 eer de prins  van Tang  er  op  verdacht was,  was  Schi  tsong  reeds  in  het  
 hart  des  lands.  Zijne  vloot werd  geslagen;  maar  de  veroverde  steden  
 werden  met  de  grootste  toegevendheid  behandeld,  en  volstrekt  geene  
 plundering  gedoogd.  Eene  stad  bleefhetnog  volhouden;  de  keizer  gaf  
 in eigen persoon  het bevel tot den aanval;  het grootste  deel zijner krijgs-  
 lieden werd ne£rgehouwen; velen  van  de bezetting sneuvelden  insgelijks,  
 maar  Schi  tsong  moest  onverrigter  zaak  aftrekken.  Eerst  toen  hij  de  
 geheele  manschap  op  hunne  posten  bij  de  muren  gedood  had,  kon  hij  
 zijn  intogt  doen,  maar  vond  een  Saragossa.  De  krijgstucht,  welke  de  
 troepen  van Tang  in acht  namen, was  zoodanig,  dat een  Groote,  die  uit  
 kwalijk begrepen dapperheid een welgelukten  togt ondernomen had, door  
 zijn eigen  vader ter dood  veroordeeld werd, terwijl zijne moeder zelve de  
 toestemming gaf tot de strafoefening. 
 Schi  tsong,  die wel  gevoelde  dat met zulke  helden weinig uit  te rigten  
 viel,  was uitermate  verblijd, toen de  vorst van  Tang  zieh  vrijwillig  aan  
 hem  onderwierp,  en  slond  hem  de  günstigste  voorwaarden  toe.  Deze  
 wilde  zieh  echter in  grootmoedigheid  niet  laten  overwinnen  en  deelde  
 rijkelijk  geschenken  uit  aan  de  keizerlijke  Soldaten.  Toen  men  een’  
 secretaris verzocht  om  eene  acte op te  stellen  tot erkenning der  opper-  
 heerschappij  van  den  nieuwen  monarch,  wilde  hij  dit  volstrekt  niet  
 loestemmen;  want  van  de  trouw  jegens  zijnen  opperheer  kon hij  zieh  
 nooit  ontslagen  rekenen.  Een  officier,  die  daarop  aandrong,  bedreigde  
 hem,  zoo hij  langer bleef weigeren, met den dood;  en werkelijk sloeg hij  
 hem  Thoofd  af,  toen  hij  hardnekkig  elken  eisch  van dehandwees. —  
 Zoo kordaat handelden de Chinezen in die tijden. 
 Schi  tsong wendde  thans zijne  pogingen  aan  om  de  rampen,  die  de  
 oorlog had aangebragt, te verzachten.  Hij  gaf daarom aan de hongerende  
 boeren  zaaikoorn,  en  betoonde  zieh  in  alle  opzigten  als  een  vader des  
 volks.  Maar nog bezielde hem het verlangen om  zieh  als alleenheerscher  
 van China vereerd te  zien.  In  het  zuiden had  zieh  een  tweede vorst van  
 Han  vrijwillig  onderworpen;  want  hij  was  vast  overtuigd,  dat  hij  zieh'  
 nooit  zou  kunnen  handhavert,  en  wilde  zijn  leven in vrede en welstand 
 genieten.  Maar  de  Tartaren  waren  nog  in  het  land;  daarom  iiet  Schi  
 tsong een krijgsraad vergaderen, en  besloot de Kitanen in hun eigen land  
 aan te  tasten,  om  het rijk van  hen te zuiveren.  Spoedig deed  hij met een  
 voortreffelijk leger een inval in  hun gebied,  nam  verscheidene steden in,  
 doch werd weldra door zijne eigen Grooten gedwongen om naar de hoofd-  
 stad  terug te keeren. 
 In  volle  mannelijke  kracht,  bezield  door de  grootste  ondernemings-  
 zucht,  telde  hij  de dagen en uren,  die hij  in  nuttelooze ledigheid  moest  
 doorbrengen. Eene slepende krankheid doordrong zijne leden; hij gevoelde  
 dat zijne krachten  door  dezen onzigtbaren  vijand  afnamen,  en  riep  een  
 raad  bijeen,  om  zorg  te  dragen voor  de opvolging in  de  regering.  Zijn  
 zoon  Kong  ti,  die  eerst  zeven jaren  telde,  werd  tot erfgenaam  van den  
 troon  benoemd  (959)  en  een  aantal  bekwame ministers  hem  ter  zijde  
 geplaatst.  Naauwelijks  had de  keizer, wiens  leven  zoo rijk  was  geweest  
 aan  daden,  zijn testament gemaakt,  of hij ontsliep. 
 Zijne zorg voor  het  heil  des volks was ernstig en aanhoudend.  Om  den  
 gemeenen  man  verligting  aan  te  brengen,  liet  hij  30,000  kloosters  en  
 tempels van Boeddha intrekken,  en wilde slechts 60,000 bedelmonniken  
 en nonnen in  2684 gebouwen laten  bestaan.  Ook maakte hij  zeer  groote  
 verbeteringen in  den  almanak.  Indien  hij  langer  geleefd  had  en  zijn  
 groote  talenten  gelijk  vroeger  aan  den  oorlog,  vervolgens  aan  het  
 inwendig  bestuur  had  toegewijd,  dan  zou  hij  zonder twijfel  een  der  
 grootste vorsten  geweest zijn, dien men met onzen Hendrik den Vogelaar  
 konde vergelijken. 
 Het  regentschap  ontaardde  zeer  natuurlijk  in kabalen.  De ministers  
 verdreven  elkander,  verzwakten  hun  wederzijdsch  gezag,  en  stonden  
 hulpeloos toen de Kitanen  een inval in  China  deden, om  zieh te wreken.  
 De prins van Han  had zieh  bij  hen  gevoegd ;  het was  dus  gevaarlijk om  
 het aanrukken  dezer vijanden bedaard aan  te zien. Men benoemde Tschao  
 kuang jin,  eenen  officier  van de  lijfwacht,  tot  aanvoerder.  Toen hij  de  
 stad verliet,  om  zieh  aan  het  hoofd van het  leger te plaatsen, jubelde  de  
 menigle hem  te  gemoet.  Het leger  bevond  zieh  op eenigen  afstand  van  
 de  residentie;  toen de Soldaten  dit vernamen,  stemden zij met  de  inwo-  
 ners in en verklaarden, dat zij den  Staat niet  konden dienen,  zoo lang er  
 een kind op  den troon was  gezeten;  dat  niemand waärdiger was dan de  
 generaal om hen in het  veld te  brengen.  De veldheer  scheen  van zijnen  
 kant ongaarne aan  zulk een  oproerigen  eisch  gehoor te geven; maar de  
 getrouwen  hadden  reeds  een  berigt  van  het voorgevallene gezonden aan