qualis, per totam fuam molem eft craflitiei: alibi fci-
licet lineaïum 3. alibi plurium, ufque ad le x , variis
in locis. fi in c , circa nunc montium & vallium fre-
quentibus , qui ibi dantur, finibus exprimitur fimili-
tudo. Candida, fiiccofa, dura, tenera tarnen mandu-
canti oççurrit ejus carp ; cujus aufterus, acerbiis, &
feréjiic in malo vulgari lemi-maturo, dulcis eft fapor.
Per totum fuum ferme ambitum, in ftillicidii for-
mam excavatur hic fruftus (binis tantum extremis li-
ram interrumpentibus) unde in eo paululum depreffa
videntur fegmenti iftius chorda & arcus, chorda tarnen
arcus ,qepreffior;^ac proin. contra invicem com-
prefTas nates duas ho c, chord® vero latus, canis.foe-
minæ vulvam referont. Hinc Nam Nan} a Malaicenü-
bus dicitur fruftus ; cujus , fecundum löngitudinem,
duo mox laudata latera, quàm li ulla alia rationè frustum
tentaveris, facilius aperies. In aperto reperitur
magnum, complanatum, & femi-lunare fernen îpfi ut-
cumque frudtui, vel reni, multo magis fpeciei cujus-
dam Indici Phateoli, quo Indi ftepe vefeuntur, forma
.fimile ; nec integram capful® carnof® cavitatem repleas,
ex ea facillimo negotio ficciffimum extrahen-
dum ; nullus quippe in tota intern® ejus fuperficie in-
venitur liquor, fed magna ubique ariditas ; quamvis
tenerrima, tenuiflimaque, & candicante membranula
inveftiatur. Fruttus latitudinem maxima fua longitu-
dine æquat id fernen; quod uncia paulo latius, 5. li-
neas cralfum , ex rufefeente fufea fu t ficcata Amygdala)
nec difficilius quam in hoc frudtu feparanda cute
tegitur ; & , ficut in Caftanea obfervatur, Candida, dura,
maxime adftringente, paululum amara pulpa gaudet.
Hujus autem bin® placent® Embryonis tantum inter-
ventu (quod non, nifi vi adhibita , frangitur) inter fe
cohærent.
. Breviflimum arboris truncum, raro duos pedes al-
tum, maxime irregulärem, feabrum, inaequalem, deformem
, tubera & valles çirçumdant. E x tuberibus
nafeuntur fiorum, fruftuumque poftea ,fafciculi. Trun-
ci cortex craffus, durus, in leves rimulas difeiflus, coloris
eft nubili, albis aut cinereis maculis hinc inde
diftin&i ; ad Licbenis Pulmorparii colorem accedentis.
Radices craft®, ad fummam foli fuperficiem e trun-
,co prodeunt. Crafli rami, longi, ab invicem maxime
ididu&i, in permultos ramulos, in fine fuo, dividun-
tur; ex quibus minimi ,Jio c eft ultimi, folia ferunt:
unde in ramorum extremis fat denfa opacitas. Folia
bina fimul tres lineas longo pediculo unico fuftinen-
tur. E x ramulis nudis, in cubiti formam leviter incur-
vatis, mox reflexis (e x nodis ibi) al terni pediculi prodeunt
; ex unoquoque nodo unus. Folia tres aut quatuor
uncias long a , fesqui- unciam, vel minus, lata,
integra, plana, glabra, firma, flexilia, acuminata, pa-
rum crafla,.raro fragilia, pulchro viridi& intus lucido,
extus tarnen hebetato & minus faturato colore ful-
.gent. Cofta refta , in utraque-folii parte eminet, in
duo inæqualia valde fegmenta (alterum latifiimum,
anguftiflimum alterum) folium dividitur. Rotundata eft
lata & magis complanata angufti fegmenti ora. Hujus
fupra mediam löngitudinem eft maxima latitude) ; oc
contra , infra eandem in lâtiflimo legmento obfervatur.
Duæ folia bina fimul anguftis luis fegmentis le
mutuo fere tangunt, duasque leporis aures utcùmque
Flores & fruÉtus hujusce generis lubentiflime obfî-
dent, immo plerumque legunt integros, formic® ; ait
nullum ipfis detrimentum adferunt. •
In hac arbore deferibenda multus fui,quod iingu-
laris fit, nec curiofi examine indigna.
Nomine Nam-Nam arboris deferibitur a Vlient, p.
1 7 2 . . . .
ongelyke dikte, want op de eene plaats beeft ze de dikte van
drie, op, de anderè van meer, ja tot zes limen toe op verf
t beide plàatien, bier om verbeeltze als bergjes en valey-
tjes op zommige plaatzen. Deszelfs vlees is wit, vogtig1
bart, dog evenwel malsagtig als men bet kaauwt, welkers
ftnaak is vrang, Jlraf , en als ze ryp is , omtrent als in een
gemeene appel zoetagtig.
Deze vrugt wert in zynganfebe omtrek uitgebolt àlseen
lek-Jleen, dog aan zyn beide buitenjie eynden is dit afgebroken
, waarom ze daar ook meer neer gedrukt en plat fcbynt,
zynde egt er de onderJle J'naar platter als de bovenjte boog,
en daar door deze twee billen als tot elkander, gedrukt zynde
, verbeelden met die fnaar de fpleet van een bont, ^waarom
ze ook Nam-Nam van de Maleyersgenaamtwert,
welke volgens \die {twee zyden beter, als datze op een andere
wyze' gevat wert, kan geopent werden : In de geopende
vint men een groote platte en bal'ùè-màans gewyze Jteen,
of zaat gelyk aan de vrugt zelfs., of aan een nier, of veel
fiieer nog aan een groote boon, welke de Inlanders dikwerf
eeten, dog deeze vervult met de gebeele bolligbeit des
vrugts, alzo die daaruit droos*.zynde zeer ligt kan weggenomen
werden , want daar Wert geen vogt in deze bin-
nenjle holte gevonden, maar Ze is over al even droog , fcboon
ze over al bekleet is met een teer dun en teer witagtig vlees,
dit zaat is gelyk in zyn langteaan de breedte des vrugts, bet
welk een weinig breeder ts als een once en vyf linies dik,
van colnir uit den roffen graauw (gêlyk in een droge A-
mandel) bedekt een vliesje deze vrügt, dat zig ook niet lig-
ter laat afpellen als die vrugt, deszelft fubjlantie is wit,
en bart, zo als van een Caflanie, dog zeer t'zamentrekken-
de, en wat bitter. Deze twee platte deelen hangen door
middelkomfl van bet fcbepzeltje , ’t welk niet dan 'door
forffe gebroken wert, aan een.
De boom beeft een zeer korte Jlam, zelden twee voeten boog,
zeer irregulier, ruuw, en'ongelyk, .leelyk dóór bulten en
kuylen daar by mede bezet is, uit deze knoejlen komen voort
de trosjes der bloemen ; en daar na der vriigten. De fcborjfe
des jlams is dik, hart-, in kleine fcheurtjes verdeelt , van een
bruine coleur met witte en afebgrauwe vlakken hier en daar
bezet, verbeeldende de coleur van dé' Lichen Pulffionarius.
De wortels zyn dik, en komen uit de jlam voort ofte
onder de gr ont. De takken zyn dik, lang,, en van malkander
uiiftaande, en werden, in veele zyde-tdkjës aan bun einde
verdeelt, waar uit dé kleinjle ofte laat (té bun blaadjes
draagen, waar door in bet uiterjle der takjes een bequame
fchaduwe veroorzaakt'wert. Twee blaaden zitten te gelyk
óp een fieeltje, dat drie linies lang is. Uit de bloote takjes
als een elleboog omgekromt zynde, ën aldaar , zo als ze uit
de knoejlen komen, omgebogen zynde, kérken Jlèeltjes te yoo-
ren overbants, uit elke knoèjl een. De blaaden zyn drie of
vier oneen lang, anderhalf breet, geheel'plat', glat ', JlyJ,
buigzaam, puntig, wat dik fën zeldbn brekende, en bebben
vanonder een Jcboone groene én, heldere colèur, die van boven
wat groender en donkerder is. De middel-ribbe, die
door bet bladt loopt aan béide zydén uitpuilende,, verdeelt
bet bladt in twee ongèlyke. deejen, waar Van bet eene zeer
breet f bet andere zeer fmdl is , de ramt van 'bét /malle deel
is font., en gëlyker, het. welk op zyn midde bet breet jle is,
bet tegendeel wert in het breetjle deel befpëurt, de twee.
bladen raken elkander aait hun fmaljle deelen, en gelyken
twee ooren van een baas. '
De bloemen en vrugt en van dit gejlagt bezitten geer ne,ja
bedekken zorrmyle geheel de mieren , die igter, dezelve niet
befchadigen. ' .... A _ ■ ■
In dèëze boom te befebryven ben ik wat weidloptg ge-
weeft, om dat ze zeer byzonder i s , en een naawwkeiing
onderzoek wel verdiént.
Nam-Nam-Boom wertze genaamt ■ na» Valent, in de be-
fchryving van Amboina pag. 172.
'Tai.JjXIZJr.
CAPUT f&rru.I.