78 HERBARI I AMB
e x p l i c a t i o
Tabula Décima Septima.
Quæ vèram exhibet Palmam Fariniferam , & S a g u s a Rum-
pbio vpcatur,.
A. Arborent.
B. Ejtis f'ruticem dénotât.
C. Vetujlum & emarctdum folium, Gabba Gabba di&um.
D. Sogu-CoJJum, qui Sagu Campe ab incolis nominatur.
E. Ejus folliculum, ex tenuiflimo ferico confeétum, quo fefe
■ obducic.
F. Aureliam.
G. Nigrum exhibet Scarabawinin quern.per Metamorphofin
hie Sagu-Cojfus tranfic.
E X P L I C A T I O
Tabula Décima Ofbavce.
Quæ exhibet Sagus comam- feu frondem frugiferatn, quæ
' Siriboa incolis vcicatur, & quintum maturitatis gradum in
• arbore Sagu dénotât.
A. A. FriiSus maturos iiftunt.
O B S E R V A T I O .
Varia? funt Palma, quæ farinam, ae panem fubminiftrant,
nulls vero, quantum novi , funt, quæ tânta quantitate ac
præilantia illaia veram Sagu diétam exhibent.; ac ilia, quæ
a Rumpbio hie deferipta occurrit. A pluribus hue ufqueau-
floribus famofa ilia H Malab. Todda-Panna pro, vera forint-
fera feu Saguifera Palma fuit habita uti illud confiât ex
Sam. Dale Pbarviacol. pag. 296' & 297. Beynio, aliisque au-
étoribus , neutiquam vero hanc effe genuinam Palmam,
quæ farinam Sagu diftam præbet, jam olim optime adno-
tavit Joan. Commet, in notis ad T odda-Pan n a H. Malab.
Tom. 3. Tab. 13. fubfeq. pag. ï’4.- -
Arbor autemvera, S agoe Amboineniibus difta, a Seba
exhibetur in 2 om. 1. Tbef. rer. nat. Tab. XXV. pag. 39 & 40.
& Sagufera feu Anopbora: hæc arbor deferibitur in Valent.
Ind. Litterat. epiji. XVI. a pag. 435. ad 439. de qua porro
vide Breyn. Prodr. 2. pag. 89. aliofque.
Varias vero Palmarum fpecies • quæ farinam feu Sàgu
fubminiftrant, in Sam. Dale Pbarmac. pag: 297: proponun-
tur. Inter alia de Talipot Singhalenfibus difla , quæ eft Cod-
da-Panna H. Malab. 1'om. 3. Tab: 1 &c.- ex Knoxii naucleri
teftimonio, qui multos per annos in Zèylana càptivùs-de-
tentus fuit , ex illius arboris medulla Sagu 'confkiadfir-
matur. Vide porro Ray. Tom. 3. App. p. 46. no. 11. Cluf.
Exot. Parkins. Tbeatr.. &c.
CAPUT DECIMUM OCTAVUM.
Ufas Sagu-Arboris.
USus hujus arboris cundtis Orientalium harum in-
fularum incolis æque neceflarius,- proficuus,
SC vulgaris e ft, ac in Occidentalibus Indiarum
partibus Calappi acLontari arbores, non tantum ad.
panem quotidianum, fed etiam ad alia necelfaria in rebus
dömeftiejs : ut itaque primum, feu panis obtinea-
tur, primo ac.neceffano intelligendum eft,quemnam
maturitatis gradum quæque fpecies attingere poteft,
ut fupra notatum fuit , generaliter autem non diutius
exfpe&atur in cundtis fpeciebus , nili ad primum gradum
, quum rami albelcere incipiant, aliud iftfuper
eft experimentum, foramen nempe per truncum ex-
cavatur, ex eo medullae pars effoditur, ac inter ma-
nus. aqua mixta fricatur, quum cognofci poteft, an
piultum an parum farinas ex. ea eliciatur, quod in-
colæ per experientiàm norunt, an fufficiat: Si enim
medulla hæc nimis paucam exhibeat quantitatem,
tum inmatura hadtenus habetur , ac foramen illud
iuto iterum obturatur, ne perdatur, atque aliquam-
diu maturation! relinquitur, fi vero maturitatis ligna
præbuèrit, non diutius excrefcere debet, fed pro-
pe radicem excidenda eft arb or, ac porro truncus
in varias findendus eft partes, quarurn lingula fex
feptemve pedes debet eile longa, quævis iterum per
medium in duos findenda éft tomos , quidam vero
OINENSIS Libtrl. Ca fut XVlll.
U Y T L E G G I N G
Van de Seventiende Plaat.
Dewelke vertoont de regts meelgevende Palm-Boom, welke
Sagus van Rumptiius genaamt wert.
A . Vertoont de Boom zelfsi
B. Deszelfs jonge Aruik zonder Jlam.
C. Een oude Sagu Tak , Gabba Gabba genaamt.
D. Een Sagu-Worm, Sagu-Campe genaamt.
E. Het huisje, daar by zig in toef pint.
F. Het Poppeken.
G. De zwarte Tor, waar in de Sagu Worm verandert.
U Y T L E G G I N G
Van de Acbtiende Plaat.
Dewelke vertoont een bloeyende ofte vrugtdragende kruin van de
Sagu-Boom , dewelke Siriboa van de Inlanders genaamt werf,
en de vyfde graat van rypbeit in den boom te kennen geeft.
A. A. Vertoomn de r-ype vrugten.
A A NME R K I N G E .
Daar zyn verfebeide Palm-Boorhen ,die meel en broot verfebaf-
fc ti, dog geene, zoveel my bekent i s , die in zo ‘een overvloet, en
zulk goet meel geeven, als de Sagu, dewelke albier by Rumphius
voorkomt. Van de meejle Scbryvers is tot nog toe de Vermaarde
Todda-Panna van de Hortus Malabaricüs voer de regtemeelge-
vende ofte Sagu-Boom gehouden, 20 als zulks blykt uil de Phar-
mac. van Sam. Dale pag. 296 en 297. uit Breyne, en andere
Scbryvers , dog dat dit geenzints de waare Palm-boom iJ , dewelke
bet meel, Sagu genaamt, geeft, is al voor deeze zeer .wel
aangemerkt van Joann. Commelin inzyn aantekening op de Todda
Panna van de Hortus Malabar. derde Deel. Tab. 13. pag. 14.
De regte Boom, Sagoe van de Amboineezen genaamt, wert
verheelt en befebreven ook van Seba in bet eerfle Deel van zyn
Thefaur rer. natur.. Tab. XXV- pag. 39 en 40. e?t de Sagu-
gevende Boom ofte Artophora .wert mede befebreven in Valent.
Ind. Litter. zeftiendè..brief van,pag. 435 tot 439. waar over
verders zie Breyne Prodr. 2. pag. -89..en andere meer.
Verfebeide zoorten van Palm ; Boom en, dewelke meel ofte bet
Sagu geven , werden voorgcjlelt van Dale in zyn Pharm. pag.
297. en onder andere de Talipöt-Boom van de Cingbaleezen genaamt
, dewelke is de Codda Panna in de Hortus Malab. derde
Deel Tab. 1. en de volgende; dewelke volgens bet getuigen van
Knoxs , die lang op Ceylon gevangen gezeten Beeft, is een meel-
gevende Palm-boom, alzo by zégt dat uit bet merg van deze boom
bet Sagu gemaakt, wert. Verders zie Ray. in de Appendix van
bet derde Deel pag. 46. no. i i . als mede Clufius in zyn Exo*
ticis. Parkinfon, en andere.
XVIII. H O O F D S T U K .
Gebruik van den Sagu-Boom.
HEt gébtuïk dezes booftls is by alle Inwoondeïs dezer
•Oojlerfcbe Eylanden zoo noodig, prófytelyk, en algemeen,
als in de wejlerlyke deelen van Indien den
Calappus en Lontar-boom, niet alleen dm bet dagelyks broot
daar van te hebben, maar ook verfebeide andere, behoeftig-
heeden in de buisboudinge: om dan bet eërjle , namentlyk
broot, daar van te krygen, Zoo moet men vóór eerfl voeten,
tot de boeveeljle graat van rypbeit yder zoorte komen kan,
gelyk bier boven jlaat aangehaalt, dog in 't gemeen voagt
men met alle dezelve zoorten niet langer, dan tot den eer-
ftèn graat, wanneer de. takken voitagtig voerden -, ook beeft
men nog een andere proef, te voeten, men boort of kapt een
gat in de Jlam, baalt daar wat merg uit, en voryft bet
tujfcben de banden met water, als wanneer men kan zien,
of daar veel, of weinig meel uitkomt, 't welk den Inlander
door oeffening weet, of bet genoeg zy, want dis dit
merg te weinig meel geeft, zoo bout by den boom voor_ o?i-
ryp, en dan flopt by bet gat weder met Jlyk. toe, op dat by
'niet bederve j en laat hem zoo nog wat ftaan, maaf als by
de teekenen van rypbeit gegeven beeft, zoo moet nieri bem
niet veel langer in wezen laten, maar digt by de Wortel
afkappen, eji voorts ‘den flam in verfebeide mooten, ider
van vyf a zes voeten lank, dewelke dan wederom in twee
flukken doorgefpleeten werden, dog zornmige laten den Jlam
geheel,als by niet zeer lank is , cf'de’elen bem maarïntwéé
. mooten