Ill'll
cad tarnen, quidam enim obliqui, alii erecti, alii ad
latera ponuntur, ita ut tali niodo globofum efforment
caput'; Unusquisque ultra quatuor pedes eft longus,
ac planior elt quam Calappi ramus, fiipra paululum
excavatus, ac auobus acutis marginibus, qui tenues
continent inftar ferræ dentes ,. injtrudus, non ita ta-
mèn glaber ac fplendens uti in Calappo, hinc inde
quoqu.e dependet ramus, ita ut Lontari truncus non
adeo fit glaber ac. æqualis. Quisque ramus feu pe-
tiolus magnum rotundum. ac radiatum gerit folium,
quatuor 'circiter pedes longum, & in feptuaginta aut
o&uoginta divifum radios, uti ftellis vel foli appin-
guntur, quique in orbem explicantur atque Umbellam
hinc referunt. Radii inæqualiter funt fifii ac iibi etiam
diffimiles, medii enimfunt longiflimi ac minus excifi,
totumque fere çlaudunt circulum, totum autem folium
eft .durum ac glabrum.inftar mémbranæ, obfcure
Virens, ac radii anteriore parte funt.obtufi, acfi abrupti
eflent, quisque radius in medio iirmum habet ner-
yum, & ab utraque parte inter accumbentes plicas
'duos minores, qui omnes in unum circulum, qui in '
folii bail confpicitur, uti in rota omnes radii in mo-,
diolum terminantur, definunt. Recens ac tenerum folium
eft complicatum & longum cornu, feu fpiculum
in medio vertice progerminans, externe obfcure vi-
rens, interne albicans, qui albidus color remanet,
licet fit explicatum, inter ejus plicas filamenta quæ-
dam confpiciuntur, quæ fenfim decidunt. Folium ip-
fum ex duobus tenuibus componitur cuticulis, inter
quas caro pauca viridis locatur, ita ut hæ cuticulæ fe-
parari pomnt, ac loco papyri atque alios ip ufus adhi-
beri. inter inferiores verticis ramos ' alter craflus'
provenit caulis feu pediculus, qui acumipatam habet
vaginam, uti -in Calappo, fed magis triangulärem,
qjiæque 'dèhifcens in tria cräfla expanditur rolia. In
hac confpicitur primo facculus ex tenui contextus
pellicula, in quo verum florum rudimentum contine-
tur ex unico fimplici conftans pediculo, qui in varios
minores dividitur, fed a Calappi floribus differt paululum
: ad Petiolorum enim extremitates fex feptemv'e
confpiciuntur capitulafeu tubercüla, ex quibus fruftus
progerminant, qui feretotum petiolum cum lateralibus
occupant, ad cujus extreqium modo fpatium.duorum
digitorum remanet , qui veri funt flores mafculini';
petiolus autem médius pollicem circiter crafliis eft,
ita ut hic racemus viginti vel viginti quatuor proferre
valeat fruftus, quod Calappi racemus non efficit,
talesque racemi plerumque cfuo tresve fimul, ad fum-
mum autem fex odlove in una confpiciuntur arbore,
unus tarnen altero femper adultior ac major eft. No-
tandum quoque eft, femjnam fimiles quoque petiö-
latos proferre flores, quales poftea de mare defcri-
bëntür, fed femel tantum per vitam, antequam ve-
iros dat fru&us.
Fru&us eft nux fimilis Calappo, fed minor ac rotun-
dior, magnitudine capitis infantis, ex rotundo^trigona,
Utrimque comprefla, àc præterea fovea, a fuperiore
parte imprefla, poftica autem jun&æ funt orbiCulo
feu caliculo, qui ex fex componitur fquamulis, ac
major & crafiior eft quam in Calappo, hicce orbiculus
alii infidet caliculo ex quinque fquamis confeéto, qui
racemo fixùs manet, atque hæC nux longitudinalitet
ftriata eft,; ac color ejus in junioribus viridis ex fu-
fco ftriatus, in adultioribus autem ex fufco nigricans,
flave reflefte'ns, praefertim in anteriore ejus parte, in ve-
tuftifïïma autém ac decidua nucé eft Meus, fuß extrema
pellicula fungofa aç fibrofa caro locatur in junioribus
albicans ,• uti in Calappi nUCibus , in ädul-
tioribüs lutea, ac ita fuçcofa, ut exfugi, vel expri'mi
poflit, njultis conftans fibris, uti in Mangae fruftu,
qüæque micleis nexæ funt. In vetuftiflimis caro hæc
fubftantia eft ficcà ac fibrofa, tenuior tarnen quam in
Calappi nucibus , quæ Cajro vocatur : In quovis fru-
ftu très occurrunt nuclei, magnitudine .femi-adultæ
Mangæ, leu övi Anferini, paululum cömprefli jnftar
fcröti Hircini, intus duobus protuberantibus feptis
divifus eft hic fruftus. Putamen- craflius eft ac'Calappi
Tampurang, verum non nigrum, fed grifeum ; Annexæ
putamiriis aut folliculi fibræ adeo cohær'ent, utfepa-
rari nequeant, aç proinde numquam poliri poflimt. In
'juniore nuce putamen eft adeo molle, ut in fuperiore
parte djgito perforari poffit j atque in hoc tune con-
tinetur albicans, molfis,& aquofus nucleus, cum pauken
jtaanmëde in den top,, en by. baren oörfpronk rondom.
in een kring, dog verwerdt door malkander, zommige ter
zyden wit, .sommige febuins, en zommige opwaarts, makende
met de blaaerën een ronden bol, yder is lankruim
vier voeten, en wat platter dan die van dén Calappus-
boom, boven een weinig uitgebold , met twee feberpe randen
, daar fyne tanden aan Jtaan, als een zage, dog. zo glad
nog glimmend niet als aan den Calappus-boom, ook bier en
daar een afhangende tak hebbende, zoo dat de Lontur-Jlam
zoo glad, en effen niet en is: yder tak draagt een groot,
rond, en gejlernt bladt, omtrent vier voeten lank, en verdeelt
in zeventig of tagentig Jiraalen , gelyk men aan de
Jlerren, of zonne Jcbilaert, en die zig in de rondte uitbreiden,
midsgaders wel een zomberere of zonne-feberm gely-
ken. De Jiraalen zyn ongelyk gefneeden, en onder malkander
ook zelfs ongelyk, want de voorjle of middelfie aan 't
blad zyn de langjle, en minji gefneeden, eri Jluiten bykans.
een volkomen kring, zynde.bet gebeele bladt zoo J iy f als
■ perkement ,glad en donker-groen, ende de Jiraalen zyn van
vo.oren Jlomp, als waarenze afgebroóken, yder Jlrdal heeft
in de midden een. Jlyve zenuwe, en te wederzyden in dé
tuffebeh leggende plooyen twee mindere, welke alle op een
cirkeltje, 't welk aan 't einde van de. tak Jiaat, gelyk aan
een radt alle de fpaaken in de velge, nave, of dOmp'e , t'za-
men komen. Het jonge bladt is mede een t'zamengevouwen
tangen hoorn, febeut, ofte pyl, en altydt in 't midden der
kruin voortkomende, van buiten donker-groen ’, en van Mn-,
nen witagtig, welke witte coleur hem dok nog byblyft, als
bet blat al uügebreit is , en tujfcben de ployèn Jtaan eenige
lange draden, die metter tydt afvallen. Het bladt zelfs is
van twee dunne velletjes gemaakt, tujfcben welke een weinig
groen vleys legt, zoo dat men deze velletjes van mal-■
kander kan afjebeiden, én die dan tót papier, en ander gebruik
laaten dienen.: tujfcben de onderJie takken’ van de
kruin komt een andere dikke Jleel voort, -dragende een
toegefpitjle boze of febede gelyk den Calappus-boom, dog meer
driekantig, en dewélke Jplytende zig ook in drie dikke bladeren
verdeelt: daar in ziet men dan eerjl een zakje vaneen
dun buideken gemaakt, in ’t- welke legt bet régte bloeyzel*
uit eèn enkelden Jleel bejlaande, die zig in verfebeide takken
verdeelt, dog van 't Calappus-blbeyzel wat is verfcbil-
lende; want aan ’t agterjlë van yder Jleel ziet men zes of
zeven knoopen,of wratten, waar uit devrugten voortkomen„
en febier den gebeelen Jleel :, of bét zydje-takje be-
Jlaan, blyvende aan haar voorjle maar een einde van twee
duimen lank, 't welk het bloeyzel wil zyn, en baren hooft-
Jleel is omtrent een duim dik; zoo dat dézen tros wel twintig
a ‘vierentwintig vrugien kan voortbrengen, 't welk den
Calappusrtros niet en doet, en zulke troffen'ziet men in ’t
gemein twee a drie of op. 't boögjlè zes en agt aan eènen
boom te gelyk, dog den eenen altydt groóter en volkomener
dan den anderen: ook moef men weten, dat bet wyfje mede
diergelyk gefleelt bloeyzel voortbrengt, gelyk hier na
van bet manneken zal gezégt werden, dog maar eens in
zyn leven, te weten eer bet de rëgtè vrugien geeft.
Devrugt is een diergelyke noot gelyk een Calappus, dóg
kleinder en ronder, van de grootte als een Unts-boóft, uit
den rondèn Wat-driekantig , van agter en vooren wat ge» ,
drukt, en daar en boven van vooren met een kuyltje, met
bet agterjle eynd' hangenze vajl aan een fcböoteltje, of bort- ■
je , ’t welk uit zes jebubben gemaakt,; midsgaoers groóter
en dikker is dan aan den Calappus-boom', en met dit bort je
zitienze in nog een ander en kelk vanvyf fcbübben gemaakt,
dewelke aan den takvajl blyft,zynde deze noot in dé lengte
fyn geftreept, en de coleur aan de jonge groen, met wat
bruin gemengt, maar aan de volwajfene bruin-zwart, met
een geele weerfcbyn, en die wel meejl omtrent bei voorjle
'deel, maar aan de geheel oude, ende afgevallene .iffegraauw,
onder 't buiienjle velletje beeft men een voos en dradig
vleys, aan de jonge witagtig, gelyk aan de Calappus-naor
ten, maar aan de volwajjene geel, en zoo zappig, dat men
het uitzuigen, of uitperffen, kan, dog vol fyne draden, by
naa gelyk de Mangas-vrugt, en die ook aan de korrels vajl
zyn. ' Aan de gebeele oude wert dit vleys tot een droog en
bairig werk, fynder', dan dat van de. Calappus-nooten, 't
welk mem ook Cairo noemt. In yder vrugt vint men drie
korls, zo groot als een balf gewaffene Mangas, of een Enden
E y , dog wat plat, en als-de klootzak van eèn Bok, van
binnen met twee uitpuilende naaien v waar naa de kern
mede als dubbelt werdt, de fcbaal is dikker dan die van
een Calappus-Tampurang, dog niet zwart, maar graau*
agtig; de aanbangende vezelen van de boljler of fcbaal karf,
men noit feenemaal daar afkrygen, en dierhalven dezelve
ook niet polyjièn. In df jonge is de gem. fcbaal zoo week ,
dat
ca dulcelcente ac frigida Iympha, quae fimul forbilia
funt, inftar Liplap nucis Calappi, quae melius etiam
fapiunt. In adulta putamen praediclum fit ofleum uti
& interior nucleus, qui turn quoque femi-pellucidus
eft inftar glaciei caerulefcentis, fed turn edendo inep-
tus eft.
Trunci lignum , quod exteriori cortici jungitur &
tres digitos craflum eft,in junióre arbore albicat,. in
adulta rufefeit, craflis nigricantibus venis diftin&um,
durum , dccorneum ac proinde transverfaliterfiflii ad-
modem difficile, per longitudinem autem facile findi-
tur,in vetuftiflima magis mgricatac poliri quodammodo
poteft, quum etiam egregii fit coloris per nigricantes
venas, quae inter ruffum decurrunt colorem: Tale
autem lignum hic ad Orientem numquam vidi, fed
intellexi obfervari in Indoftanis arboribus, uti & in
illis, quæ in Cormandela ac Zeylana crefcunt. Interior
reftans medulla albicat, fungofa eft, ac brevibus
conftans ex fibris : Radix crafllor ac nigrior eft quam
Calappi , non adeo autem terræ inhærens, unde 6c
Lontarus facilius per ventos disjicitur: Arbor hæc
viginti ' vel viginti duos fi excreverit annas , fru-
âus dat, ac de ea dicitur, quod ducentós attinge-
re pofilt anhos, antequam moriatur, atque adeo vé-
getæ èfle naturæ, ut disjedtus trUncus nova protru-
dat germina, quæ deorfum fibras agunt radicales, ac
furfum novos progerminant truncos, qui frudtus etiam
gerunt, fed multo minores, quam vulgaris & or-
dinariæ arboris.
Anni tempus in Amboina numquam bene obfervare
potui, quo maturos próducat frudtus, dum vix um-
quam ac tarde ibi progerminent, maturosque femper
frudtus ex aliis petere debui regionibus ; intellexi autem
per quosdamhomines,in altioribus veteris Indiæ
locis maturefcere a Julio ufque in Septembrim, qui
»ftivi ibi funt menfes, quum etiam fponte décidant,
& in Zeylana a Cinghalenfibus, qui in ufüfli adhibent
liibfequentem, diligenter colüguntur.
Löntarus mas præcedenti feminæ in omnibus fimilis
eft, 6c prope earn etiam crefcere obférvatur, folum-
modo hac in re differens, quod nullos pröducat frudtus,
fed eorum loco Iongos ac rotund os julós florife-
ros, floribus Soccum feu Typhæ Europææ fimilés, fed
hirfutiores acferefquammofos, manum velpaulölon-
giores, ejufdeffique coloris, ac plerumquedüo tales juli
fimul progerminant, raro tres, atque hi juli peculiares
& proprios fuos habent flores, qui funt parvi 6c albi-
cantes, ex tribus fubrotundis Cochleariformibus confiantes
petalisjoui ftamina intus habent quinque, qui
in fquamis ad julos propullulant óbliquo. parallelo or-
dine, grati odoris , fed tarde provenientes. Juli hi
fine frudtu decidunt. Progerminant quoque üti in fe-
mina, fed altiores in trunci vertice inter fummos ramos,
ac nulli alii ufui inferviunt, nifi ignem exftru-,
ëndo loco funiculi igniarii. Lignum maris dufius ac
nigrius eft quam feminæ , per .longitudinem facile
fiflu, durum itidem ac corneùm , 6c transverfali-
ter fiflu difficile, unde 6c facile vulnus infert illis,
qui illud élaborant, per acuta ejus ramenta. Nullus
ex hac arbore elicitur liquor, nifi defedlu ac quo-
dam in morbo, uti infra incücabitur. Ex eadem cum
femina oritur nuce, ita ut inter'tranfplantandum 6c
in juniore ætate diftingui nequeant, fed fimul illas
excrefcere finunt, atque hinc inde inter feminas unus
alterverelinquitur mâs, quia, ut dicitur, feminas im-
prægnat, ac fertiles reddit, ipfique vetuftiorum ar-
borum trunci melioris funt ufus , uti in fubfequenti-
bus porro demonfirabitur.
Nomen. Latine Lontarus domejlica tam femina, quam
mas, 6c Jagarifera. Portugalli earn vocant Palmeira Bra-
wa, h. e. Cocus Silveftfis, fed nefcio unde, quandoqui-
dem æque ac arbor Calappus humanam requirit cultu-
Tam, vel eamfic vocare deberent, quum facilius proger-
minet ac fponte totas efformet filvas. Belgæ earn vo-
c^nt Jager-Boom 6c Palmeer-Boom. In lingua Indoftana
plurima fortita fuit nomina, atque in Horto Malabarico
Cap. 3. Fig. p. nomine Malabarico dicitur Carimpana.
Bracmanis Talatamado pin Zeylana Talagaba: atque ex
alio rum relatione iritéllexi, hanc quoque arborem Ma-
labans vócari Panamaran : Telingibus, quæ ejusdem
linguæ fpecies eft, Tatisjitu vél Tatimanu, Tanjoe-
renfibus
4 7
dat menze van boven mét een vinger doorbooren kan, en
daar in Vint 'mén dan een wit week en wateragtig pit,
met een wéinig zoet, en koel water, 't welk men t’zamen
kan ópjlobber'en , even als bet Liplap van de Calappus•
nóót, zynde ook van een beter ftnaak. In de oude werdt de
gem.fcbadl been-hard, als mede de binnenjle korl,die dan
ook half doorfcbynend’ is , gelyk btaauwagtig ys, dog als
dan niet meer bequaam, om te eeten.
Het bout des Jlams, onder de buitenfle fcborjfe, daar
bet aan vajl en maar drie vingers dik is, is in de jonge
wit, en in de volwajfene ros , met grove zwattagtige aderen,
hart, én hoornagtig, endierhalvén moeyelyk om over
dwers te kappen, dog ligt in de lengte fplytende, aan de
geheel oude is bet nog zwarter, en laat zig eeaigzintspo-
lyfien, als wanneer bet ook feboon van aanzien wert wegens
de zwarte aderen, die onder bet roffe daar door loopen:
dog diérgelyke bout heb ik hier om de Ooft nog nooit gezien
, maar wel verft aan dat bet aan de Indoftanfcbe-
boómen, als mede op Cormandel en Ceylon zoodanig gevonden
wert. Alle bet refterende' merg na binnen toe is wit,
voos, en met korte draden gemengt; de wortel is zwarter,
en dikker, dan die van dén Calappus-boom, dog geenzints
zoo vaft-boudende in de aarde, en waarom den Lontar-
boom ook veel ligter van de winden wert omgeworpen. Dezen
boom moet twintig a tWee en twintig jaren oud zyn,
eer by vrugten voortbrengt, en men zegt, dat by wel twee
bondert jaren ouderdoms bereiken kan, als mede van natuur
e zoo fterk en vrugtbaar i s , dat een omgevallene uit
denftam weder nieuwefebeuten voortbrengt, dewelke nederwaarts
in de aarde wortelen fchieten , en opwaarts
nieuWe ftammen geven, midsgaders ook vrugten dragen,
hoewel veel kleinder, dan die van den ordinaris boom.
Haar zaizoen héb ik in Amboina noit reet kunnen on-
derjebeiden, dewylze aldaar niet, óf zeer langzaam dragen,
en de rype vrugten heb ik van andere ptaatzen ontbieden
moeten, dog uit eenige perfoonen verftaan, datzein
de boven-landen van oud Indien ryp worden van ffulius
tot in September, ’t welk aldaar de zomer-maanden zyn,
wanneerze ook van zelfs afvallen, en op Ceylon door de
Singalêzen, die ze tot bet naavölgende gebruik bewaren•
wel féboon voerden opgeraapt.
Lontar, bet manneken i s 't Voorgaande vóyfje in alles
gelyk, en waft ook onder en by bet zelve, alleenelyk daar
in verfcbillende, dat by geene vrugten draagt, maar in
der zelver plaatze eenige lange en ronde f t eetten, bet bloei-
zei van Soccum of de Narrekolve, in ons landt, wel ge-
lykende, dog wat ruiger, en bykans fcbübagtig, een band
of wat meer lank, zynde ook van de zelf de coleur en ge-
méenelyk twee by malkander hangende, of zelden drie, en
deze kolven hebben nog een bezonder of eigen bloeizel, zynde
kleine witte bloempjes, uit drie lepel-vormige blaadjes
gemaakt , van binnen met vyf draatjes , ftaande op Jdé
Jcbubbe aan de kolve , paralleef in fchuinze rygen, welriekende
en langzaam voortkomende: deze Jieerten vallen vergeefs
of ten onnutte a f, zy. komen mede voort in de kruin,
dog booger dan aan 't wyfken, tujfcben de bovenfte takken
, en zyn nergens toe dienftig dan om vuur daar medé
te houden in plaatze van lont. Het bout van ’t mannetje
is harder en zwarter, dan van 't wyfken, in de lengte ligt
fplytende, en insgelyks hart en hoornagtig om dwers te
kappen, ligt bezerende de gene die 't bandelen, en dat met
zyne grove Splinteren: daar en wert geen drank uitgetapt,
dan alleen by noot, of zekere ziekte, gelyk bier na zal ge-
zegt werden; by komt voort uit dezelfde noote, met bet
wyfken, zoo dat menze in 't planten, en in baar jonkheid
niet oridéffebeiden kan, maar laatze zoo met malkmderen
opwaffen, en men leid of gedoogt bier en daar eene onder
de wyfkens, om datze (zoo men zegt) dezelve vrugtbaar
zouden maken, als mede om dat bet bout van de oude ftammen
gebruikbaar is , gelyk in 't vervolg naader zal gezeet
wórden. °
Naam, Latyn Lontarus domeftrea , tam. femina
quam mas, fff Jagarifera. De Portugeefen noemen hem
Palmeira Brawa, dat is wilden Cocus-boom, ik weet niet
waarom, vermits by zoo wel, als den Calappus-boom ge-
havent wert, of zy moeftenbet doen ,om dat by ligter voortkomt
, en op zig zelven gebeele boffehen maakt. Onze Nederlanders
noemen hem Jager-boom, en Palmeer-bom, in
de Indoftanfcbe tale heeft by veel namen, en wert in
Horto Malab. Cap. 3. Fig. 9. in 't Maldbaars genaamt
Carimpana, in 't Braminees Talatamado, op Ceylon Ta-
lagaha, en uit aanfebryvens van andere heb ik verftaan
dat dien boom in 't Malldbaars ook biet Panamaran , op
bet Telings ( ’t welk een zoorte van die taal is) Tarisjitu,
of