
 
        
         
		man  en  een  aantal  vaartuigen  tot  de  keizerlijken  over.  Het  was  eene  
 groote blijdscliap voor den gouverneur van Canton toen hij dit hoorde;  hij  
 eigende zichzelven den roem der overwinning toe, en verZocht om de pläat-  
 sing der  officieren,  die  thans  tot  gehoorzaamheid  teruggekeerd  waren.  
 Zijne  wenschen,  die  nog  van  een  persoonlijk  verzoekschrift  van  het  
 hoofd  der  opslandelingen  vergezeld  waren,  vondeu  gehoor,  de  voor-  
 naamste zeeroovers werden  tot  officieren benoemd, en de  gemeenen  bij  
 de  raatrozen  ipgelijfd;  slechts  zeer  weinigen  werden  tot  een  afschrik-  
 kend  voörbeeld  onlhoofd. 
 Nu  werd  ook  de  weduwe  bevreesd,  die  alle  hoop  opgaf  om  legen  
 de oude bondgenooten met  de  keizerlijken  te  strijden.  Daarom  deed  zij  
 insgelijks  voorslagen  tot  overgave,  die  na  lang  weifelen  en  dralen  
 doot  den  stadhouder  te  Canton  werden  aangenomen.  De  grondslagen  
 van  de  overeenkomst waren  eene  aanzienlijke  som  gelds,  de  aanstel-  
 ling  harer  helden,  levenslang  onderboud  voor  allen  en  een  eerepost  
 voor  haarzelve.  De  oude  vrouw onderteekende  deze  voorwaarden  zeer  
 gaarne,  en  de  Chinesche  edelman  was  wel  tevreden  dat  hij  op  zulk  
 eene  gemakkelijke  wijze  een  eind  gemaakt  zag  aan  die  moeijelijke  
 zaak.  Weldra  verstond  men  elkander  van  weerszijde;  er  werd  een  
 dag  tot  de  overgave  bepaald,  de  weduwe  kwam  met  een  prächtig  
 gevolg  bij  de mandarijnen,  die  ter  bemiddeling  van  Ganton  waren  
 gezonden.  Er  heerschien  nog  twijfel  en  wantrouwen  in  de  borst  der  
 zeeroovers,  toen  zij  een  Portugeesch  schip  met  eenige  oorlogsjonken  
 Van  verre  zagen  naderen.  Maar  de  heldin  zelve  stelde  onbepaald  ver-  
 trouwen  in  de  verzekeririgen  der  mandarijnen,  ging  onbevreesd  
 naar  Canton  en  werd  daar  met  de  grootste  eerbewijzen  ontvangen. 
 Haar  geliefde  Pao  volgde  haar  voorbeeld,  en  verkreeg  een’  hoogen  
 rang  als  zeeofficier.  De  overige  krijgsmakkers  deelden  de  poslen,  en  
 de  gemeenen werden  troepsgewijze uileengejaagd.  Pao'leefde  nog  lang,  
 om  tegen  zijne  vorige  makkers  op  zee  te  strijden,  want  velen  wilden  
 zieh  niet  overgeven;  maar  het  vuur  der  verwoesling  werd  eindelijk  
 gebluscht,  en  zelfs-  de  naam  van  zeeroovers  verdween.  De  oude  Je  
 vestigde  zieh  te  Canton,  riglte  een  huis  voor  spei  en  hoererij  op  en  
 woonde  nog  lang  in  die  stad  der  openbare  zedeloosheid  en  ontucht  
 ten  verderve  der  jongelingen  en  meisjes. 
 Het  berigt,  dat  de  gouverneur  aan  den  keizer  zond,  klonk  zeer  
 fraai.  Hij  deed  zieh  veel  te  goed  op  de  builengewone  wijze,  waar-  
 mede  bij  de  zeeroovers  in  het  net  had  gelokt,  hen  ondanks  hunne 
 legenweer  daarin  gehouden,  eindelijk  tot  de  overgave  gedwongen  en  
 de  tijgers  in  sehapen  veranderd  had.  Dit  is  een  gesebrift,  dat  toen-  
 maals  veel  opzien  baarde  en  in  bei  gelieele  land  bekend  werd  gemaakt  
 ,  om  de  natie  te  overtuigen,  dat  de  kracht  van  het  hemelsehe  
 Rijk  nog  niet  verslapt was,  maar  dat  dezelfde  geest,  die  rebellen den  
 dood  nabij  brengt,  nog  den  bovenloon  had.  —  De  zeeroovers  von-  
 den  ook  twee  geschiedschrijvers,  waarvan  de  eene  een  Chinees was,  
 die  ons  een  niet  zeer  belangwekkend  verhaal  beeft  nagelaten,  de  
 tweede  een  Engelschman  ,  die  door  de  roovers  gevängen  genomen  
 werd  en  met  getrouwe  kleuren  hunne  ijzingwekkende  daden  schilderde. 
   Het  gelrouwste  berigt  verkrijgt  men  uit  den  mond  der  thans  
 nog  levende  bannelingen,  die  tot  op  den  dag  van  heden  hunne  on-  
 dernemiugen  met  buitengewone  geestdrift  beschreven  (1810).  — Het  
 Rijk  ruslle  nu  weder  een  tijd  lang  uit  van  zijne  groote  en  veelvul-  
 dige  bezwaren,  terwijl  intusschen  misgewas  en  herhaalde  overslroo-  
 mingeu  veel  onbeil  veroorzaakten  en  tot  gedeeltelijke  opstanden  aan-  
 leiding  gaven. 
 Reeds  zeer  vroeg  (1806)  hadden  de  Eugelschen  aan  de  Chinesche  
 regering  ernslige  voorslagen  gedaan,  om  de  zeeroovers  paal  en  perk  
 te  stellen.  Hun  handel  was  eenigzins  benadeeld,  en  er  werden  
 bittere  klagten  aangeheven  over het  gevangennemen  van  een’  burger  
 hunner  natie.  —  De  Chinesche  regering  trok  zieh  dit  niet  aan,  tot  
 dat  een  admiraal  ,  en  later  de  handelsvereeniging  aanboden  voor  
 eigen  rekening  eenige  sebepen  uit  te  rüsten ,  om  tegen  de  zeeroovers  
 te  kruisen.  De  berbaalde  aanbiedingen  gaven  den gouverneur  »eindelijk  
 aanleiding  over  deze  zaak  te  raadplegen,  en  er  werd  besloten  
 den  voorslag  af  te  wijzen,  omiiat  het  veel  beter  was  van  de  wolven  
 te  lijden,  dan  den  tijger  id  de  schaapskooi  te  laten.  Men  moest  bet  
 land  liever  aan  alle  gevaren  dezer  bloeddorstigen  blootstellen,  dan  
 aan  eene  vreemde  magl  vergunnen  de  wano' de  te  doen  ophouden.  
 Deze  handelwijze  is  raadselachlig,  maar  de  mandarijnen  waren  toen  
 zoo  ijverzuchtig  op  alle  vreemde  volken,  dat  zij  den  val  des  Staats  
 boven  eene  verbiodlenis met  de  maglige  zeevaarders  zouden  verkozen  
 hebben.  Toen  de  zeeroovers  zieh  eens  allen  in  eene  baai  verzameld  
 badden  en  de  koopvaardijvloot  der  Engelscbe  kompagnie  aangekomen  
 was,  deed  deze  laaisle  bet  aaubod  om  de  kapers  in  den  grond  te  
 boren  en  zonder  verdere  komplimenlen  een  eind  te  maken  aan  de  
 ramp; maar  de  officieren  der  provincie  wilden  daarin  niet.  toestem