
 
        
         
		v e r,  dat  zij  den  spruit  des  Wijzen  zijne  trouweloosheid  verweten.  
 Daar  zij  nu  ook  geene  Bonzen  wilden  worden,  werden  zij  eindelijk  
 in  den  kerker  geworpen  en  naderhand  oih  hunne  standvastigheid  
 onthoofd. 
 Een  ander  Tariaarsch  leger  marscheerde  naar  Canton  (1637).  Zij  
 hoopten  deze  stad  evenzoo  als  te  voren  zeer geinakkelijk In handen te  
 krijgen;  maar  dilmaal  was  de  zeeheld  Tsching  tsching  kong met zijne  
 yloot  derwaarts  gekomen,  en  vuurde  wakker  op  de  Tartaren die geen  
 schepen  hadden,  en  zieh  op  de  ontelbare  stroomen  en  kanalen  der  
 stad  van  alle  kanten  aan  het  grootste  gevaar  blootgesteld  zagen,  ln  
 de  stad waren ook  eenige Europeanen,  onder anderen een Hollandsche  
 bombardier,  die  daar  gehuwd  was.  Deze  man  verdedigde  in  persoon  
 de  muren,  waar  de  Tartaren  een’ storm  beproefden,  daar  hij  het  ge-  
 sehut  met  veel  juistheid  pointeerde,  schoot  hij  gelieele  gelederen  ter  
 neer.  De  belegering  had  reeds  acht  maanden  geduurd,  het verlies der  
 Man  tschuren  was  zoo  aanmerkelijk,  dat zij  reeds driemaal op het punt  
 stonden  om  het  beleg  op  te  breken,  en  al  hunne  magt  in  het  zuiden  
 van  China  zou  voor  de  poorten  van  Canton  bezweken zijn; want zoo  
 lang  de  Holländer  leefde,  kon  men  in  de  stad  niet komen.  Toen  ge-  
 lukte  het  den  keizerlijken  bevelhebber  eenige  mandarijnen  om  te  
 koopen;  zij  openden  heimelijk  de  poorten;  onweerstaanbaar  drongen  
 de  wilden  voorwaarts,  terwijl  de  bezelting  in  diepen  slaap gedompeld  
 lag.  Nog  eer  de  generaal  ontwaakte,  was  de  stad  in  bezil  van  den  
 vijand,  zijne  dapperste  Soldaten  eene  prooi  des  doods,  en  het  arme  
 volk  aan  de  vreesselijkste  plundering  blootgesteld.  Zij  duurde  zes  
 dagen  zonder  ophouden;  gedurende  dezen  tijd  werd  er  geen steen op  
 den  anderen  gelaten,  en  wat  niet  geroofd  kon  worden,  werd  ver-  
 woest. In dezen schrikkelijken tijd verloren meer dan 100,000 menschen  
 hun  leven,  want  de Man  tschuren  wilden  hunne  wraak  bevredigen;  
 deze slag was zeer ongelukkig voor de aangelegenheden der Chinezen,  en  
 van  dit  oogenblik  af verloren  zij  allen  moed om  verder hunne vrijheid  
 met  het  zwaard  te  handhaven. 
 De vorst van Ruei zag eindelijk dathij in geene stad veilig was.Hij vluglte  
 van  de  eene  plaats  naar  de  andere,  en  al  zijn  gevolg  verliet  hem.  
 Toen  dacht  hij  zieh  naar  Jun  nan  te  begeven,  waar  de  generaals  van  
 den  wreeden  rebel  uit Sse tschuen  in  zijn  naam  de  regeriug  uitoefen-  
 den ;  maar  dit  was  enkel  schijn;  want  deze  officieren hadden zieh alle  
 magt  aangemaligd.  Toen  hij  nu  een  zeer vertrouwden  dienaartot  den 
 vijand  zag  overgaan  en  met  den  grootsten  afschuw  vernam  dat  deze  
 het  hoofd  van  zijn  besten  vriend  had  afgeslagen,  om  zieh  door  dien  
 sluipmoord  de  gunst  der  Tartaren  te  verzekeren,  onlzonk den vorst de  
 moed. Hij  geloofde thans in China geene vrijplaats  meer  te  kunnen  vin-  
 den, maar vlugtte na vele gevaren in het  Birmansche  rijk  (1651).  Daar  
 ontving  de  vorst  hem  met  hartelijke  vriendelijkheid,  onthaalde  hem  
 voortreffelijk  en  schonk  hem  zeven  jaren  gastvrijheid. 
 Prins Wu  san  kuei,  dien  wij  reeds  vroeger  hebben  leeren  kennen,  
 gedroeg  zieh  gedurende  al  deze  onlusten  zeer  bedaard.  Indien  hij  op  
 het  regte  tijdstip  te  veld  getrokken  was,  en  de  Tartaren  had  aange-  
 tast,  toen  geheel  noordelijk  China tegen  hen  onder de wapenen  slond,  
 dan  zou  de  overwinning  den  Chinezen  ten  deel  geworden  zijn.  Na  
 zijne vroegere  ontzettende  inspanningen  verwachtte  men  van  zuik  een  
 generaal  zeer  groote  dingen.  Maar  het  scheen  dat  eene  slaapziekte  
 hem  overweldigd  had,  en  in  het  hagchelijk  tijdstip  verloochende  hij  
 zijne  afkomst  en  zijn  vaderland.  Toen  nu  de  rebellen  in  Jun  nan  hun  
 land  vrijwillig  aan  de  Tartaren  overgaven,  zonden  dezen Wu san kuei  
 tot  belooning  zijner  onverschilligheid naar die provincie als stadhouder.  
 Daar  had  hij  zieh  een  körten  tijd  opgehouden,  toen  de  onlusten  in  
 Kuei  tscheu  uitbraken,  en  de  prins  van  Kuei  door  het  volk  tot keizer  
 benoemd  werd.  Naauwelijks  had  deze  de  welkome  tijding  te A va ont-  
 vangen,  of  hij  nam  de  weinige  kostbaarheden  die  hij  en  zijne  kleine  
 hofhouding  bezat,  maakte  ze  tot  geld  en  wierf  daarmede  troepen ,  
 om  den  troon  zijner  vaderen  te  heroveren.  De  schare,  uit  eenige  
 duizenden  bestaande,  waarmede  een  magtig  rijk  moest  veroverd  worden, 
   naderde  nu  de  grenzen  van  Jun  nan.  Niemand  ontving hen daar  
 met vreugdekreten,  overal  heerschte  de  diepste  stilte ;  maar  de  prins  
 van  Kuei  vleide  zieh  dat  Wu  san  kuei  hem  den  voorrang  zou  ver-  
 leenen  ;  want  hij  was  immers  zijn  naaste  bloedverwant,  en  moest  
 voor  den  laatsten spruit achting en liefde koesteren. De stadhouder ging  
 hem  ook  vriendelijk  te  gemoet;  maar  in  plaats  van  hem  hulp  te  ver-  
 leenen,  nam  de  läge  Wu  san  kuei  hem  gevangen,  en  worgde  den  
 ongelukkigen  pretendent  en  zijn  zoon,  om  zieh  de  gunst  der Tartaren  
 te  verwerven.  De  meesten  der  weinige  getrouwen  wilden  echter  niet  
 in  dienst  treden  bij  de  Man  tschuren,  en  namen  hunne  toevlugt  tot  
 de  afgrijselijkste  zelfmoorden  (1658).  Wat  er  geworden  is  van  de  
 Christenen  die  zieh  aan  het  hof  bevonden,  en  hoe  het  einde  der  
 keizerin  Helena  geweest  is,  verhaalt  de  geschiedenis  niet.  Zooveel  is