l y :
CAPUT VIGESIMUM PRIMUM. XXI. H O O F D S T U K .
Manga Domfiica. Manga. Tamme Mawas-Booni*
ARbor hæc eft magna atque excelfa, forma Quer- ~ T \ l1
,cum refèrens, craffis validisque ramis ad late- I J e
ra exparifa , Æa^îllims» nimnue fldfcemdl 2
noteft, ejm J-—
k9g fteite ƒ"
i l t is een groote en booge Boom; van gedaante als
I onzen Eyken - boom, met grove en dikke takken ter
' Aindë facillime* quoque adfeendi dk-J' zyden wyt uitgefpreit, en daarom ligt m te beklim-
gnum vero non ita durum ac firmum men, dog zynbout is op verre na niet zo vaft: want men
‘lï>enim frangi & in partes diffecari poteft. kan bet ligt brecken en dan ftukken kappen: de bladeren
Fofia fimplicia ac inordinata petiolis infident, ad ftaan enkelt en zonder ordre aan de ryskens ,n a voor en toe
Fnmmum frequendora & magis adunata, haud male digt op malkander, zy gelyken niet qualyk na de Noote-
Tufdandis folia referenda, acutiora autem funt, fep^ booms bladeren, dog zyn wat fpitzer, zeven a agt duimen
rem odtove digitos longa, duos pollices lata; craffa, lank* twee breet, dikagtig, ftyf, en glat, met geele en
ftrmai aC glabra, luteicentibus & asqualiter diftanti- meeft evenwydige ribben doorregen , en de middel-zenuwe
bus coftis ornata*, nervufque medius ab utraque pro- puilt aan weerzyden uit. De jonge bladeren zyn gants
ruberat parte. Tuniora folia penitus funt fufca, viri- bruin, met groene ribben, glat, enjlap, en werden Putsjo
des habentia coftas, glabra,ac flaccida, vocanturque Pou genaamt. Als de Boom deze jonge bladeren gewint,
Putsio Pou. Si folia juniora hasc progerminant, è Ion- of voortbrengt, zo gelykt by van verre wel geheel bruin ,
ginquö tota arbor fufca apparet, ea nempe parte, te weten aan die zydet daarbyuitjlaat,en 't welk by nooit
aua rolia propullulant , quod numquam undique fi- rontom te gelyk doet: bet bloeyzel hangt aan lange troffen,
mul fit Flores longis ex racemis dependent uti in zeer gelyk onze Liguftrum ofte de Indiaanfcbe Alcanna,
Liguflro Europa;o , vel Alcanna Indica, amplius ta- dog wat wyder uitgefpreit, daar aan ftaan, of zitten,
men expanfi, hifce infident flofculi, ex quinque al- kleine bloempjes, uit vyf witte blaatjesgemaakt, als een
bis petalis conftantes, inftar ftellae expanfi, feu rofa- fterretje, een weinig agterwaarts geboogen, op de blaatjes
cei retrorfum paululum inflexi, in petalis luteas ziet men eenige geele plekjes, en in de midden vyf witte en
ciuaedam apparent maculae , in floris autem Centro korte draatjes, omcingelende een groen kaasken, met nog
quinque-afba ac brevia ftamina, viride ambientia pi- een geel knopje daar boven op, waar uit de vrugt wert
ftillum, quöd in luteum terminatur capitulum,ex quo gefomteert, dog bet meeftendèel van dit bloeizel valt ten
frudlüs excrefcit: plurimum autem hi flores inutiliter onnutte of vergeefs a f, nadien dat aan yder tros niet meer
decidunt quum "ex fingulo racemo non plures quam dan vier a vyf vrugten tot haar volkomentbeit komen, bet
quatuor *aut quinque perfe&i excrefcant fruthis; bloeyzel beeft ook een lieffelyken dogflappen reuk ,midsga*-
flores hi gratum fed debilem habent o d o r em a c ders de vrugt de gedaante van een korte en dikke Comcorm-
fruftus formam habet brevis ac craffi Cucumeris non nier, niet regt ront, maar een weinig ter zyden.gedrukt:
vere rotundi, fed ad latera comprefli: Prope petio- by den fteel, alwaar de vrugt op 't dikfte i s , beeftze altyt
lum ubi fruftus crafliffimus e ft , femper protube- een bult, en daar onder ftaat de Jpits, een weinig uitwaarts
rat ac fub hoe acutninatur paulum extrorfum ad ean* na dezelfde zyde geboogen daar den bult ftaat, en 't wélk
dem inflexus partem, qua protuberat, quique com- een gemein teeken is aan alle de Mangas zoorten. De balf
munis charaéter eft omnium Mangas fpecierum: Se- waffene zyn bleek of fpaans-groen, hebbende de grootte vart
mHdulti fruftus pallide v iren t, qui magnitudinem een eenden E y , en de volwaffene van ruim een ganzen Ey,
habent ovi Anatis , & adulti feu completi majores envankoleur , eer f t gras-groen, daar na appel-groen, en
funt ovo Anferino, coloris primo la te viridis, dein ten laatftenaan de eene zyde gout-geel, zommige werden
inftar pomi, ac ultimo una parte aurantii, quidam ook over ’t gebeele lyf geel, en andere, al zynze ryp, bly-
vero toti lutefcunt, alii autem, licet fint maturi, viri- ven egter groen, na de verfebeidentbeit der zoorten: onder
des manent juxta diverfas fpecies. Sub tenui cortïce, de dunne fcbel, die men affcbilt, gelyk de perzeken, leyt
qui inftar Perficorum decorticatur , caro reconditur een geheel zappig en draadig vlees, zo vol zaps, dat bet
iuccofa ac fibrofa, adeo fucci plena , ut fi come- zelve, onder ’t eeten, over banden en mont loopt: de baar-
datur, fupra manus & os effluat: Fibra quoque non tjes zyn ook zo taay of vaftboudende niet, of men kan bet
ita funt tenacés, quin plurima earum pars exfugi pof- meefte daar van afzuigen;als zy bynaryp zyn, van fmaak
fit: Si fere maturi fint, faporem habent acidulum, rynfcb, en volkomen ryp,zynze zeer aangenaam en zoet,
maturi autem penitus gratiflïmi funt ac dulces, fem- dog altyt nog met wat rynsbeit gemengt, en daar nog by-
per tarnen cum quodam acidulo mixti, cui junéius gevoegt is een aangename geile reuk: want daar door ont-
•quoque eft gratus & mollis odor. Hoe enim detegi- dekt of. verroot deze vrugt; zo wel als de Ananas, bare
tur , aque ac in Ananaffa, ejus maturitas; intus re- rypbeit, van binnen leit een groote en platte korrel, aan
conditur magnus ac planus nucleus, cui fibrofa ha c de welke dat bairige vlees zo vaft bangt, dat de draadén
caro adeo eft jun&a, ut fibra haud facile inde avelli daar niet wel van af te trekken zyn, en in de zelve febuilt
poffint, atque in hoe alius iterum planus reconditur weder een andere platte kern in eén wit vliesje, zynde
nucleus, tenui & alba teóhis pellicula, qui amarus in- bitter en onaangenaam van/maak:als men de bladeren af-
gratique faporis eft ; fi folia confringantur vel con- breekt, of kneuft , zo ruikenze even als de rype vrugt, of
tundantur, frudtuum odorem fpirant, vel inftar Dauci als geele wortelen,zo dat men een luft en appetyt daar toe
lutei vulgaris , ita ut appetitum excitarent. Trunci zoude krygen. De feborffe van de ftam is ruig, én geeft
cortex eft fcaber, atque ubique, ubi inciditur, eun- over a l , daar men in kapt, dien geilen zap u it, dewelke
dem exhibet odorem ac fo lia : Immaturi frudtus, mede ruikt, als de bladeren: de onrype vrugten, nog zeer
quum vifides penitus f in t , acerbum & adftringen- groen zynde, bebben een zeer amperen en t'zamentrekken-
tem habent faporem fere inftar uvarum inmatura- den /maak, byna als onrype druiven, en zyn als dan wel
rum, tumque aptifllmi funt muria condiendi; maturi bequaamft om gezouten of ingepekeltte worden; maar de
vero tam delicati gratéque dulces funt, ut ex deli- rype zyn van zo lekkeren en aangenomen zoetbeit, dat men-
catiflimis totius Indise frudtibus habeantur, noftroque ze rekent als een van de welfmaakenfte vrugten van geheel
judrcio hulli alii cedunt' frudtui nifi Mangoftano. Indien: en onzes oordeels zo en wykenze dien aangaande
Hujus arboris lignum nulli aptum eft ufui ob fucco- geen andere vrugt, dan de Mangoftan. Het bout van
fitatem ac fragilitatem , quo etiam fit, ut vaftifiimi dezen boom is ondeugent tot eenig werk, wegens zyne zap-
rami frudtuum pöndere fponte abrumpantur, quique pigheit en brosbeit, en waar door bet ook gebeurt, dat&om-
etiam ftepe a vermibus feu cofiis adeo exeduntur, ut tyts gebeele dikke takken , door de zwaarte der vrugten
fmeulla vi ,fed fola ipforum gravitate decidant, hinc- van zelfs afbreeken, dog zomtytswerdenze ook vandewor-
que non facile per alium, nifi per pueros confcendun- men zodanig doorknaagt, datze zonder eenig gewelt door
tur,quiacrafiis etiam ramis non fidendum e ft, ficcum bun eygen zwaarte afvallen , en daarom laat menze niet
autem lignum foco culinario aptum eft.
Genera. Manga varias habet fpecies , quarum dif-
crimen plurimum ex frudtibus cognofcitur.
ligt door ymant anders dan kleine jongens beklimmen, om
dat men ook de dikfte takken niet veel betrouwen mag
zynde bet drooge bout evenwel nog tot branden in de keu-
ken bequaam.
Gejlagten. De Mangas-boom heeft verfebeide zoorten,
en welkers onderfebeit men meeft zien en kennen kan aan
de vrugten*
M 3 Eer f t e-
I l ! F f