progerminadone Durionis officulorum, quod. ihtelli-
gendumeft de iis, quæ nuda in terrain projefta ja-,
cent, in quibus furculus primo pvopullulat, atq.ue ob.
èorum -li tum oflieulum plerumque fuperius elevatur,
unde neccilario ad terram incumarc debét -hoc ger-.
men feu furculus: -Alias enim omnibus feminibus eft
commune, quod primo radiculum emikant, ut nutri-
mentum ex terra capiant, ita ut.hic radiculus. fitin-
flar -vente umbilicalis in foetu., ft hie radiculus. jam
terræfitinnxus, tumprimum aperitnr deorlumfruftus,
atqiis ex ejus centro nova propullulat arbufcula,
nucleo feu ofllciilo incegro remanente : lta .ut feminis
vis' in uno tantum condneatur punfto, reliquaque cir-
cumjefta mafia feu pericardium eft tantum integumen-
fum hujus punfti feminalis: de omnibus porro.femi-
num ofliculis notandum eft,.quod radiculus ex apice
féu anteriore proveniat parte, ac novus radiculus ex inferiore
feu pofteriore parte, quæ pedunculo fuit.jun-
èla cüjus poftea exemplum dabimus ac figùràm .libra,
tertio inCapitc de Canario.- Hu jus autem regulæ Nux
Gatappa patitur exceptionem, quum arbufcula ac radices
uno ex foramine progerminent. Raro quoque
t i t , ut Durio'num arbor prope radicem furculos emit-
tat, qui tranfplantari poflint.
e x p l i c a t i o
Tabula Vigefima Nona,
Ouæ ramum exbibet Durionis, fruftu echinato oblongo.
l i i i integrum.- M
B. Fructum diffeftum dcnotat.
O B S E R V A T I Ö .
Duriones arbores , fruftuiimqùe fpecies brevitér a Valent,
in H'Â. Amboin. tag. 158 & 159. ex Rumpbio defcribundur,
rotundæque fpecie? fruftus No. IV. in Tab. exhibetur. In
Ray Tom. 3. App. pag. 51. hie quoque fruftus deferibitur,
uti quoque in Lmfcbpteni itinerario -Cap. 57. pag. 81.
CAPUT VIGESIMUM QUINTUM.
Saccus arboreus major : Nanka.
ARbor-haec in. aldtudinem Pyri excrefcit;, rami
vero ejus. funt magis extenfi , .folia fimplicia,
plerumque fex digitos longa ,'. très qiiatuorve
.digitos la ta ,glabra, craffa, &.firma, ab utraque parte
rotunde'definentia., parvo reflex© apice/r-Çoftæ
transversales funt: obliqua;* fpatiumque intermedium
.plurimis tçnuibus ac cmciatim- deéurrentibus ' venu-
lis repletur: ft folia' hæe disfUmpantur, copioften ex-
ftillat mucofum, & tenax lac, uti ex .omnibus quoque
eius ramjs. Arbor hæc, proprie nul los gerit flor
es , fruftusque contra aliarum arbörum naturam ex
-ejüs'trünco exerefeunt, uti etiam ex craffiflimis ejus
•ramis: germina. eniin-ex furculis ortum habenda in
-fruftus neutiquam exerefeunt, licet hos référant5 dm
•plicia enim in h'ae progerminant arbore, ambo in ,ve-
ficiilis ex duobus. tenuibus foliolis compoßds occlufa,
-fuperius acuminata fqu in àcumen définentia. Primum
•eft minimum., .quod.eft fruftus 'articulum digiti lon-
•gus j-oblongus, forma minoris Nanka, fed giaber &
-fine- apieibüs : Hique gemini aliquando in coimnunr
■ veficula oriuntury qui tarnen finguli peculiarem ite-
rum habent.veficulam,.atque decidunt fruftra,ita ut
'.pro flore- hujus arboris haberi poflint, hique æque
.'in; ramis; a c . in fureulis inter folia propullulant ; al-
•-terum. germeu majus excrefcit^ ac ultra unum alte-
:r.umve. digiti articulum iongurh eft, hirfutum, can-
cellatum -, feu apicibus. undique. obfeffum ^ubique
molli pilofäque lanugine flava obduftum , quæ fen-
fim decidit, hineque verbs.progerminat fruftus : Hæc-
que duo.diftinfta corpufcula fimul junfta proveniunt
ex brevibus craffisque pedunculis, qui ubique ex trun-
co propullulant, atque.bis tria junguntur folia: Primum
itaque ,utidiftumeft ,cumfoliis his fruftra deci-
d r t, alterum in fruftum exetefeit.,. qui turn firiguli
gemilyks
was omtrent bet uitbotten der Durioen-korrels, do °-
't welk te verftaan is van de gene die bloot op de aarde
komen te leggent aan dewelke bet voetje altyt eerll
voortkomt., en wegens de Jituatie van den korrel gemee-
nelyk. opwaarts ziet, waarom by zig dan nootzaakelyk na
dé aarde moet omkrommen: want anders is-t aan alle zaadkorrels
gemeen, datze eerjl een worteltje uitfcbieten, om
voetzel uit de aarde te zuigen, zo dat de wortel, is als een
Vena Umbilicalis in F o e tu , als 't.worteltje zig-nu in
d’aarde gevefi beeft, dan opent baar eerjl devrugt van ag-
teren, en laat uit haar centrum 't nieuwe boompje-uitfebie-
ten, blyvende de vrugt of korrel nog al meejl in zyn 'gebed:
zo dat de zaat-kragt alleen in een puntje Jleekt y en al 't
omleggende vleefcb, o/ Pericardium , is maar- een Meet of
dekzel van dit zaat-puntje; ook jlaai omtrent, alle: de zoutkorrels
aan te merken y dat bet worteltje voortkomt uit du
Jpits of 't .voorjle deel y en't nieuwe boompje ,uit 't agterjle
deely 't welk onder, den fieelgefiaan beeft: waar van wy
hier na nog een exempel en figuur zullen vertoonen lib. 3.
in -.’t Gap. van de Canari. Èog.bier. van maakt den Calap-
pus-noot een exceptienadien 't boompje en de; wortelen uit
een gat voortkoomen: zelden gebeurt betsoiók j dat den Du-
rióens-boom by zyne wortel uitjpruiizels geeft y die men verplanten
kan.
U Y T L E G G I N G
• Van de Negen- en Twintigjle Plaat,
Dewelke vertoont een Tak van de D'oerioen-Boom met een lank•
werpige egelvormige vr^gt.
A . Vertoont de gebeele vrugt.
B. De opgefnedene vrugt. ,,,
a a n m e r k i n g .
De Duriöens-Bomen én der vrugten zoorten, voerden kqrtelyk
by Valént. in de befchryv. van Amboih pag. 158' tfn iS9. uit
Rumphius; oangebaalt, en de vrugt van de ronde zóórt op de plaat
No., IV. aangewezen. Inde Appendix van iet.derde, deel van
Ray. Hiftörie der Planten pag. 51. wert deze vrugt mede ie»
febreven, als mede tn Linfchotens reyze Cap. 57. pag. Si.
XXV. H O O F D S T U K .
De Soorzak-Boom.
DE Soorzahboom waft op-tot de- hoogte-van eenSp.eère-
boom-, dog de takkenJtüdn wat meer uitgebuit: de
bladeren enkélt, en die zyn doorgaans-zes duimen
lank?Me a vier vingers breetfgïatf dik,-énJiyf,agteren
voor ront toeloopende, met een klein orfigeboógen fpitsje :■ de
dwersmbben loopen zeer febuins, en de tüjfcheri-plaatzen
,zyn- met Veele fyne én kruisWys door malkander lóqpende
-adertjes gevult: als menze af breekt j-zo loopt 'ér ‘deel kleverige
melk uit, gelyk ook uit alle de- takken -. dezen boom beeft
geen eigentlyk bloeyzel, ende de vrugten waffew tegen de
natuur van andere boomen, te weeten uit den Jiam, als
mede'uit de dikjle takken-, maar de fcbepzels ,-die aan dé rys-
kens-jlaan, worden tót geerie vrugten, al gelykenze ook
fcbóon dezelve: 1mnt daar komender tweederleye aan dezen
boom voort, beide in bÓlflerS,. of bldüsjéi van twee dunne
Plaatjes, gejloóten, en van vooren töegefpitjl foffpits'toelo-
pende; bet eerfie is bet kleinjle, te weeten een vrugt inde
lengte van bet lidteens vingers,lankwerpig , en van gedaan-
■ te als een kleine Nanka, maar-effen en zonder puntjes; en
■ deze komen zomtyts twee en twee by malkander in een gemeen
buisje, hebbende evenwel yder haar eygen byzonder
blaasje , en vallen af zondér vrugt te geven, zó datze voor
het bloeyzel van dezen'boom kómen gehouden Hvörden, en
mertzietze zó wel aan de takken , als aan dé v'óorjle ryskens
tujfcben de bladeren uitkomen : hét tweede fchepzel wert
■ grooter en ruim een vinger -lidt of twee lank, ruig, vól ruitjes
of puntjes, en óver al met bairagtig geel dons bezet ,
't welk allenskens af valt; én hier iiit groeit de regte vrugt;
kóutende deze'twee onderjcbéidentlyke fcbépZels m malkander
en'voort aan korte dikke föeelen, die over al uit den
JlaiWuitfchieten, en daar ftctan drie bladeren aan; de eer-
■ Jle vallen dan, als]gezêgt;iïriigteioos a f, met de bladeren,
en de tweede zoor te wert tot vrugten, dewelke dan een a
riw'ee hy rhalkand'eren a'an dieJakjes- of dikke Jléelen aan den