I. Bock. XXIX. Hoofift. AMBOINSCHE KRUYDBOEK.
In Rumphii Appendice bcec addita legmtur.
Soccus Silveftris duas proprie habet fpeeies -.prater
alias quasdam varietates, quæ" in vicinis occurrunt re-
„ionibus, prima ejus feu rugofa fpeeies elt mas lupra
defcriptus, cujus in Celebes orientali plaga altera
ouoque reperitur varieras parvis integrisque fere fo ins
Ejqs fruttus funt parvi ac.oblongi inftar juniorum
Tsiampadaharum, exterius lutef, pilofi, acpungentes
inftar foliorum petiolorumque , illi repleti hint parvis
cinereisque granulis, quæ paulo majora funt Japo-
nenfium pifis, quæ indutea locantur carne, quæedu-
lis eft inftar carnis Tsjampadahæ, uti quoque nuclei
jnolla feu tefta tofti. Memorati pili fruttibus inûdent,
licet dint maturi, lutei, ac^decidui. . .
- Altera fpeeies eft femma, cujus fo lia, petioli, oc
fruâus penitus fpinulis deftituuntur ; Folium junior
s arboris eft viginti otto & triginta pollices. Ion-
gum, fefqui- fpithamam latum, vetuftiorum arbo-
Fum ott'odecim vel viginti pollices longum eft’,
fpithamam latum , in paucas diyifum lacinias, ab
utrisque nempe oris circa fuperiorem partem ad
dimidium in duas tr e fv e ' breves- lacinias : Venæ
funt crafts & albæ , uti in præcedente. Fruttus
ejus itidem eft parvus & pblongus, tuberculofus,
prope pedunculum ab una parte dependente cubere,
prominens, brevibus obtufisque obfitus apieibus ;
nuclei feu graniila ïnucolæ inhærent carni, quæ in
aquamacerata facile illos demittit, magnitudine glo-
bulorum fclopeti, fed anguloli, difformes, fufei, ac
nigricantes, qui tofti vel cotti delicatiores funt quam
Socci vulgaris Bidji : fimiles quoque inftar domefti-
cæ gerit julos,fed breviores.
TabulcfTrigefima Quarta
Ramuin exhibet Socci Silvefiris, ubi litt. A. A. ejus officula
feminalia dénotant.
O B S E R V A T I O .
Hujus arboris Elgiira a Valent, in Tabulas no. V. juxta
Rumpbii depittam iconem eft exprefla, denpminaturque in
jmboince defcriptione nomine Wilde Soccum-boom ftu Socci Silveftris
pag. 162.
CAPUT TRIGESÏMUM.
Trumm Stellatum: Blimbing.
HIc fruttus (licet non itafit delicatus) merito falu-.
berrimus totius Indiæ habendus eft : Quum vero
diftinguatur in angulofum ac rotundum, hoc in
capite oblongum deferibemus, huneque iterum in duas
dividemus fpeeies, in dulcem nempe & acidum : Dulcis
Blimbing vulgaris maxime eft, magno tarnen in pre-
tio habetur, non in alta crefcit arbore fed eleganti, quæ
egregiam, rotundam, & extenfam gerit comam inftar
umbelîæ: Ejus truncus v ix hominis attingit altitudi-
nem, indivifus, multos gerens ramos, atque ex his
plures minores excrefcunt, ubique foliis ornaci, ita
ut denfa coma gratam det umbram. Folia in ordi-
nem oppofita locantur'inpari extremum claudente,
quod maximum e ft, funt autem oblique pofita quatuor
quinqueve paribus, quæ fenfim in inferiore ramur
li parte decrefcunt, Prunique folia referunt, funt
âutem multo minora, nec ad oras ferrata, infimum-
que vix pollicis latitudinem longum e ft, acute cor-
qatum, fuperiora vero triplo funt majora, fiqueadten-
datur, magnus nervus non diretteper medium decur-
rit, fed pars inferior femper minor eft. Supjerius amoene
virent , mferiusglaucafunt,acnotte, frigidoque tempore
inferne reflettuntur, fibique -artte lqpontaquafi
occluduntur. Flores hac in' arbore funt çopioü, æque
in furpulis & ramis ac in fuperiore trunco , qui funt
parvi, purpurafeentes, campanulati, quinqueexpeta-
lis confiantes, absque ftaminibus, fed ftilo inftrutti, ex
quo fruttus excrefcit, qui faporis eft grati, acidifeu
aufteri, inftar fer^ Acetofæ , plurima vero florum
pars
1 1 ?
, Rumpbius voegt 'er dit verder by in %yn aanbangzel:
De Wilde Soccus heeft eygentlyk twee zoorten bebalven
nog eenige veranderingen., die men in de nabuurige landen
vind, de eerfle of ruyge zoorteis bel manneken‘ hier bóven
befebreven, dewelke op de oofl-kujl van Celebes nogeenver-
andering heeft met kleene en febier gebeele bladeren. De
vrugten zyn kleenen langwerpig, als jonge Tsjampadahas,
van buytengéel, baayrig, en Jteekelig, gelyk al de bladeren
en fteélen zyn, binnen Izynze gevalt met kleéne en.
graauwe korrels wat'grooter dan fapanfche Eertbonen,
liggende in een geel vleefcb , 't welk men eeten kan als
dat van Tsjampadabd , gelyk medé de korrels in eenpan ge-
rofi.. De voor noemde haayren blyven aan de vrugt zitten
al isze ryp, géel, en afgevallen.
De andere zoorte is bet wyfken, wiens bladeren ,Jbeeleti,
en vrugten zonder eenige baayrkens of Jieekel's zyh, bet
blad aan de jonge boom is 28 en 30. duymen tank \\fpan
breet, in weynige lappen verdeelt, te weten aan wederzyde
omtrent, dèyoorjle helft in z a.jkorte lappen, de ader en zyn
grof en wit gelyk aan 't voorgaande. De vrugt klein en
langwerpig,bultig, agterby den jleelaan de eene zyde met
een afhangende bil met korte en Jtompe puntjes bezet. De
korrels zyn van binnen aan 't kleverige vlees vafi, 't welk
egter in 't water ligt daar a f gaat in de grootte van mos-
quet kogels, dog hoekig en óngefebikt, donker-graauw en
Jwart-agtig, gebraden of gezoden al zoo fmaakelyk als de
tamme Soccun Bidji. Eet brengt mede diergelyke Jlaar-
ten of boeken voort als de tamme, dog korter.
De Vier en Dertig(le Vlaai
Vertoont een Tak van de Wilde Soccun-boom, alwaar de let-
ters At A. deszelfs zaat-korrels aanwyzen.
a a n m e r k i n g .
De Figuur van deze Boom werd van Valent. op de Plaat
onder na. V. verheelt volgens de aftekening van Rumphius,
en werd lefebreven onder de naam van Wilde Soccim-Boom
aldaar op pag. 162.
xxx. h o o f d s t u k :.
Blimbing-Boom.
DEze vrugt (hoewel juyjl niet de lekkerjle) mag men
billyk voor, of onder de gezondfle van Indien houden:
en dewyl zy gedeelt werd in hoekige, en ronde,
zoo zullen wy in dit Capittel eerji de hoekige befchry-
ven, en die wederom onderfcheyden in tweederleye zoorten,
namentlyk zoete en zuure: de zoete Blimbingenzynde
gemeenjle ,en egter wel het meeft geagtfle, groeyende aan
geen hooge, maar evenwel een cierlyke boom, met eenfraaye,
ronde,en uytgebreyde kruyn, gelyk een Zonne-fcherm; de
Jlam is qualyk een mans lengte boog, onver deelt, hebbende
veele takken, en aan dezelve nog meerder dunne ryskens,
die overal bezet zyn met bladeren, zoo dat bymetzyndigt
loof een aangename febaduwe maakt; debladerenfiaanaan
de ryskens te 1mderzyden in ryen, doch zy zelfsflaan wat
fcbuyns tegen malkander en, by vier a vyf paren aan yder
rysje) en voor aan maar een, 't welk ook bet grootjle-is,
werdende allenxkens naar agteren boe verder kleynder, en
gelyken welwatnqadepruym-bladeren, dog zynveel kleynder
, en aan de kanten geenfints gezaagt;- vallende de agr.
terjlepas een duym breet lank, als eenfpits hert, maar de
voorfte zyn wel driemaal grocter, en als men daar naauw
op let, zoo bevint men, dat de grooteZemwe niet regt door
de midden loopt, .maar altyt de agterjie helft nader is; van
boven zynze liefelyk-groen, dog beneden trekkenze wat na
't graauwe, of Spaans-groen, en by nagt of kout weer
Jluytenze haar naar beneden toe: het-bloeyfel hangt aan
dezen boom zeef overvloedig, en dat zoo wel aan de ryskens
en takken, als,aan de bovenjle Jlam, zynde kleyne
ligt-purper-verwige bloempjes, in de gedaante van opene
2 * / r\ k e l k j e s