
vijand verscheen in het noorden. Dit waren de Hunnen, onder de heer-
schappij van Li6u juen, een vorst door huwelijk aan de dynastie van Han
verbonden. Hij noernde zieh daarom ookkoning van Hanen wendde voor.
dal hij gekomen was om den goddeloozen prins van Tzin te straffen, en daar-
door den wensch des hemels te vervullen. Zijne ruiterbenden waren zeer
goed opgezeten, en boden dikwijlsde eene of andereChineschepartij hulp s
doch hun hoofddoel was rooverij. Ongelijk aan hunne broeders, trokken
zij met hunnen buit niet naar de ongebaande woestijn terug, maar ves-
tigden zieh in China, en bedreigden zelfs de hoofdstad. Indien de bevel-
hebber niet vroegtijdig gestorven was, en geen familietwist het Tartaarsche
leger versnipperd, en een broedermoorder de bovenhand behouden had,
dan zou Tzin reeds lang gevallen geweest zijn. Dit droevig lot moest de
ongelukkige Hoaiti ondergaan. Reeds had de koning van Han, Lieutsong,
40 prinsen van den bloede laten ombrengen door een zijner generaals, die
hen gevangen genomen had; doch toen de hongersnood zieh in de hoofdstad
Lo jang verbreidde, verwijderden de mandarijnen zieh, en de Tarta-
ren, die zieh meester gemaakt hadden van de magazijnen der Chinezen,
veroverden dehoofdstad,enrigtten een vreesselijk bloedbad aan. De keizer
zelf werd gevangen genomen en voor Lieutsong gebragt, die hem met
verachtenden hoogmoed ontving en hem van zijne waardigheid beroofde
(311), terwijl de erfgenaam der kroon door het zwaard gedood werd. In
zijne gevangenschap werd de ongelukkige monarch met groote gestreng-
heid behandeld. Toeh andere horden Lieu tsong in den rüg vielen enzijno
Soldaten terugsloegen, was de hartstogtelijke Khan zoo vergramd, dal hij
den vernederden vorst aan de tafel, als een gewone knecht, lieb bedienen,
en toen daarop enkele kommandanten hunne vestingen aan den regtma-
tigen heer wilden overgeven, veroordeelde hij hem ter dood. Lieutsong
was buitendien zoo wreedaardig, dat zijne getrouwste ministers het niet
langer konden verdragen, en, met eene doodkist naast zieh, hunne be^
denkingen daartegen inleverden. Dit trof den hardvochtige evenwel,
maar toen men kort daarna zijnen wensch weerstreefde, om voor de
geliefde keizerin een uitstekend fraai paleis te bouwen, veroordeelde hij
twee aanzienlijken ter dood. Naauwelijkshad zijne gemalin dit vernomen,
of zij verklaarde liever te zullen sterven, dan zieh naar het prächtige ge-
bouw te begeven, dat men wilde oprigten. Deze ernstige berisping redde
het leven der hovelingen.
Men ging thans over tot de keuze van eenen anderen keizer (313), die
onder den naam van Min ti (de medclijdenswaardige vorst) bekend is. Het
volk wqs echter te veei in gisting, dan dat men van eenen wijzen vorst
iets zoii hebben kunnen verwachten; slechts een Napoleon met een groot
leger en beslissende kracht van wil had hier van nut kunnen zijn. De
vorst miste intusschen hcttalentvan verovering, en dus moest hij hetbe-
daard aanzien,datde eene parlijtegen de andere opstond, en het gedruisch
der wapenen allerwege klonk. In dit noodlottig oogenblik werd de be-
kwaamste Chinesche generaal een verrader zijns vaderlands; hij wilde
zieh namelijk met behulp van den opperbevelhebber der Hunnen op den
troon verhelfen. Doch de laatste bemerkte zijne list, stelde hem eerst door
schijnbare onderwerping gerust, terwijl bij bem als zijnen vorst eerde,
en lokte hem aldus binnen eene stad, waar hij hem ter dood veroordeelde.
De nomaden- stammen, die vroeger de Chjnezen bijstand verleenden,
waren door tweedragt verdeeld, en een vadermoorder was hun Khan geworden.
De Tartaren uit het Noorden, rusteloos in het vermeesteren van
landen, zagen den ellendigen toestanddes rijks, en naderden eensklaps de
poorten der hoofdstad om de schände eener vroegere nederlaag uit te
wisschen. De regering was toenmaals in den beklagelijksten Staat; de
mandarijnen hadden zelfs geen geld genoeg, om de benoodigde staats-
kleederen te koopen, en ontvingen geen traktement. Toen begaf zieh ook
deze ongelukkige keizer met zijn doodkist en in rouwgewaad totden vijand.
Toen hij voor Lieu tsong’s troon stond, moest hij knielen en met het hoofd
tegen den grond stooten als een gewoon mensch. Een getrouwe dienaar
sloeg van schaamte den blik ter aarde en weende, maar werd terstond naar
de gevangenis gezonden en daargeworgd. Op zekeren dag ging Lieutsong
op de jagt, en liet Min ti, als een bediende, met een piek vooruitgaan.
Na de t’ huiskomst bediende hij aan de tafel van den Khan, en moest daar-
enboven nog de staatsparapluie voor hem uitdragen. Deze schending van
de keizerlijke waardigheid trof zekeren gevangen minister zoo zeer, dat
hij den ongelukkige snikkend om den hals viel, maar zijn medelijden met
den dood bekocht. D i e smaad moest echter niet ongewroken blijven, en
de hoofden van andere Tartaarsche stammen hadden zieh reeds door
wederzijdsch drinken van hun eigen bloed verbonden, om een woeden-
den aanval op Lieu tsong te doen. Maar toen twee Chinesche stadhouders
hetzelfde deden, vermoordde de gebieder Min ti op het oogenblik (317).
Zuidelijk China was tot hiertoe van den oorlog verschoond gebleven,
want de Taftaren hadden den Jangtse nog niet bereikt. Daar regeerde
Ssemajui, naauw vermaagschapt aan Min ti, wien deze bij zijne gevangen-
neming het rijksbestuur had opgedragen. Men kon hem evenwel slechts