pailide flavefcentis coloris: Bataviæ quidam debili
admifcent A rack, cüm eo reftificant, & utuntur in
quotidianam’ potiunculam loco vini Abfynthitis. Si
bina rafuræ hujus ligni cochlearia heminæ vini albi
infundantur, amarum quidem f i t , fed non ita eft
gratum, ac quod cum tmftura Abfynthii eft inpræ-
gnatum: Noftra natio in Japoniam illud vénale; ad-
duxerunt lignum , ubi primum in magna habebatur
exiftimatione, fatisque caro vendebaturpretio, quum
vero avarities deciperet inpoftores, qui maxima id fe-
cum ducebant copia, fpernebatur, & pro ligno foca-
jio habebatur , Japonenfium enim mos eft, nihil in
pretio habere,nifi quod raro vel pauca tantum quantitate
adducitur.
Huic quoque ligno vis adfcribitur omne lumbrico-
rum abdominalium genus expellendi, & optime refi-
ftendi morfui venenatorum animalium : Qui autem
ulterius Zeylanenfium Lignorum Colubrinorum cogni-
tionein defiderat, ilium amandamus ad Garziam ab Or-
to libr. 1. Arom. cap. 44. Chriji. Acofiam. cap. 33. &
ex neotericis fcriptoribus Philipp. Baldeum in Zeylance
Hiftorialibr. 2. cap. 49. -ubi ab ipfo Cinghalenfium lingua
Nay-Lelli vocatur. ut & fcripta D. Pauli Her-
m w i, qui fuum lignum Cinghalenfi lingua dicit Eb'h-
JVeya, nabetque pro Ciemati Indica Foliis Perfie®,
& Caprifolii fruaibus , ac pro prima fpecie Ligni
Colubrini a Garzia defcripti,& ab ipfo ,ut patet,male
vocatum Cametul, Meet in ejus manuferipto vitiofe
legatur Rametul, dicitque Cametul radicem efle primo
dulcem, fed fimul acrem , linguamque vellicantem,
cutique inpofitam veficas excitare , ac Cinghalenfes
hanc contufam morfui Serpentis Viperasque inpo-
nere.
' Inquirendum porro nobis e ft, quaenan\Accat Luffa
Radja h. e. radix Luffa Radja fit, de qua annotan-
dum eft, radicem elfe minorem digitum craflam, fla-
vefeentem quoque, ac parum amaram efle, qu® ar-
bufculam minorem emittit, in infula Lufla Radja,- vel
proprie Nufla Radja-, h. e. regia infula-, quum feptem il-
Iam inhabitent Reges, fitaque fit ad borealem partem
majoris infill® , oc inhabitetur ab infida ac .maligna
gente, *cum qua tarnen Portugalli Larentouquenfes
commercium exercent, a quibus etiam h® radices
funt conquirénd®, qu® laudantur Contra omnia af-
fumptorum'venenorum genera, qu® vomitu rejiciun-
tur, & qti dicitur, vires Ligni Colubrini Zeylonenfis de-
teftas efle ab animalculo Quir feu Quilpele, ita etiam
teftantur, harum radicum virtutes , quas juxta infu-
lam Luffa Radja denominant, forte fortuna deteftas
eife a piscatonbus quibusdam, qui pifciculos alliga-
veradt funiculis ex longis hujus -arboris flagellis
confeftis-, & comperiebantur, illos contra naturam
aliorum captorum pifeium quamdiutiflime in vivisfu-
perftitifle, unde concludebant, huic ligno vivifican-
tem vel vitam longe confervantem virtutem inefle,'
harum radicum bin® mihi oblat® fuere Ipecies : Una
ex ifta infula Lufla Radja delata, qu® tenuis eft &
ffyvefcens. Altera vero craflior & magis flava feu
lutea, in Timora crefcens, utr®que vero fatis ama-
r$ funt, fed neutiquam cum ligno Colubrino comparand
®.
E X P L I C A T I O
Tabula Trigefimtt Oftava,
Quae exhibet ramum Ligni Colubrini CajuUlar di<fH , ubi Litt.
A. fruElmn naturati exhibet forma & magnitudme.
B. Fruilum apertum, ut ejus nucleus confpiciatur.
C. C, Nucleum ipfum & in bina fegmenta feparatum.
en daar en boven als men \t 3. a 4. maal gebruikt beeft,
verließ-het zyn kragten, en blyft een ongezien fiukbouts
van een doodze bleek-geele coleur, op Batavia doen 'tzom-
mige in flappen Arack, balen den zalven daar mede over,
en gebruiken bet tot een dagelyks foopje, in plaats van
Alffem-wyn, om de moge te ver fier ken; met een paar lepels
vol van bet fcbrapzel of zaagzel kan merrook voel een
kanne voitte voyn bitter maken, doch by is zo aangenaam
niet, als de gene die met ExtraPb van Alffem voord gemaakt.
Onze Natie hebben ’t ook in Japan te koop gt*
bragt, alwaar bet voor eerft wel in groote efiime was,
en diènvolgende dier verkogt wierde, maar als degierig-
beit de navolgers verleide, bet zelve aldaar in groote menigte
aantebrengen, zo wierd bet veracht, en voor brandhout
gehouden, zyride dit der Japanders manier e , geen
dingkofielyker te houden, dan dat men daar of weinig,
of Zelden aanbrengt. .
Men febryft dit hout ook de krachten toe van alderley
zoorten van buik-wormen uit te dryven, en krachtig de
beten der venynige dieren te wederfiaan. De geene die-
■ nu verder van bet Ceylonze Slangen-boutonderrigtingbe-
geeren , zullen wy wyzen tot Garzyas ab Orto, eerfte boek
Aroiii; cap. 44. Chrift.cAcoftam, cap. 33. en van de
nieuwe Scbryvers, de Ceylonze Hiftorie van D . Philip-
pus Baldeus, tweede boek, cap. 49. daar by ’t in bet Zin-
galees Nay-Lelli noemt: Als mede tot de febriften van Do.
Paulus HermannuSjdfe bet zyne in ’t Zingalees noemt Eha-
W e y a , en boud bet voor een Clematis Indica, met Helderen,
als een Perfick-boom, en vruchten, als het Capri-
folium, als mede voor de eerfie zoorte van Lignum Co-
lubrinum, by Garzias befebreven, en door den zelêen,
zoo by meent, qualyk Cametul genaamt, (hoewel in zyn
Exemplaar qudlyk Rametul fiaat') en daar tegen zeidt
by , dat Cametul zy een wortel, in ’t eerfie zoet van
fmaak, docb daar by feberp en op de tong bytende, en op
de huid gelegt zynde daar bladeren op trekkende, en de
Zmgalezen leggenze gefloten op de beten van een Viper-
fiange.
Nu fiaat ons noch te onderzoeken, wat Accar Lufla
Radja, dat is Radix Lufia Radja, voor een wortel zy:-
En dien aangaande moet men weten dat ze beeft de dikte
omtrent van een pink, ook datze geel-acbtig, en maar een
weinig bitter is , komende van een boompje, 't welk groeit
op 't Eiland Luffa Radja, of eygentlyk Nuffa Radja,
dat is Konings-Eiland, om dat ’er zeven Kortingen op wonen
, en is gelegen aan de noord-zydé van ’tgroot Eiland,
ende bewoont van een ontrouw en boosaardig Volk, daar
egter de Portugeezen op Larentouque mede bandelen, en.
'van dewelke men ook deze wortelen bekomen moet; Zy
werden geprezen tegens alle ingenomen vergift, datze met
braken uitwerpen, en gelyk men zegt dat de krachten van
't Slangen-bout op Ceylon doorbet lees je Quir o/ Quilpele
gevonden zy, zoo zeggenze, dat de krachten van deze
wortelen (dieze na.bet Eiland Lufla Radja noemen,') by
geval ontdekt zyn door eenige V ijf ehers , 'die baar vijfchen
gefnoerd hadden aan eenige touwetjes van de lange rys-
kern dezes booms gemaakt, en bevonden , dat dezelve tegens
de natuur van andere gevangene vijf eben, lange by
’t leven blyven, waar uit zy dan bejloten, dat in dat bout
een levend-makende, of levend-conferverende kragt moefie
zyn. Van deze wortelen zyn my twee zoorten getoond:
de eene van bet voornoemde Eiland Luffa Radja komende,
is dun en bleek-geel: docb de tweede is dikker, en wat
hoger-geel, vallende op Timor, en beide redelyk bitter,
docb geenfints met bet Slangen-bout te vergelyken.
U Y T L E G G I N G
Van de acht - en - dertigfle Plaat,
Dewelke vertoont een Tak van het Slangen-hout Caju Ular
genaamt; vertoonende de Letter A. de vruchten in natuur-
lyke grootte.
B. Dezelve geopent, op dat de: binnenfte korrel gezien wert.'
C C. De binnenfte korl daar uitgenomen, en in tween verdeelt
ofte gefplctcn.
Tom. II. • ÖBSER- AAN