i82 H E R B A R I I A M B O I N E N S I S Liber III. cap, XIII,
CAPUT DECIMUM TERTIUJVL
Pangium. Pangi-.
PAngium truncum gerit altiorem magisque ereélum,
quam præcedens : Ejus folia funt duplicia, mul-
tum a fefe inviçem differentia, uti de Canario
genere fuit notatum , in junioribus enim'arboribus
funt maxima, inque très angulos feu lacinias divifa,
pedem circiter longa, decern pollices lata & ultro,
plurima autem decern pollices funt longa & novem
lata, quædam ad unam tantum oram angulofa funt j
quum alterius lateris angulus jam excreverit, alia u-
trisque carent iftis angulis. Tenera vero folia funt
coraiformia, ita ut tria quatuorve folia differentia in
una confpieiantur arbore juniore: Prope foliorum
petiolum quinque, in quibusdam vero feptem magni
concurrunt nervi, atque foliorum oræ prope petio-
lum funt æquales, nec finuatæ. Petioli autem longi
funt; Folia adultarum arborum cunélos iftos amife-
runt angulos, formamque habent oblongo-cordatam,
novem longa pollices , feptem & oélo Tata, obtufo
apice donata, intenle viridia, glabra, & fplendentia^
faporis ingrati & fervidi.
Flores me latent. Fruélus vero fimplex dependefi
hinc inde ex ramo forma, & magnitudiné ovi Stru-
thiocameli, vulgaris vero ovi Cafuarii, plurimi autem
funt umbilicati, ad latera gibbofi , externe ob-
fcure ruffi, ac tandem ex fufco dnerei inflar Calap-
pi veteris , rugofi, parvisque notati punélis inflar
îfuétus Atun, qui ex craffo dependent pedunculo, prope
fruélum extenfo. Cortex externus craflus eft uti
in Malo Punico, fub quo pauca reconditur caro albicans,
in qua nuces feu daftaneæ quafi compaélæ funt:
Hae nuces funt planæ, multiformes, plurimæ vero
inftar compreffæ burfulæ, majores Juglandibus, piano
latere fibi accumbentes angufta vero illarum pars in-
trorfum fita e ft , latiflîma vero extrorfum, quædam.
craffiores funt & triangulares, aliæ aliam habent for-
mam, plerumque unum cum dimidio vel binos lon-
gæ pollices, quædam vero tres,binæ enim oecurrunt
fpecies feu varietates, una major, altera minor; Minor
feu vulgatiflima fpecies formam habet Nucis Juglan-
dis, plerumque triangularis, aliæ autem.ita différant:
& irreguläres funt,ut inter decem vix binæoccurrarit
fibi fimiles. Pellicula nucis exterior hirfuta e ft, li*
gnofa , ex nigro cinerea, rugofa, protuberantibus
pertexta venis & intrieata inftar facci coriacei vetu-
llioris & rugofi,- feu contraéli: Major autem fpecies
inftar burfæ formata e ft, plana, reéla, nigra, mul-
toque rugofîor, protubérantes enim venæ ita intrica-
tæ decurrant;ut arbufculas quafi référant,- velramos
& frutices artificum manu elaborates , omnesque hi
elevati funt, quorum oræ in quibusdam locis adeo
acutæ funt^ ut difficUlter traélari poffint, ac magis
fpinas référant, inferior vero ducura- pars æqualior
e ft, nec ita rugofa, latiffima illarum pars, quæ puta-
mini adjacet,aperturam habet, exoblongaformatam
filfura , quæ obtegitur operculo ejusdem fubftantiæ
cum cortice , qui adeo nrmiter ipfi inhæret, ut non
nifi vi avelli poffit. Putamen craffitiem cultri habet
fubftantia &c. conv.eniens cum Tampurong Calappæ
nucis. In hoc reconditur nucleus planus', amplus, albus,
putaminis formam habens , qui in bina dividi
poteft' fegmenta faporis nucis Avellanæ , fubftantia
conftans melliore & lenta,quæ, fi non fit matura pe-
nitus,amaricat,, faltem in Amboina fefe ita offert, in
aliis vero locis'major eft, pinguior, & dalcior. Hi
fruélus in arbore relihquunturrdbneçfpontedecidant,
atque exterior putrefeat cortex, turn enim nuclei ni-
grefeunt & permaturi funt, a quibus caro illos am-
biens. facile fep.ara.ri poteft, illi vero raro.ac v ix cru-
di cômedtintur, vim enim habent inebriantem, horn
nesque vertiginofos reddeptem , unde & quidam
iri animi déliquium'incîdunt, licet fatis gràti ac dùl-
cis fint faporis j fed præparandi funt, ut mox indi-
câbitur; Huj us arboris lignum durum e ft, folidum,
& grave: CoTtex vero fragilis, lignoque ftrmiter ad-
haeTet.
XIII. H O O F T S T U K .
De Pangi-Boom.
DE Pangi-boombeeft een boogerenregterjlam.danbet
voorgaündè. De bladeren zyn tweederlei, wel veel
van malkander verfcbillende , gelyk van de Canari ge-
zegt isi want aandejonge boomen zynze zeer grootten in drie
boeken of lappen verdeelt » omtrent een voet lank, en tien
duimen breed, zommige meer, de meefie zyn tien'duimen
lank, en negen breed, zommige hebbed aan de eene zyde
nog'een boek, zynde den bogt van de andere boek bykans
uitgewaffcben, andere weder zyn niet hoekig. Degebeéle
jonge zyn regt bertformig, zo dat men drie of vierderlei
bladeren aan een jonge boom ziet. By de Jleel Jlooten vyf,
en aan zommige zevengroote zenuwen tezamen, en zyn de
randen by den jleel vlak, en zonder bogt.- De fteelen zyn
lank. De bladeren van de volwaffene boomen hebben alle
de uitjbeekende boeken verloor en, en zyn geformeert, als1
een lankwérpig hert, negen duimen lank, zeven en acht
dito breed, met een jlompe Jpits, boog-groen, glad, en
glimment, onlieffelyk van f 'maak, en wat beet.
Het btoeizel is niet bekent. De vrucht hangt enkeld
bier of daar aan de takken, in grootte en gedaante van een
voogel Struis- E y , in 't gemeèn als een Cafuaris-Ey, de
meefte met een tepel voor aan, en aan de zyden wat bultig,
van buiten donker-ros oftanyt, ten laafien grauw ,
als de oude Calappus, van buiten ruig, en met kleine
puniïjes bezet, gelyk de vrucht van Atun, hangende aan
een dikke Jleel, die by de vrucht- een krans jen beeft, de
buitenfle fcborjfe is zoo dik als aan den Granaat-appel,
daar onder een weinig wit vleefcb, en daar inne zeekere
moten of Cpjbdnjen gepakt zyn. Deze moten zyn plat, en
van veelderlei fatzoen,’ doch meefi als een gedrukte beurze,
wat groter dan onze nooten, met de platte zyde op
malkander leggende, met ’t fmalle eind na binnen, en. ’t
breedjie na buiten gekeert, - zommige zyn wat dikker m
gants driezydig, en van andere fatzoen, in 't gemeen een.
en een halve, en twee duimen lank', en zommige drie , want
men beeft 'er twee zoorten van groote en kleine. De kleine
of gemeenjie zoörte is in de gedaante van een Wal-motp
door de bank driekantig, maar zommige zo verfcbillend,
en rond'bollig van fatzoen* dat inen ónder tien geen twee
zal vinden, die malkander gelyk zyn. De buitenfle febél
is ruig, boutaebtig, uit denfwarten grauw, rimpelig»
en met uitfleekende aderen door malkander hopende, verwerd,
als een leefen zakje j dat nat gemaakt ‘i s , en inkrimpt.
't Groote gejlagtis meefi geformeert als een beursje
» en plat, regt, fwart, en veel ruiger, want de uit-
fteekende aderen loopen zo aardig doof malkander, daize
êenige boompjes verbeelden, of dorre takken en firUiken
door meeftets band in eenig Ebben-bout uitgefneedén, en
dat allegaar verbeeven werk , waar van de kanten-op
zommige plaatzen zofeberp zyn , datze moeyelyk om te handelen
zyn, en veel meer doorns gelyken, doch de onder-
Jle zyde is altyd effender, èn min ruig, den breedjlen
boek, die tégen de boljler ziet, beeft een deurtje, zynde
een lankwerpige febeur, dewelke gejlooten is met een dek-
zel van dezelfde fubflantie, als de fcbel, die 'er zo vaft
in fluit, dat by niet dan met ge welt kan afgetrokken worden.
De fchaale beeft de dikte van een nies van fubflantie
6?c. gelykende de Tampurong aan een Calappus-noot.
Daar binnen leidt-, een breede, witte, en platte kern, na
de gedaante van de J'cbaalgeformeert, die zig in twee bladeren
laat verdeelen, van fmaak als Hafel-nooten, van
fubflantie weeker en tayer, eb dis by niet terdeegen ryp
i s , wat bitter, immers in Amboina is by zo, maar op
andere plaatzen valt by grooter, vetter, en zoeter. Deze
vruchten laat men aan de boomen bangen, tot datze van
zelfs af vallen, en de buitenfle fcborjfe verrottewant als
dan zyb de korrels fiaart, en ter degen typj waar van
men 't omhangende vleefcb gemakkefyk kan' affebudden.
De binnenjle kern Werd niet óf weinig faauw gegeten,
want by beeft een duizelig- of dronken-tnakende kragti
waar van ook zomnüge in fwym vallen, boswel by rede-
lyk aangenaam van fmaak is, maar men moet hem toebereiden
, gelyk flraks gezegt zal wet den. Het bout van
dezen boom is hart, digt, en fwaar.- Defcborjfe bros, en
aan 't bout vafl klevende.
Nomen. Naam.
III Boek. XIII. Hooftß. AM B O IN S C H E K R U Y D B O E K . 183
Nomen. LatinePangium: Malaice Pangi, Capaya, &
Copaya. Javanis Poutsjong, .præparatus vero ejus ci-
bus-vocatur- Caluac & Colowac: Macaffarenbus & Ba-
leyenfibus dicitur^Pangy, Boetonenfibus Pony, Ter-
natenfibus Bobbi ôc Sawan. Boeronenfibus Hami. Am-
boinenfibus Any, Omenfibus Salea. ■
Locus. Optimi plurimique .hujus arboris fru&us in-
veniuntur in Celebes regione, fub Macaflarenfi & Boe-
genfiinperio, uti & in java,Baleya,Boetona,Boero,
& Cerama, rari funt in Amboina, & tantum hinc inde
in planis filvis, quumque non ita jucundi fint faporis
quam-ip aliis locis, hinc non multum ab Am-
boinenfibus expetuntur vel adhibentur, vulgusque
anxium eft illos edere,quum ffuétus hihabeanturno-
civij
\ dfus. Apud Maleyenfes, Macaffarerifes-, Boegen-
fes, & Boetonenfes fruélus hie in magno eft ufu ad-
cibum , fed non crudus, verum fequenti præparatus
modo: Maturæ nuces totæ in aqua ebulliuntur, dein
putamina in partes contunduntur, nucléique eximun-
tur, inque angufta confcinduntur frufta inftar Brafli-
cæ laétucariæ, quæ fcrobiculo inponuntur, intus re-
pleto.palea, dein per 24 horas riiacerantur in fluvia-
li vel pl'uviali aqua, qua malignitas extrahitur, ac turn
fine noxa comeduntur vel foTa, vel cum Çalappa nu-
ce rapfata.' Cum hifee incoquuntur etiam pifees, uc
condimentum eorum fit pinguius, uti. alias- cum Ca-
fappæ mèdulla fit. Frufta hæc exficcantur quo que. &
confervantur, utpluviofis menfibus cibus hifee-pinguior
reddatur: Javani norunt ex ficeis & calefaéfcis
nucleis inter binos afferes Oleum exprimere lampa-
dibus inferviens, quo'd plenis amphoris fallaciter ven-
dunt pro Minjac Widjing feu Oleo Sefamino, quod mul-
tojpretiofius efti , .
Boegenfes illud oleum alio præparant modo., con-
tundunt nempe & in paftam manibus formant depura-
tos & foli exficcatos nucleos, fenfim affundentes aquam,
tépidam, donee oleum fiipernatet , quod aufertur.
Hoc oleum , fi recens , dulcefcit, & aptum eft ad placentas
.& .pifees fricandos , nec ita cito rancefcit ac
oleum Calappæ.
Arboris. cortex contritus aquæque injeélus pifees
enecat in'ipfa natantes. Foliorum fucCus ulcërationi-
bus, vel putridis inftillatus vulneribus, vermes enecat &
animalcula pruritumexcitantia, quæ circumjeélam ar-
rodunt carnem; Hoc autem earn expertum fuit, quum
putrefaéta & a vermibus exefa caro in hifee obvolve-
retur.foliis, unde hi vermiculi ftatim mortui.fuere ,
atque ex ilia carne in folium tale décidèrent, iliaque
caro iterum rubebat, fanumque adquirebat colorem.
Hanc vero antipatiam habent hæc fo lia, fimulque
vim omnes enecandi vermes in putrefaélionibus nidu-
lantes, quos eneoant & prolabifaciunt: Idem quo-
que præftant recentes nuclei, fi manducentur vel a-
qua. contdrantur, & Capiti illinantur, pediculos ene-
cant: cavendumvero e ll, ne inter manducandum fuc-
cus eorum. deglutiatur : Gallinæ \ quoque moriuntur,
fi hos crudos vel- coélos edant nucleos : Si decidui
fruélus nondum fiffi fuerint,paleis vel aliis rebus fic-
Gis inponendi funt, donee putrefcant, ac nuclei tolli
poffint.,qui fub cineribus calidis etiamtorrentur, dein
officula eximuntur,inque cibos præparantur, uti fu-
pra diélum fuit. Sinenfes quidam quibusdam abhinc
annis-nucleos hofee ex Java venalesadduxerunt,quorum
decem pro ftuyero vendant, quos toftos cum pi-
feibus edunt, non erant autem ita rugofi ac Amboi-
nenfes.
Si Amboinenfes hune fruélum in cibum præparant,
clam idiefficiunt, nec coram pluribus hojninibus, cre-
dunt enim, fi malevolus homo, qualem IVangis & Malta
Panas h. e. Magum & Ferventoculum vocant, cafu
præteriretjillosque adfpiceretnucleos,malignam qua-
litatem talem cibum contraélurum effe, idem quoque
obfervant in præparatione filveftris Oebis : Excavata
horum nucleorum putamina adhibentur pro igniario,
cui operculum ligneum adaptant. Sæpius ilia in mari
fluéluant, inqùelitus projiciuntur, unde nigra & po-
litafunt.
Fruélus ex craffis proveniunt ramis, epediculolon-'
go., & incurvo dependentes, (Jui major, & craffior eft
reliquis foliorum pedunculis. Baleyerifes hos non
edunt,
Naam: In 't Latyn Pangium j in ’t Mal'cyts Pangi ,
Capaya, en Copaya, op Javaans Poutsjong, maar de
geprepareerde koft biet Caluac en Colowac. Op Macaf-
fars en Baléys.Pangy, op Booms Patty, op Ternaats
ßobbi en Sawan. Öp Boero Plami, op Amboins An y,
op Oma Salea:
Plaats: De befie en meefi van deze vruchten vind men
in 't Land Celebes,, onder 't Mäcaffaarze, en Boegifcbc
gebiet, als mede op Java, Baley , Boetön, Boero, enCe-
ram: Weinige hééft men in Amboina, bier én daar inde
vlakke Bofjeben, en om datze flégter van fniaaik zyn dan
op andere plaatzen, werdenze van dé Inlanders'niét veel
gobezigt, zynde ’t gemeene volkje meefi bang, om die te
nuttigen, om datze bet voor een fchadélyke vrucht houden.:
Gebruikf By de Maleyers, Macaffaren, Boegïs, en
Boetonders, is deze vrucht' in groot gebruik tot de kofi i
niet raauw, maar eerfi aldus tóèbereit. De rype nooten
kookt men geheel in water te degen op, daar na klopt men
de fchaale in ftükken, néémt de korrels u it, enfnydzein
fmalle riempjes, als kool-falaat, legt dezelve in een korfj
e , van binnen met firóo belegt, en weektze een etmaal of
zen nagt in een Rivier of anders vérs water, hetwelk dé
quaadaardigheid uittrekt, daar na kan menze zonder fcha-
de eeten alleen, of met gerafpte Calappus. Men kookt 'er
ook V ijf eben en Sayor méde, om dezelve vet te maken,
gelyk men anders met Calappus-pit doet: Zo werden ook
deze riempjes gedroogt, en verwaan, om in de reegen-
maanden de kefi daar mede te-vetten: De Javanen wei
ten uit de gedroogde, en weder warm gemaakte kemeii
tuffehen twee planken een Oly te perzen, tot de lampen,
gebruikelyk, 't Wélk zy met potten vol bedrieglyk voor
Minjac Widjing verhopen, H welk veel kofielykèr is.
De Boegis maaken die Öly op een ander manier, zy
ftampen, en kneeden de feboongemaakte, en in.dé Zon gedroogde
.kernen, allenkskens werm water opgietende, not
dat er de O h boven op dryft, het welk zy dan affehep-
pen. -Deze Oly vers zynde, is; zoet en bequaam om koek-,
jes en-ViJJcben in te bakken, werdende Zö ligt' niet sar»
fiig als Calappus-Oly. , ^ 6
- De fchorfie van dén boom gewreven, en op water ge-,
firooit, dood de V ijf eben, die daar'inzyn. Het zap van
de bladeren in verrotte wonden of ulceratièn gedroopen,
dood de Wormen, én diertjés daar in , die't jeuken ver-
oorzaaken, en in 't vleefcb om zig vteeten j zynde dit by
geval ondervonden, als men een fiiik rottende én wormig
vleefcb in een van deze bladeren wónd, daar van de
wormpjes terfiond fiierven, en uit bet vleefcb op 't blad
vielen., werdende 't zelve wederom róód,- en van een ge-.
Zonde coleur-, . , : ö '
• En zulke antipatye en-kragt bebbén deze bladeren, om
allerlei wormen in verrottinge te doodèn, en doen a f vallen:
Het welk ook doen de verfebe korrels, ais mén der.
zelve kaauwt, ofte-met water Wtyft, en óp 't hooft
fineert, om luizen te dooden, wet toeziende, dat-men in
f knauwen geen zap infwelge. Gok fierven de Hoenders;
alsze van deze pitten eeten , bet raauw of gekookt,
Als de afgevallene vruchten nog niet gebörfièn zyn, zó
moet menze in firoo of andere ruigte begraven, tot datzè
verrotten, en .men de korrels mag uiineemen , die men ook
onder beete ajfebe braad, daar na dé pitten uitneemt, en
tot eeten bequaam dis vooren maakt. Zommige Sièeezcn
hebben eenige jarén herwaarts deze korrels uit Java alhier
ie koop gebracht, gevende tien voor eèn fiuiver, om gebraden
by . de vifcb ie eeten, maar zy Waren zo ruig niét als
de-Amboinfihei
Als nu evénwel de Amboineezen deze vrucht tot kofi
willen toebereidend zó doenze 't zelve buiten 't gezigtvan
veele menfebén, Want zy gelooven als een quaddaardig
menfeb, diergelyke zy Wangis en Mattä Panas, dat is
Tovenaars'en Heet-oogen noemen, by geval daar voorby
gingen, en déze kèrnS aanzagen, zo zoude deielve kofi
een fcbadelyke eigénfcbap ontfangen, 't welk zy ookobfef-
veeren in 't toebereiden van de wilde Oebis. De uitgebolde
fcbaalen vaii deze korrels Werden oof gebruikt, om
tontel daar in te verwaren, Werdende wederom een dek-
zel van bout daar op gemaakt: Zy dryven dikwils in Zce j
en werden op de firand uitgefmeèten, waar vanze fwart
en mooi gefebuurt werden.
De vruchten komen Ook aan dikke takken voort, emi
een lange kromme Jleel, en grootér ddn de refi aan dén
boom- De Baley ers zullen daar niet van eeten j of moeten