I. Boek. VIII. Hoof iß. AMBOINS
çata, circul.um fuum claudUnt-, quo différant : Inter
ramificationes ex foveolis feu genuine tenues ac
rubentes propullulant petioli dependentès, très ejr-
citer pedes longi, atque in his port florum capitula
decidua excrefcunt fmcbus, rotundi, v ix globulum
fclopeti ferréummagni, qui rari flexuofis ex petio-
lis dependent racemofi, uti arcuati petioli in Rottangæ
racemo,'- crocei ac cito nigrefcentes, ita ut uno die
eleganter crocei appäreant,altero.autem fubfequente
nigri fine ullo prioris coloris indicia, ac præfertim fi
racemus talis amputatus fufpendatur: Talefque ra-
cemi aurantiis feu crocds onufti fruftibus plurimi circa
arboris verticem dependent, quod egregium ac ju-
cundum præbet fpettaculum, fi autem in nigros muta-
ti fuerint, facile decidunt: Intus continetur nucleus
• rotundus inftar globuli Sclopi paululum'acuminati,
quo ex p'etiolo dependet, atque'hie nucleus ficca-ac
farinofa tegitur cuticula : Alius porro fub nigro ac li-
gnofo putamine, albicans &• duras locatur nucleus,
qui edendo ineptus eft. Quamdiu hæc arbor adhuc
eft fruticofa, rami ejus a dorfo funt armati longis ac
tenuibus fpinis, inftar Sagu fruticis, flaccidiores tarnen
ac breviores, qua? in vetuftioribus' haud ita obfer-
vantur ramificationibus , exceptis brevibüs ac craffis
fpinis, quæ juxta margines inftar ferræ locantur, fu-
feæ ac nigricantes: Radix eft uti Pïnangæ arboris,. ex
fimplicibus craffis conftans fibris.
Nomen. Arborera hanc Latine Saribum vocayi juxta
JMalaiceufium Saribù, uti quoque Maccaflerenfibus ita
.vocatur. Tqrnatenfibus Wocka audit, quodnomen eft
commune cum Lontaro filveftri. Javanis Saligi, Ba-
lenfibus Sami dicitur. Quod ad locum attinet, fabulofis
ac humidis crefcit locis, non autem paludofis, uti arbor
Sagu, fiecis tarnen æque bene, progerminare po-
teft locis, immo etiam in montibus ; in infula Amboi-
nanon invenitur,ac raro'in vicina infula Oma, atque
ibi in montibus. Jngentes hujus filvæ occurrqnt in Çe-
ramæ plagaBorèalicirea Henetello, in 'loco piano fa-
bulofo, qui ita planus eft ac nudus,omnique gramine
ac planta defti tutus, .u pp er hanc^filvam ambulantes
facile aberrare poiTent: fimili quoque modo in Java,
■ Glelebe , & aliis infufis Moluccis crefcit. • -
Ufas.. Plurimum præbet hæc arbor ufurn rei domef-
tica? ; primo enim' tenera nec explieata folia- exfic-
cantur, & aflervantur, quæ loco papyri atque ad fru-
ftus minores obvelandos, qui aliis dono mittuntur,
adhiberitur, facile ériinT Êxpfiçâiifur, âtquë ad lubitum
iterum convolvuntur, hauftra inde etiam facile , quir
bus aquam hauriunt, confici poflunt, fi radii colli-
gantur. MacafTereiifes plus molirninis adhibent, qui
juniora ac convoliita in tepida macérant.aqua, - ac loll
exficcanda opponunt, qua? fere ficca per lapidem
adeo terunt ac fricant, ut pojita ac .glabra inftar Par
pyri Sinenfium fint, atque hifee involvunt Tabaciim
-m minuta fruftula confcifliim , pretiofum'eorum fuf-
fimigium Dupa, atque alia;
Externum lignum ob corneam ac duram ejus fub-
ftantiam a Malaicenfib.us & Javanis adhibetur pro ma-
nubriis telorum miffilium, quæ tragulæ dicuntur,
.conficiundis-, quem in finem Ob ejus duritiem ac fir-
mitatem optime conducit: ,Inter elaboranduni pru-
.dentèr traftandum e ft , quum plures emittat fpinulas,
ac periculofum det vulnus; fi per longitudinem fin-
datur, in magna facile diffilit j-amenta, fi vero trans-
verfim difiecetur, durum, eft ac corneum. Juniora fru-
tefeentis adhuc arboris folia.multo'mcljora prædi-
ttos in ufiis funt, quam adultæ arboris, ac. diu q.uo-
que durât, antequam ex frut;ce fit arbor. Siccata folia
funt albicantia feu ftraminea,ac, fi fuerint complicata,
diu afiervari poflunt, fed fi in ufurn adhibeantiir, per
noftem rori exponuntur, ut fiant lenia.
, E x foliis porro Saribi foils umbracula feu umbellæ
çonficiuntur, ac ampla flabella, tumque radii ad finem
colligantur, ac petiolus ab acutis depüratur dèntibus
feu fpinis, qui pro manubrio infervit. Incolæ Oma fin-
dunt Saribi lignum pro löngis aflerculis, atque ad tigilla
illud adhibent pro ædium tegumentis : Non lubenter tarnen
hanc cOncidunt arborera,quum plurimumfuas're-
;cufent fecures. Fragmenta inde diflecantur, quæ ma-
num lata,pollicem crafla, quæque nj'gfa ac politafunt
mltar .Laburni l.igni, hæc eleganter itidem funt varie-
gata ,ex flavis yenis contexta, & apta pro ciftulisfor-
mandis,
CHE J tRUYDBOEK. ' 43
boom, en aljfe geheel open Jlaan , Jluitenfe haren h in g ,
waar in zy mede van dezelve verfchillen; tujfchen de takken,
uit eenige hoozén, of fcbeutjës, komen voort dunne
en roodagtige fieelen, nederwaarts hangende, omtrent drie
voeten lankf en daar aan- wajfen na bet knoppige hloeizel»
ronde vrugten, qudlyk zoo groot, als èen muf^uets-kogel,
hangende ydel en aan bogtige fieelen, met bosyens by,malkander
, by naa als de kromme vingers aan de rotttang-trof-
zen f boog-geel, dog fchielyk jwart werderide, zoo dat menze*
den eenen dag altcmaal jcboon-geel z i e t e n den naajl-
volgende fwart•, zonder eenig overblyfzel van de, voorige
koleur, voornamentlyk als men de afgefneden troffen op-
bangt, en zulke troffen , met goud-geele vrügten beladen,
hangen ’er verfebeiden rondom de kruin, makende een der-
lyk aanzien, dog de fwart gewordene vallen ligt af; van
binnen leit een ronde korrel of nootjen als een pijtool-kogel,
met' een klein fpitsjen aan bet eynd, dat-onder denjleel
f t aal > bedekt met een droog en meelügtig vleys ; voorts
leit ’er, onder een fwaïrte houtagtige fchaal, een witte en
harde korl, dog die is niet eetbaar. Zoo lange als deze
boom nog een ftruik is-pzoo zyn zyne takken op den rug gewapend
met dunne en lange doornen, als een Sagu-ftruik,
dog wat flapper, en korter, aan de oude takken ziet men-
■ ze niet ,• bebalveh de korte dikke doornen, die langs de
kanten , als een zage, f t aan , bruin of fwartagtig van
koleur; De'wortel is als die ’ van den Pinang-boom, te
weten. uit enkele dikke vezelingen gemaakt.
Naam. Ik heb dezen boom in ’t Latyn genaamt Saribus,
naa 't Maleytze Saribu, gelyk hy ook in 't Macaffers biet.
Op Ter naats Wocka , een naam gemeen met den wilden
Lont ar. In 't Javaans Saligi, op Bcileits Sami. Aangaande
de plaats-, by waftin zavelagtige en vtfgtige plaat-
fen of gronden , en niet in moerajjige, gelyk den Sagu-
boom, dog by kan mede op drooge plaatfen wel voortkomen,
jaa zelfs in 't gebergte, op 't Eylant Amboina heeft men
hem niet; en maar weinig op bet naafte Eyland Oma, en
aldaar ook in. ’t gebergte; groqte boffeben daar van vint
men op Cerams noort-zyde-omtrent Henetello^, op den
blooteii zand-grpnt, die zoo effen en kaal, of zonder ruigte
is , dat men in dit'bofch wandelende, wel verdwalen zoude
, desgelyks beeft men hem mede op Java, Celebes, en
andere Molukze Éylanden.
Gebruik. Van dezen boom beeft nien veelderley gebruik
in de huishouding, als voor eerjt de jonge en nog niet uitgebreide
bladeren werden gedroogt, en.bewaart, zy dienen
voor pap-papier , om 'alderbande kleine vrugten daar
in te winden, dié mén ymand toëzenden w il, want zy
laatenzig uitrekken, én naa believen weder t'zamenrollen,
men kan 'er ook met een ffdardigbeit febeppers af maken,
als men de ftraaien i'zamenbind, om water .mede te febep-
pen. De Macaffaren doendér 'wat meer moeiten toé»nemende
de jonge en ongeopende bladeren, dieze in warm water
fteeken , en weder in de Sbnne ten naaften b'y droogen,
mitsgaders als dan mei een fteen {zoo gladwryven, datze
worden als Sinees-papier, en bier in roUen fe baare Meen
gefneeden Tabak , baar kóftelyk reukwerk, Dupa , en andere
dingen meer -.
Het buitenfte bout wert , wegens zyne hoornagtige
of harde fubftdntie, van: de Maleyerj en Javanen
veel gebruikt om fteelen tot toranen of werpfpieszen
daar van te maken, waar toe bet, wegens zyne ftyvig-
jbeit, zeer bequaam ism aa r in het werken moet men bet
voorzigtig handelen, want bet fplinten magtig, en maakt
een gevdarlyke quetfuere, fplyiende zeer ligt in de lengte
mep groote Jplinters, maar in 't overdwers kappen is bet
[hardt en boornagtig. De jonge bladeren van den ftruik zyn
peel beter om té bandelen, en tot bet,voorfebreve gebruik te
laaten dienen, als die men van dén boom neemt, en bet
loopt ook al lang aan eer den ftruik een boom wert; de
gedroogde bladeren zyn wit agtig, of ftrooverwig, én kon-
nen t’zamengevouwen lang bewaart worden, en als menze
gebruiken w il, zoo legt. menze van te vooren een nagt, in
den douw, op datze lenig worden.
Vm ts uit dé bladeren van Sariboe maakt men Sonne-
febermen ; en breede wayers, wordende de ftraalen met de
eynden t'zaamen gebonden, en den fteet, vait deze fGberpe
tanden wat■ zynde gezuivert, verftrekt voor bet band-vat-
zel. De Inlanders op Oma fplyten het bout van Sariboe
tot lange latten, en gebruikénze tot Jpdrren aan bet dakwerkbaarer
buizen; dog zy komen ongaarne tot bet kappen
. van dezen boom, om dat by hare bylen zeer ligt doet uit-
fpringen: men kan 'er ftukken van bekomen, die een band
■ breed, een duim dik, én zoo fwart en glat zyn'als ebbenhout
, . ookfeboon gevlamt, met geele adertjes, en dienftig,
* • F 2 > orri