f m præparata fint pul tem, quæ parum Soli exponi-
mr ut modice exuccetur & indurefcat : dein globuli
narvi ex hac formantur mafia , foliifque Licualce in-
olvuowr ; Galedupa memorata venditur in parvis
Bambofis palmam longis, digitum craflis, Tinjo autem
in Bambofis dimidjo brevioribus, led paulo craflio-
ribus- Notandum porro eft; Dupam regiam a vulgari
li(tinffui pofte odore, quum magna Calambaci qnznti-
tas hanc ingrediatur, quod vulgari non additur: Prim
e s Macafièrenfes hanc fibi dupam adeo adfcifcunt;
ut ü ejus'odorem in viro privato obfervent, fufpe-
ftum ilium habeant, acremcum uxoribus fuis habuifle
credant, atque ob hunc tantum odorem vitæ ejus infidias
ftruunt: Eadem quoque dupa melior reddi poteft, fi
Cälambaci quantitàs augeatur, aliqrumque lïgnorum
-roportio inminuatur, vel quædam etiam penitus
orfiictantur. Nee opus eft, ut Tinjo admifceatur; Prima-
ria enim Dùpce Radja ingredientia funt fex fubfequen-
tiafrufta, quæ funt Calambacum, Garot , Cajulacca,
Unart , Pangkilingy & Rafamala.
Vulgaris Dupa dividitur in dupam venalem & vi-
lem m utrifque' autem Calambacum omittitur, ac
plurimum.fequenti præparatur modo.
V Jgallochi Spurii, Caju Mattabuta, & Caju Rafamala,
quatuor aûaticæ fumuntur quantitates ; Caju Dacca,
Caju Garo ve 1 vulgaris cujusdam Agallocbi, Putsjoc-
Jna, binæ partes, Caju Caßorei, & fi admanus fit,
vulgaris Caiarribaci una pars , radices Tacarij binæ
partes, .horumque lignoram patina fit plena, quæ
omnia grolïb contufa fînt modo, in mortano, tumque •
his mifceiitur quatuor Unarm, catillus Rafamala pie-
nus , nigræ Gale-dupoe & Benjamin fruftum magnituoinis
integræ Pinangæ, utriufque porro Tinjo & Timbai
fuccus tanta ' quantitate, donee omnia in unam cogi
poflint maflam, hæcque fimul liquefeunt in fartagi-
ne'. in unam glebam, cui parum mifeetur Pangkiling
& Zibetbi. Vulgari quoque dupæ adduntur Dam-
mr Selon, aliæque refinæ odoratæ, quæque in glo-
bulos formatur, ùti fupra indicatum eft. Pangküing
birtæ funt burfæ,* feu, uti dicitür, teftes alieujus ani-
malis, intus inftar atramenti nigræ, quarùm fingula
binis tribufye conftat inperiàlibus. Timbaus-èû fru-
ftus albus inftar Pinangæ, ex quo’ apertQ odörata ef-
fluitlÿmpha, quæ ad Dupam etiam adhibetur.
Sin’inlVIacaflara Rafamala défit, ejus loco album
fumitur fäccharum in placentam formatum, fique
veftes.odore înbuere velimus, ut odorem diu fervent,
primo per unam noftëm floribus variis con-
fpergendïè font, quorum mixtura Bonga rampe vocatur,
dein paululum afperguntur aqua Kofarum, cui
Mofcus ac Zibethum fuere infulà, & cum hac contrita,
tumqüe deferipta perfumantur Dupa.: Altera nodte
floribus iterum confpergantur, ac fecunda perfumen-
tur vice-, ut diutiüs odorèm fervent ; fed hoc ad
opus lintea non lint Candida, quum inde flavefcànt.
Quoddam etiam fuffimigium deferibitur a Diofcoride
lib. i.cflp.'24,quod Cypbi îbi vocatur, quo dicit ufos
fuilTe Aegyptios'Sacerdôtës ad fuffitum îdolorumfuo-
rum: Quum vero hoc caput fufpedtum ac Ipurium
habeatur a doftis, nec ipfa mixtura multum valéat
ad gratum excitqndum odorem , hinc attentionem
non meretür vel quandam fidem.
EXPLICATIO
Tabula Décima Tertiat
Qo» exbibet arborera fbliis oppöfitis fiiflplieibus, filiqua
plana, gemina; quæ Galbdupa a Rumphio vocatur.
pareat*?r*<^ W feu Jj'tli^uam dénotât, ut fitus Ojjtculorum ap-
B. Officula exempta & a hilo feparata.
OBSERVATIO.
vP/^ ° rJlîec deferipta quoque occurrit in Valent. Ambohue
W ' î ' 109 no. XXXVi.
CAPÜT
maakt, en giet de voorfcbrève houten en Refinen daarin
’t zelve met de handen, zonder ophouden, fterk door ■
malkander vóerkende, tot dat alles voel vermengt, eneèn,
dikke pap zy, en men zet het als dan een vóeinig in de
zon f om matiglyk te drogen en hart te voerden: daar na
voerden kleine bollekens, . als knikkert, uit deze majfa ge-
formeert, én die in bladeren van Licuala gewonden. De
vobmoemde Galedupa verkoopt men in bamboesjes van
een bant langt en een vinger dik; maar de Tinjo in
bamboesjes half zo lang , doch wat dikker: m jld d t nocb
te weten, dat de Komnklyke Dupa van de. gemeene onderkent
kan werden aan den reuk, m. dotter veel Ca-
lambdc in is f t welk in de gemeene niet en komt, de Mo-
edffaarfebe Groten eigenen bun deze Dupa zodanig tokt dat>
zo ze dien reuk aan een gemeen mansperzoon gewaarwerden
t zy den zelven verdagt zouden houden, dat by by.
baar vrouwen was geweejl, eii beril alleen om dezes reuks
wille naar bet leven Jlaan: dezelve Dupa kan men ook
verbeteren, als men de quantiteit van Calambac vermeerdert
t en van de andere bouten vermindert, of eenige der
zelver geheel daar niet onder en zyn: want voor de prin-
cipadljte ingrediënten van de Dupa Radja, werden deze
6. Jlukken gehouden: Calambac, G a ro , Cajulacca;
Unan, Pangkiling, en Rafamala.
De gemeene Dupa wert wederom verdeelt fn kóop-
Dupa en Jlegte t zynde in beidé de Calambac daar u it
gelaten, en wert meefi aldus gemaakt.
Men neemt Agallochum fpuriurii van Caju Mattabuta,
en Caju Rafamala, van ieder vier delen, Caju-
Lacca,Caju Garo, of eeniggemeen Agel-hout, Puts-
jöc Ana, 2 deelen, Caju Caftoeri, en, (zo men’t beeftj
Jlégt Calambac, een deel, de wortelen van Tacari,
2. deeien, en men maakt dat'er van deze bouten een kom
vol zy,. allegaar grof gekapt, en in een vyzel geftampt,
dan doet men daar onder 4. fluks Unam, een Teekopjeit
vol Rafamala, van de zwarte Galedupa en Benjowin
ieder een flukt zo groot als een gebeele Pinang, verders
van de beide T injo , en bet zap van Timbaüs, tot dat
bet al te zomen een majfa wert, en dit fmelt men dan in
een pannetje tezamen in een klomp, daar onder mengende
een weinig Pangkiling en Civet: onder de gemeene Dupa
werden ook gemengt Dammar Selan, en andere welriekende
berffen, ' en men handelt daar mede om bolletjes
van te maken, als boven is gezegt: Pangkiling zyn 'rouwe
beursjes. of zo gezegt wort, de klootjes van eënig
beeft, van binnen zwart, als Inkt, en ’t jiuk 2 a 3.
Ryxdadlders geldende. Timbaus is een witte vrucht
als Pinang, uit dewelke opgefneden zynde, een welriekent
water loopt, diat men ook-tot de Dupa gebruikt.
Op Mncqjfar, als men geen Rafamala beeft, 'neemt
men witte Koek-fuiker, en als men de klederen perfa-
meren cixnl, datze den reuk long behouden, zo moet men
zé eerjl een nagt mét alderbande bloemen bejlroyen , welk
mengelmoes Bonga rarnpe genaamt wert, daar na be-
vogtigt menze Zoetjes met een weinig Rofewater, daar
watMufcus èn: Civet onder gëUreven is , en herooktze
als dan met de voorfebreve Dupa: gy meugize nocb wel
een nagt bebloenien, en vóór de tweedemaal berokek , docb
dient tot dit werk geen wit linnen te nemen,- [vermits 't
zelve daar van geel wert.
Daar wert pok een zeker reukwerk befebreven by Diof-
corideSjLib. ,ii Cap. 24. en aldaar Cyphi genaamt, ’t
welk by Zegt de ^gyptifche Priefters gebruikt te hebben
tot reukwerk voor bare Afgoden: maqr deWyl dat
Capittel by de geleerdèn fufpeh is , én ook de mengeling
zelfs niet veel deugt, om een goedé reuk te geven, zo
kan bel zelve in geen conjidetatie komen.
UI T L EGGINGE
Van de dertiende Plaa t,
Verbeeldende een böofn niet eenvoudige tegens elkander
©verfiaande bladeren, en met twee peulen te gelyk voort*
komende, waar in twee boontjes leggen, en welke boom
Galeöupa van Rumphius genaamt welt.
A. Wyft aan de vrugt of Peul, óp dat de plaaffing der
boontjes gezien wert.
B. De uitgenomen boontjes en van hun onderfte voetje
afgefcheiden,
AANMERK INGE.
Deze boom komt ook voor befchreven by Valent. i i
de befchryvi?tg van Amboma peg. 109 no. XXXVI.
< H 3 ' XXR