
verdiende en nooit den geringsten invloed aan de vreemdelingen
vergunde. Ondanks de woedendste vervolgingen, die in al hare vreesse-
lijkheid voortduurden, waren er nog vele aanhangers van het Katho-
licismus in het land. Of zij eene zamenzwering tot hunne eigene
bescherming aangingen, of door lijden en moord verschrikt, zieh allen
als edn man vereenigden, hebben wij nooit kunnen ontdekken. Doch
38,000 Christenen, die door de raartelingen hunner geloofsgenooten
tot wanhoop gebragt waren, vlugtlen naar de vesting Simabara, die
volstrekt ontoegankelijk was. Daar verdedigden zij zieh tot den laatsten
droppel bloeds, en 80,000 man konden deze plaats, ondanks de ont-
zettendsle inspanningen, niet overmeesteren. Toen vroeg de keizer
om de hulp der Hollanders, dezen kwamen inet hunne schepen en
schoten eene bres in den wal, en de krijgslieden stroomden nu met
onweerstaanbare hevigheid de stad binnen. Daar vonden zij wauhopige
verdedigers; alle straten waren geblokkeerd , elk huis was eene vesting,
vrouwen en hinderen helden. Toen duizenden aanvallers verslagen
waren, werden weder andere duizenden als slagtoffers derwaarts ge-
zonden, en de stad was eerst in het bezit des keizers , toen de
laatste Christensoldaat door het moordend staal gesneuveld was. Te
vergeefs zöchten de Bonzen onder de puinhoopen der huizen nieuwe
voorwerpen voor de pijniging; geen enkele had den smaad overleefd ,
en van dit oogenblik af telden de Katholieken volstrekt geene aanhangers
meer.
De Portugezen waren, gelijk men zeide, in deze zamenzwering ge-'
mengd ; daarom gelastte de keizer hen terstond te vertrekken , en
ingeval iemand hunner het waagde terug te komen, dan zou hij als
vijand behandeld worden. Dat heette den kolonisten te Makao
het land onlnemen; daarom besloten vier van de voornaamste burgers
naar Nangasaki te gaan, om daar het hart des keizers door
onderdanigheid te vermurwen. Zij kwamen in den zomer van 1640
aan, werden terstond ontboden, om het edict hunner uitsluiting aan
te hooren. Men vroeg hen vervolgens, of zij er van geweten hadden;
toen de afgevaardigden dit toestemmend beantwoordden, werden zij
uithoofde van weerspannigheid ter dood veroordeeld. Op hun graf
schreef men het volgend opschrift; «Zoo lang de zon het aardrijk
verwarmt, mag geen Christen in Japan komen. Zelfs wanneer de
koning van Spanje, of de God der Christenen (verslond men daaronder
een beschermheilige ?) of Boeddha (Saka) deze wet overtreedt, zullen
zij het hoofd verliezen. # — Hun schip werd verbrand, en de ma-
trozen op een Hollandsch vaartuig naar huis gezonden. — Toen Portugal
eindelijk vrij werd, beproefde een ander gezant den handel
weder te openen (1646). Men leende hem echter geen gehoor, maar
hij werd onverrigter zake naar Macao gezonden, zonder de gestreng-
heid der Japansche wetten te ondervinden. — Van dit oogenblik af
werden de Portugezen tot den handel naar het zuiden van den Archipel
beperkt, en daar zij met andere zeemogendheden te strijden
hadden, die hun de winst betwistten, vervielen de burgers der stad
tot groote armoede.
De Engelschen hadden zeer ernstig getracht den handel met China
te openen ; inaar omkoopingen en beloften mislukten gelijkelijk. Twee
schepen werden, met dringende aanbevelingen van koningin Elisabeth,
naar China gezonden (1596), maar vergingen op de heenreis. Toen
de Engelschen zieh op Bantam gevesligd hadden , schreven de be-
stuurders der Compagnie naar huis: «De Chinesche handel, die zieh
waarschijnlijk naar Formosa zal verplaatsen, gelijkt op eene zee,
die alle manufacturen van Europa verzweigen en nog daarenboven
de voortbrengselen van Indie vorderen zal. Ook zullen de Chinezen
zeer veel laken noodig hebben, waarvan wij hen gemakkelijk voor-
zien kunnen, zoodat de handel van het grootste belang zijn zal. #
De schrijvers vermoedden toenmaals n ie t, welke voordeelen huu
vaderland van dezen handel zou plukken, hoe de bladeren van een
struik vele schepen zouden bevrachten, hoe de opium door zijne be-
dwelmende ;,en betooverende werking eenen oorlog verwekken, en
hoe eindelijk dit magtige Rijk door hunne nazaten in aanraking met
het westen zou komen. In de latere mededeelingen hadden de
kooplieden in lndie- groote verwachting, dat de handel in wollen
stoffen weldra het dragen van zijde zou afschaffen. Zij bouwden
evenwel hunne verwachting op de vooronderstelling, dat de Chinezen
spoedig hunne gebruiken veränderen en in plaats van pelzen laken
zouden dragen. In deze verwachting begonnen de Engelschen van
Japan uit hunne belangen te behartigen, en verkregen door bemid-
deling van een scheepskapitein verlof, om jaarlijks twee schepen naar
China te zenden. Maar de hoogere overheden der provincie ontvingen
waarschijnlijk geen geld genoeg, en zoo werd dit verdrag weder ver-
broken. Koning Jacobus I had zelf aan den keizer geschreven, doch
niemand kon en wilde dezen brief vertaleri, en de Chinezen zeiden