14 H E R B A RI I AMB O
C A P U T Q U I N T U M .
Nux Myrißica■. Pala.
U' T i fummo Creatori, ut. homines continuo in la-
bore & exerèitio Occupatos teneret, placuit,
rutilantes gemmas, fulvum metallum, aliaque
ciraeliaun ipfis terravifceribus celare, fimili quoque
jmodo bina pretiofa. aromata , Caryophyllos 'nempe,
atque Nucem Mofchatam in paucis parvifque planta-
yit infulis, illafque in extremo veluti Orieiitalis
Oceani angulo fimul abfcondit.
Quo modo Caryophylli antea in infulis tantum Mo-
lucçis &' hodie in Amboina folumniodo imperio in-
yeniantur,fupramemoratumfuit: Nunc itaque tranfi-
bimus ad alterius aromatic® arboris defcriptionem,
Nucis nempe Myriftica arborise qua ita fefe habet.
; Veræ Nucis Myriftica, femina quoque did®, arbor
formam gerit ac magnitudinem vulgaris Pyri , quadam
etiam funt altiores. Ejus vertex rotundior eft quam
«Caryophylli, nihilominus tamen bene ordinatam format
Pyramidem, fed magis extenfam quam prioris;
Plerumque redo exfurgit trunco, aliquando etiam
duplici & triplici,: Rami pliirimum ad latera exten-
duntur, nec ita in altum eriguntur ac Caryophylli:
E x hifce autem quidam rariores ita eriguntur, ac ft
erefti forent fuftes, quique in fumffio parvas aliquando
etiam formant comas inftar junidris arboris.
Arboris cortex eft glabèr, obfcure cinereüs cum vi-
ridi mixtus, interne rubens & fuccofus.’ Arbor ra-
ros gerit craffosque ramos, hi autem luxuriantes funt,
in tenues longoSque divifi ramulos, qui. intricati dependent,
& fradus gravitate deorfum inclinant.
Folia funt inftar Pyri, fed paulo acutiofa,” idtfgio-5
ra, integra, & acuminata, fuperius obfcure virentia;
inferius parum cinerea, qui cnarader eft omnium nu-
cum generum, quod inferior nempe folii pars lit magis
incana, quam ejûs fuperior, cæterum funt glabra
inftar Caryophylli . foliorum , fed multo tenuiora,&
magis æqualia, fiiperius parum fplendentia , inferius
neutiquam, lateralesque gérant paucas coftas: In bi*
nos plurimum loeantur ordinesinramis,fed‘alternata:
In ore manducata diftinde aromaticum prabent fa-
porem: Sin arbor incidatur, yel ejus raniüs abrum-
patur, fuccus exftillat læviter rubens, & glutinofus,
fere inftar tenuioris fanguinis, qui mox rabe'r peni-
tus concrefcit & exliccatur, -arborem emaciat,&pan-
nos tali modo commaculat,ut riunquam expungi pof-
lint. maculae. Juniora autem folia non rabent,uti Caryophylli
folia, fed incana funt & læte viridia;-
... Prima fradus radimenta parva funt albicaritia vel
flava-,capitula, quae fefe in albos explicatit flofculos,'
acfi calices forent, oris anguftis, fuperius in tria fefe
dividentes fegmenta acuminata, optime referentes
I M i Convallii flores, qui in centra continent parvum,
oblongum, ruffimi piftillum,quod in fradum' excrefcit.
Flofcmi nullum fpirant odorem, ex petiolis incur*
vis plurimum deorfum inclinatis depenaent bifli tfef-
ve fimul aliquando, hique iteram ex alio oriuntar pe-
tiolo., qui ex fohoi'um alis ortum fuum ducit ,1 in
ramuUs unicus autem plurimum tantum excrefcit fru-
d u s , aliique flofculi decidunt: Raro etiam bini trefve
fimul jundi apparent fradus, qübs omnes' arbor pro-
duceïff nö lf pöflet. Contehtum piftilfùm excrèlcens
flores aperit, poftqu^m antea in lpadiceum mutatum
fitcolorem: Nono autem pbft flores menfe. fradus
maturefcity nihilominus tarnen ter in anno decerpi-
tur, uti poftea indicabitur. Quod fit, quia lucceflive
flôrèat arbor, fradusqrie fnaturèfcant.
Qui. ex longis, dépendent pe^dunculis, fuoquè. pondéré
..omnes ramqlp.s deorfum irtfledunt ;* magnitudi-
hem formamque h.abent, mali Perilci fed inferius m
Cuminatus eft fradus inftar Pyri, & ab ipfo peduif-
culö per. totum ejus ambitum fulco bifidus eft, utj
malum Perficum ab uno latere infignitur , molli api- ce fuperius ornatus.. ' .
I N E N S I S Liber II. cap. V.
V. HOOFT S*T U K.
Noote'LMuffchaten,
G Èlyk tiet den jflderboogften Schepper, om de men-
fcben geduurig in arbeidt en moeite bezig te houden
behaagt beeft, ’t giinfterende gejieente, ’t roodl
metaal, en andere kleinodiën in dé diepe ingewanden des
dard&yks te verbergen $ op gèlyke manier beeft by ook de
twee kojielyke fpeceryen, namentlyk Nagelenden Noote-
muffcbaten in. of op 'weinige en kleine Eilanden geplant
en dezelve in den alderuitterfien boek des Oójlerjcben 0 •
ceaans te zaamen als verborgen.
Hoe de Nagelen voor dezen alleen, in de Moluxe Eilanden,
en bedensdaags alleen in 't Ambónfcb'e gebiet gevonden
werden, is bier boven gezegt. Nu Zullen wy voort-
vaceren, en treden tot de Befcbryving van de tweedefpe-
cery-boom, te weten van de Noote-muffebaten, dewelke
dusdaanie ih
Den Boom van db oprechte Noote-Mujfcbaten, dewelke
men ook Wyfkens noemt, beeft de gedaante en grootte van
een Peere-boom, en zommige zyri ook wel booger: Zyn top
is ronder dan die van den Nagel-boom, en dés niet te min
formeert by een wel gefebikte Pyramidale kruin, docb
wat meerder uitgefpreyt dan de Nagel-boom: Hy febiet
meeflendeel op met een rechten Jlam, en zomtyds 'ook viel
met twee en drie; de takken fpreyden baar meefi ter zy-
den u it, en gaan zoo recht niet op als die van den Nagelboom:
doch uit deZelve takken zietmen zoo nü en dan viel
e'enigè Wéinige zoo reebt over eind’ opfebieten als of bet
Jlokken waar en, en deWèlke zomtyts ook kruintjes krygen
als eén jong boompje: Den boft van dén boom is effen en
donker graauw, mét groen gemengt, van binnen root en
zappig: Den boom hééft weinige dikke takken, docb dezelve
zyn weelderig, verdeelt in dunne lange ryskens, die
wat verwert door malkander bangèn, en door de fwaarte
van de vrucht, nederwaarts getrokken Worden:
- De bladeren zyn als die van de Peere-bóom, docb mt
fpitster, .langer, én zonder kerven aan de.kanten, voor
met een lange fpitze, béven op boog groen, en onder mt
grysacbtig , ’£ Hxielk is eèn merkteken van alle Noott:
gejlachten , te weten dat de onderjle zyde gryzer of
vaalder moet zyn dan de bovenfte , anders zynze ook
lat igelyk de JSfagd-bla4eren;.doch veel weeker,, en effener,
oven een Weinig glimmende , maar onder geénzints, •
en hebben ter zyden ook maar weinig ribbékens: Zyjlaan
meeji in twee ryen aan de iakjeé, docbnietregt tegenmal-
kander over: In de bónt gekaahwt zynde gevenze klaar-
lyk eem fpeceryacbtige fmaak te kennen. Als men in dm
boob kapt, ofte een tak daaf van af breekt, zoo lóópt daar
een ligt roode en Beverige zap u i t , bynaa als dun bloot,
dewelke Jlraks boog root beft erft, den boom zeer uitmergelt,
én in bet Witte linnen zoodanige vlakken maakt, dat men*
ze daar nooit kan uitwajfen: D e jonge bladeren zyn niet
root, gelyk die van de Nagel-bomen , maar witacblii
en liebt-groen.
De eerjle beginzelen van de vrucht Zfn kleine witte, ofte
licbt-geele mopjes;, waar uit voortkomen witte bloempjes
als kelkjes, met een ndaüwën mont, boven indriefpit:
zengedeelt, zeer gelykende na de Lilium Cónvallium,
in 't'Auits Mey-bloémen, of Lelyen van derr daale: daar
binnen zietmen een klein lankwerpig ros knopje,waarvan
de v f ucht groeit: Dé bloempjes hebben geen reuk, zy ban-
geil aan krmme Jleeltjes meeji nederwaarts gebogen; tvite
en drie by malMnder, en die bangen weder aan eén ander
fieeltje, 't welk voortkomt uit den oorfpronk dei bladeren
aan de ryskens , docb daar komt meejtendeels maar eene
vrucht van: en deandere bloempjesvallen af: Men ziet
ook zelden 2 4 3 vruchten by. malkander 4 warrit den boom
zoude anders alle dezelve niet dragen, komen: Het binnen-
Jle knopje grooter wefdendè, doet de Home berften, naa
dat bet al voor en Kajlanje-bruin geworden is: In de negendé
maant na ’t bloeyen wert de vrucht ryp,niettemin
wert zy driemaal, in een jaar a f geplukt, gelyk bier na zat
gezegt werden: *t welk bykomt, om dat de vruchten na
malkaar bloeyen,en rypen. ■ -y • <y ■ ,
De vrucht hangt aan lange fleeleri, én trekt met baar
fwaarte alle de ryskens nederwaarts :zy groeit tot degroo-
ie en gedaante van een Perfick,, docb achter wat toeg ■
fpitft gelyk een Peere, van denfieel afin de lengte • j
om met een kloove in tweeri gedeylt, gelyk de
aan bun eene zyde hebben , met een week fpitsje v ^
{ § ; ■ • s‘ -r ' H f® •***"*■ &
II B o e k . -V. Hoofiß. AMBÖINSCHE KRU YDBOEK. iy
Pellicula ejus exterior eft glabra, primum laste v f
; f i ; quum maturefeit fruftus, in gilvum tendit in-
r perfici maturi, tumque intermediits fulcus fefe
erit nucleumque exhjpet, eleganti Kermefino co-
inre intermedio apparente, ita.tit, fi fradhis per duos
efve dies ex arbore dependeat, uudeus'décidât, ff-
ue in terra procumbat, vermes faciler concrahît, at-'
P I corrumpitur præ nimia nucis pinguedine, quod
inluviofo plerumque fît temporé ; immo exterior in arr
hore fuperftes pellicula, breves craflbfque itidem gé-
iherat vermes, qui macim' comedunt; Exterius pu-
tamen eandem nabet craffitiem ac malum Perficum,
fed durioris eft fubftantiæ, interne albicans, fuccoque
teniii ferofo repletum , lapdre autem au.ftero & ad-
ftringente, undé non edule eft. In. hoc putamine nu-
■ cleus feu vera continetur nux, in qua primum appa-
! et Kermefina macis, reriformiter nigrum am biens; flu-
[ds corticem ,ita tamen, ut hinc iridë didus' cortex ap-
ioareat nux autem ad pedUnculum latior eft, ubfdiu-
tiffime’quoque alba eft , fuperius vera parvum itr a-
Icumen définit, ubi macis divifiones funt craififiîmæ,
& magis intricate, mads autem tarn fir miter nrgro
adhærôt cOrtipi*^-Ut fulcuffi efformet: Cortex hidriÿ
ger æque craflus eft, ac hucum âvetranarufnneuti-
Iquam tamen ftâ dufus; facile enim cbtifringi, & in
[partes contéri pdteft. ' In hoc tandem veras contine-
ftur fruftusileu nucleus Nux MyriJUca di&us , qui neu-
ftiquam ptitamim ifti adhærec, fëd'undique liber eft,
lin ficçat& frudibus nux parum côrrugatiir, ita ut fâ-
■ nitum edat, fi frudus Conquatiatup
I Nux ipfa fatis nota eft, una parte plana, qua; inferior
lejus pars eft, undique parum rugofa, duplicis form®,
fjinaenim eft oblohga, altera rotunda ,'utraque ceque
[bona, rotunda vero plerumque dürior feft; Si acu perfo-
fetur nux, vel findatur, ofeum exhibet; quod fi non
1’appareat, indicium eft, nucem elfe exficcatam & ni-
mis vetuuam; Vera aromatica nux unica tantum eft,
fed,uti didum , biformis, Üna nempe arbor oblóngas/
altera rotundas gerit huces, qua differentia in arbo-
Ifisfoliis etiam apparet, unius enim folia funt löngiö-
K, alterius vera breviora & rotundiora, utraque talmen
sque funt aromatica , easdemque habent virtu*
[tes, nuces- autem rotunda feminte oicuntur hujus ar-
[tioris; Altera enim fpecrés e ft, qua mas dicitur,qua
ibreviorem gerit truneum & folia , comamque geritro-
[tundiorem, qaterum pracedenti fimilis , fed diftin-
iguenda ab, altera filveftri arbore , cujus frudus pro-
fprie mares dieuntur.-
Prima itaqUe arbor mas, & Pala Boy dida', pluriniöS
i flores gerit, fed raros, & majores frad u s , quafi ge-
.miiios qui plerumque anterius cruce quau notât!
[funt, uti & fuDfequens Paîa-Bacàmbar, Raro occur*
riunt, & Temper lo la ab âliis remota arboribuS , fit
[Soli bene expolltis locis, videturque hæc fpeciés de*
generata efie a vera Nucê Mofcnata : Prater binas
Inafce fpécies nux aromatica alias quoque habet varie-
ftates,« abortus, qua autém non aiverfamconftituunc
[fpeciem, uti primum PdlO-Bacambar : feu nuces ge-
minas; in Banda Palakende-kende didas, cujus fradus
[ exterius- duplicem habet fulcum , Cruciatim fiipraie*.
[fe deeurrentem, cateram vulgari fimilis eft,.vel pau*
|Io major',, inque hoc continetur Pala-Bacambar, binOs
Igerens nucleos fibi invicem jundos, quisque autem
.™ includitiir putamine , atque fua obvolvitur maci i
Ad latera vero, ubi fibi invicem junguntur, funt,plani,
intermedia crafllore locata ma ci, unde & interiores'
i Duces modo femi-rotund® funti
Altera varietas eft Paid Péritsjoen h. e. furum nux;
fræ S nullum gerunt offeum putamen, vel tantum
ejijs partem, macisqué nudæ adjacet ü u c i qua neb
onindanec oblonga eft inftar vulgaris, fed obliqua
ctirregularis tuberculofa forma, eft que abortus Ham-
'Us: ^ n in i aliis mifeeatur nucibus, vel maci, om-
• cs> Suidus adjacet, carie exedUntur , & pereunt;;
quum
De buitenfie fcbel is effen, eet f f liebt-groen, en diszé
ryp zyn, na bet vaak trekkende, gelyk een type Perfick,
als dan opent baar de middélffe kloove, en vertoont dé
korrel', met een fraaye fCarmózyn roödé koleur daar taf-
fcben uitkykénde, Zo dat, als dé Vfücbt tlócb twee d drie
daagen aan den boom blyft hangen, de korrel vanzelf daar
uit vflty ert Zoo hy óp de aar dé leggen blyft, krygtZé-zeer
licbteiyk wormen, en bedérft wegéns dè gtoote vettigheid,
dte in de nópt is, dóch bet welk gemëynétyk by regeiidcbtig
weer gefchiét, ja de buitenfle fcbêllë, noch,aan den hoorn
hangende , kfygt ook korte dikke Wormen, die de Foelie op-
eeten: Debuitenffe fcbelle óf bolffëf beeft dezelfffe dikte
gelyk een Perfick, doch is Wat barder van fubfiantié, ert
van binnen witachtig, vol van dan weyacutïg zap, vaH -
fmaak wrang, fzantentrekkende, én dctdfpm niet eetbaarJ
In deze fcbelle leyt de korrel of rechte Iffoote, waar aait
men eetffelyk Ziet dé' Karmozyn-róodé' foelie, de fWatté
fcbaale netsgewyf, éb gelyk dis met fiemkef ordvangendéf
zoo nochtans, dat mén Her en daar dovoornoemde fchaal daar.
tujfcbenzien kan., zyrtde boven by'den ffeel wat breder,
dlwaarze ook op ’t lang f t e Wit blyft, en na voor en l’poptze
èen Weinig Cpits toe, daar dè riemkêns dikfl én doof malkander
gevlochten zyn , de Foély leyt zoo vaji en dicht op
dé fwarte fchaó.1, datze eenvoorê daar in-maakt. Èè
fwartefchaal zelfs is wel zoo dik als die van de Haze-noóé
ten, docb geenzints zoo haft, want zy kan licht gebro'ó-*
ken,en in Jlukkengeduwt werden: Hierbinnen leidtnd
eerft ti# rechte vfucht of korrel, die men Noote-mujfctiaüten
noemt, die geenzints aan de voorfchrevefcbctalvafi kleeft,
maar is rondom daar van los, de gedroogde zyn een weinig
ingekrompen., zoo dat zy daar binnen rammelen, als mende
Nootefchut.
De Noote zélfs is genoegzaam bekent, zynde aart
’t een einde Wat plat, ’t welk haar achter deel
rondom wat rimpelig, van gedaante tweederley, Want dé
eene is lankwerpig, en de andere ront , beidé 'éven .goët j
docb vallen de ronde wel zoo haft: Zoo men daar met een
naaide infteekt, ofte dezelve open byt, komt daar e'e'n ölye}
u it, ’tf welk niet gefcbiedendëy een teyken is$ dat de Nootë
niet deugt of veroudert is. De regte fpecery-Noot is maar
èenderley, doch, als gezegt,. beeft twee gedaante ris, namentlyk
de~ eerte boom draagt lankwerpige', en de ander
ronde Nooten, welk onderfebeidt men aan de bladeren van'
den boóm ook ziet, de eene dezelve watlankwerpiger, en de
andere wat kortenen ronder hébbende, dóch zy zyn beidé
even fpeceryacbtig, mitsgaders van eefyke krachten, ert
deze laatffeof ronde Worden voor ’l Wyfken van de regte
Nooteboom gehouden, want; by hééft noch een byzondefge--
Jlacbt , 't welk men het Manneken noemt', zynde'veel kor*
ter van -ffavv erf bladeren; ronder van krïdn, en Vootts deti- f emeene gelyk fdoch te onderscheiden Van ceTtandetéwü 'dè\
oom, die men eygentlyk Mannekens-nooten noemt; ;
Deeerffemannekens-boomdiin; Pala.'boy genaamt, draagt
meel bloemen, dóch zeer-weinige, en wat grotere vruchten'ais
tweelingen, dewelke genieyjtelyk met een kruis vart.
vooren geteykent Zyn, gelyk als dé noaftvolgendé' Pa'fa-
Baeamoar {'Men: vimte'weinig, en dan noch aliyt alleen
van andere af.gezondert, ook wel ter' Sofme ffaande', enbëtk
fcbynt -, dat ideze zoort een onimrding is van de gemeenè
Noote-boomen BebblVen deze twéége/lacbten beeft défpek
ceryacbtige Noote- noch ee'nige andere ■' veranderingenLen
misgevallen, doch déwelkè geen byzóndere z'opttè maaken,,.
als eerftelyk Pala*bacambar, ofte tWeelihgs Noóten ,' irt
Banda Palakende*kende’ge7«Hwraï, wiens Vrucbten van
buiten een dkbbelë voorè' of kfoovë: hebben; kniis-geWys
over malkander lopende, zynde anders de gemene gelyk, of.
wel wat gtootef, én daarbinnen vint mende-Pala*bacam-;
bar, hebbendé-twéé korrels tegpns malkander aangevoegt y
yder'inzynbyztmderefébadlyendbkinrt'zyniyzondefeföèi
Ïy ómvangen :fian dé zyde, daar'ze tègensmalkander leggen;.
.zynzp plat,.hébbende- tuffeben beiden'nóch een: dikke'foèlyf
en gevolglykzyn dè binnènfié'Nootënoók maar balf ronti
Zy; hebben geen byzóndere eygenfcbap ; en werden ook
Onder de gemeene Noofen vermengt, ofte' tot een rariteyt
bewaart. Zynde bet eenkierdicbtzil o f waangeloof ; datzé
inde Koftgebruikty, dè' ffroéwën met tweelingen zoudè-
dóen bevallen: ;
Tèn tweedén PsdsL Pentsjoeri;, dai isdiefjebs Noten:'
Déze hebben-of;geen boktefcbaal, ofte maar een ftukdaaf
van en' de.föély. leidt op dp:bjoóte' Nooi'ef zynde dezelve'
üiét'recht' ront;, noch ovaal gelyk-de geinene,, maar fcbéeff
en hobbelig, ookis bet een febadelyk' misgewas: Want
onder andere Nooten, of te foely.gemengt wordende, zoo.
dóetze allé'die gene 5 daar zy. byJëidi; vermolmen en Veffi
■ - gaan f