\\ Boek. XIX Hoo/tjl. AMBOINSCHE KRUYDBOEK. 57
hoe falfum & huic terra bonurri iftum odorem con- zyde, maar by nader onderzoek betont ik dit onwadracb-
ciliari per liquorem aiiquem odoratujn fcu refinam, tig , en dat dien 'goeden reuk de aarde kuierde medegedeelt,
au« ex arboribus effluebat; de qua re ulterms yide door eenige welriekende vogt óf Waan, die van baare boo-
in fublequentelibro tertio caput quartum ad Canarium men quam af te druipen, ziet bier van breder in 't voltdoriferum,
& Cap. Sextum ad Nanarium minimum: gende derde boek, Gap. ffl in Canarium bdoriferUm,
en Cap. 6. in Nanariürii minimum;
e x p l i c a t i ö
TabttU Duodecimal
Oust exhibet Ps e ud o - S andalum Amboinenfe , Sa»
v jwR0 incolis tMum.
A. Ejus ramm.
B. Florüm wmbellam denotat.
OBSERVATIO.
Arbor hate obiter ep'am deferibitur & commemoratur a
Yakut, in Ambohne Dejcript, p. 108. No. XXXV.
CAPUT DECIMUM NONUM.
Ugnum Papmnum, Caju RaJJamala.
Licet hæc arbor in Amboina fit exotica & incognita*
hie tamen earn, quum ejus lignum ex vicinis locis
in forum venale aafertur, deicribere oportet. fal-
tem in quantum de ejus forma quid ex relatu dignolcere
potueriin, éftque juxta teftimonium Ceram-Lauweren-
jîüM vafta & excelfa arbor, æque in lito re , ac in
montibus & vallibus crefcens, folia formam habent
Syderoxyli, funt autem paulo minora: Ulterior ejus
forma ipfis Ceram-Lauwerenfibus ignota eft* quum
Onin - Cubiayce incolæ, ubi plurimu.m c refcit, homines
Funt barbarifiimi, qui peregrinis non permittunt,
ut Tuas intrent ül vas; Hujus arboris nulla pars in ufiim
adhibetiir, hifi craflæ ej us radices, quæ magno labore
èx terra eruuntur & excæduntur, & tarn diu in filvis
relinquimtur,. donee exterius lignum craflitièm duo-
rum digitorum habens, computruerit atque interior
remanient fubftantia, cor difta, quod in magnis fruftis
venale adfèrtur, quum hæc plerumque cruris habe-
ant craffitiem & ultra , ulnam feu duos .pedes , lint
longa, duriffima & ponderofa, intrjeata, & findendo
clifficillima ; Color horum daplex e ft, in magnis enim
fruftis mellei. eft coloris cum pauco cinerei mixtus,
plurimis eonftans tenuiflimis venis, quæ magis albi-
cant reliquis. Minora frufta feu, radices, funt magis
albicances vel flavefeentes rarioribusvenis, &tenuio-
ri confiantes fubftantia, Sandalo citrino, ‘feu Ebori
fordido limites, fed duriores liint Sandalo, utrorum-
que vero odor idem eft, in florum odorem vergens,
ycuti Malaicenfes dicunt ad Styracem U qui dam acce-
dens,'ipfis diftam Rafamaila, fed ita languidus eft,
ut vix in crudo percipiatur ligno, magis au tern fi ra-
datur, & maxime ft carbonibus inponatur: In magnis
fruftis quoque non ita gratus eft, eftque æmulus ac.idæ
Sagumaittoe, fique manducentur, fapor Rafamalla indent
percipitur, qui maxime ad falfum vergit, veluti
aqua languida ex acidulis, line tamen aliqua acrimonia,
vel ardorè.
Quum itaque hæ arbores ac radices tarn durum
gerant lignum & incolæ feeuribus.fere deftituan-
tur, : hinc .tarn .diu has relinqUunt arbores , donee
præ feneftute computrefcant ac décidant, quarum
radices dein ope ignis feparant * quas Ceram-Lauwe-'
renies in ordinatafecant vel cædunt fegmenta-, uti hi
etiam, quum iecuribus magis inftrufti lint, recentes
radices facile eruere polTunt, quæ tamen non ita bo-
numpræbent odorem, ac illae, quæ fpotite putrefeunt:
bspius animo perpendi , an non effet fpecies Styfaçis
arboris, quum vero Ceram-Lauwerenfes mihi affïr-
mabant,nullum exfudareGummi vel refinam, neque
m trunci ligno peculfaremobfervari odorem, hincab
ilia recelfi feiitentia.
Nomen. Latine Lignum Papuanum: Malaice Caju
Rajamala, & Caju Papua juxta locum, in quo crefcit.
uerajn-Lauwerenfes ipfi hoc lignum vocant Caju Sa-
P r 6 mar.
U I T L E GG ÏNGÈ
Van de twaalfde Plaat,
Dewelke vertoont den Ambomfche Baflert'-Sandel-bóom, Si*>
s u r o by de Inlanders genaamt.
A. Wyft aan een tak daar vin.
B. Den Bloem-trot.
AANMERKING E.
Deze boom wért ter loop mede aangeröert en befchreven
van Valent. iii de befckyvittg van Ambon.p. 108. No. XXXV;
XIX. HOOFT STUK,
Paputme-Hóut:
ALboewel dezen boom bier in Amboinaonbékent is ,'zo
moet ik egter, om dat zyn bout uit de. naafie plaat-
• zen bier ter markt,wert gebragt, dezelve béfebryven,
immers voor zo veel ik van zyn gedaante beb komen .vernemen,
zynde na bef verbaal van deGeram-Lauwers
een groote booge bom, zo wel op firant, als in 't gebergte,
en de valeyen waffende, de bladeren gelyken na die
van 't Tferbout, docb zyn wat kleinder: Zyn nadere ge-,
daante is bun Ceram-Lauwers zelfs onbekent, om dat de
Inwoonders van Onin - Cubiay, daar by meejl valt ,■
zeer wilde menfeben zyn, die de vreemdelingen niet wel
in baare boffeben willen laf en komen, van deze hoornen
wert niets genomen of gebruikt-, dan de dikke Wortelen,
die men met groote moeite uit de aarde kapt, en dan zo in
’t bofcb laat leggen, tot dat bet buitenfie bout-, (omtrent
twee vingers dik zynde') daar afrotte', en bet binnenjle.
befte ov'erblyft , ’t welk men met groote ftukken te koop
brengt, want die ftukken zyn genieenelyk een been of wat
meer dik: een elle of twee voetenlank, zeer bart enJwadr,
warrig , en moeilyk om te kloven: De coleur is-twe-
derlei, te weten die van de groote ftukken booning-ver-
wig met Wat graauw gemengt, en vol' fyne meren,
i-ewelke witter zyn, dan de andere: De kleinder ftukken
of wortelen zyn witter 'of bleek-geel, met weinige aderen,
en fynder van fubftantie, bet geele Sandel, of vuil yvoor
zeer gelyk, docb'barder dan bet Sandel, maar de reuk
van\beide is eenderlei te weten: na bloemen trekkende, of
zo de.Maleyers zeggen, na Styrax liquida, by bun lieden
Rafamalla genaamt, docb zo flap, dat men dezelve aan
't raauW bout qml-ykgewaar wert, docb meer in 't raspen,
en nog fterker op kolen: In de groote ftukken is die
ook zo lieffelyk niet, wat trekkende na goore Sagumanta,
en in bet kauwen gevoelt men ook den fmaak .van Rafia-
malla, maar trekt merkelyk na den brakken, of gelyh
verflagen water uit een fttüfborn, zonder eenige feberpte,
of hitte, . -
Dewyl dan deze boomen en wortelen zo bart van
hout, eiï dè Imhoonders qudlyk van bylen verzien zyn,
zo latênze die meeft ftaan, tót datZé tan ouderdom verrotten
en Omvallen, daatze dan de wortelen ndamaalsaf-',
branden, en die de Ceram-Lauwers dan in fatzoenlykc
möoten zagen of kappen, gelyk zy lieden ook zelfs (als
zynde béter van bylen verzien) de verfebe wortelen ligt
komen uitkappen, docb die evenwel zo goet vqn reuk niet
en, zyn, ,ats die vdn zelfs rotten, ikbebbèdikwilsgedagti
of bet niet voel een Zoprte van Styrax-boommögtè zyn,
maar aangeziën my de Ceram-Lauwers verzeekerden, dat
daar geen Gom nog bers uitqUam, en dat ookin bet bout
tan de ftam geen .zonderlyke reuk was, zo beb ik van die
gedagte moeten afftaan.
Naam. In 't Latyn LighumPapuanum: In 'tMaleytt
Caju Rafamala, en Caju Papua*, tia de plaats daar bet valt:
De Ceram-Lauwers zelfs nóèmn 't Caju Samarra, een
H ndtrn