
 
        
         
		Te  gelijker  lijd  ging de  regering  in  den  Staat  van  Wei  op een ander  
 geslacht  over.  Aldaar  regeerde  een  bekwaam  minister,  die  gaarne  de  
 oude Chinesche zeden weder invoeren wilde, en uit dien hoofde zijn zoon  
 tot prins van Tscheu  benoemd  had,  opdat  de  naam ook het eigepaardige  
 van  dat lijdvak mogt  aanbrengen.  Sort daarna stiet deze jongeling zijnen  
 opperhper  zonder  opschudding  van  den  troon,  en  geen  der  officieren  
 durfde  den  minister  tegenstand  te  beloonen,  of  het  huis,  waarin gedu-  
 rende 149 jaren de regering erfelijk geweest  was, te ondersteunen.  Doch  
 het land won bij deze omwenteling. 
 De  regering  der  vorsten  van  Liang  was  te  kort,  om  een  blijvenden  
 indruk  achter te laten.  Het  langdurig  bestuur van  Wu  li  werd  met het  
 gelukkigst  gevolg  bekroond;  hoezeer ook naderhand  de' landen  aan den  
 Jang tse mede genomen werden,  was  toch  het zuidelijk gedeelte des rijks  
 tamelijk  bevrijd  van  alle  stormen,  en  de  landmaU  leefde  gerust  en ge-r  '  
 lukkig in zijne hut. 
 Dit  is  het tijdperk,  waarin  het Boeddhismus  een  beslissend  overwigt  
 als  volksgodsdienst  verkreeg.  Daartoe  droeg  niet alleen  Wu ti’s  voor-  
 beeld,  maar  ook  de  vooringenomenheid  der  vorsten van Wei  zeer veel  
 bij.  Deze  hadden zelfs een  mondgesprek  bevolen  tusschen  de Bonzen en  
 de priesters der Rede,  waarin  de laatsten te kort schoten,  en  uit het land  
 verbannen werden.  De tempels van  het  Schamanismus werden derhalve  
 gedurig  talrijker,  en  de  bedelmonniken  trokken  bij  troepen  door  het  
 land.  Ook omslreeks dezen  tijd  naderde het  Christendom het eerst door  
 de verdreven en  vervolgde  Neslorianen  tot de  grenzen  van  China.  Maar  
 het goddelijk  licht was door bijgeloovige gebruiken  zeer  verdonkerd,  en  
 de geschiedenis maakt geen melding van de uilbreiding der reine leer. —  
 Hoe  wonderbaar  zijn  de  beschikkingen  van  den  Allerhoogste,  dat niet  
 toenmaals  de  kracht  van  het  zaligmakend  geloof  aan  de  harten  der  
 Chinezen  openbaar,  en  aan  de  afgodsdienst  voor  altijd een  einde ge-  
 maakt werd! 
 In dit tijdvak  vernam men het eerst den  naäm  der Türken.  Een klein  
 volk aan  de  westelijke  grenzen  van  China,  dat  zieh  voornamelijk  bezig  
 hield  met het  ijzer  te bewerken,  bleef  onopgemerkt  door de  Chinesche  
 keizers, maar wies in  stille op  tot  eene  reusachtige  grootte,  vervulde in  
 het vervolg zijne hoogsle bestemming,  en  had  veel duurzamer invloed op  
 den  staalkundigen  toestand  van  Europa,  dan  de  talrijke  rooftogten  van  
 het volk  der Hunnen. 
 ACHTSTE  AFDEELING. 
 <  DE  DYNASTIE  VAN  TSCHIN. 
 (556—588  na  Christus.) 
 Kao  tsu was de  beste veldheer  van zijn  lijd,  en had  zieh  als  zoodanig  
 in alle  veldslagen  doen kennen.  Even als Suwarow miste  hij  beschaafde  
 manieren;  hij  was  malig  in  zijne  spijzen,  een  vijand  van alle  gemak  en  
 weelde,  arbeidzaam en vast van  wil;  hem  kwam  een  tröon  toe, maar het  
 was zijner  talenten  onwaardig  dien te rooven.  Hij  had  slechts gestreefd  
 naar het  geluk  om  alleenheerscher te zijn,  maar  de zorgen  aan de regering  
 verbonden en  de strijd  tot bevestiging zijner magt hadden  zieh, vöör  
 zijne verheffing,  nooit  aan zijn gemoed  opgedrongen.  Maar  spoedig  ge-  
 voelde hij het onaangename van zijn  toestand ; want een prins  van  Liang,  
 door  den  vorst  van  Tsi  met  een  magtig  leger  ondersteund,  taslte  hem  
 moedig  aan,  zoodat  de  weinige  jaren  zijner  regering  in  hevigen  kamp-  
 strijd verstreken. 
 Kao  tsu pleegde eene schandelijke daad door den gevangen  keizer King  
 ti  het  leven  te  benemen,  want  anders  meende  hij  zieh  niet  veilig  in  het  
 bezit der  oppermagt  Aldus was zijn rang,  waartoe  hij  door misdrijven  
 gekomen  was,  volstrekt  niet  benijdenswaard,  en  al  zijne  goede  eigen-  
 schappen  werden  door  zijne  inspanningen  tot  zelfbehoud  uitgewischt.  
 Somberen  moedeloös zeeg hij  op  zijn slerfbed  neer, en  de  herinnering  
 aan het verledene baareje hem slechts gewetenswroegingen.  Toen hij stierf  
 (SS59),  was hij  zijn zestigste jaar genaderd,  en hij  had slechts twee  jaren  
 als keizer  geleefd.  Zijn  neef,  die  door  hem  tot  opvolger  bestemd was,  
 wees die  eer  hardnekkig  van  de hand,  maar werd  later  door  de Rijks-  
 grooten  gedwongen om  de  keizerswaardigheid aan  te  nemen.  Hoe weinige  
 menschen  vindt  men  in  de geschiedenis,  die  gelijk  hij,  van  alle  
 eerzucht bevrijd waren. 
 Wen  ti',  zoo  was zijn  naam, moest natuurlijk  deoorlogen van  zijn  neef  
 voortzelten.  Hij  was  zeer  tegen  het bloedvergieten,  en  in ’t geheel  geen  
 generaal.  Maar  hij  had  daarentegen  zeer  bekwame  bevelhebbers.  De  
 troepen  van Tsi,  die  nog op Chineschen grond  stonden,  op booten  naar  
 den Jang tse  gelokt,  leverden  een zeeslag, waarin zij  geheel overwonnen  
 werden  en in den groolsten angst naar alle kanten  vlugtten. Het leger was  
 thans opgelost en  de vrede volgde van zelfs. —  In  het  rijk  van  Tsi  was  
 de grondvester  van  het  nieuwe  regerende huis  tot de onteerendste bui