funt fumendi quum ventrem 'valde conftipent: Si Jlaan ■, gevende als dan, in'beete ziekten*, een aangename
bene maturi fint, etiam in obfoniis cum aliis fercu- vervening mor de mont, dog men moet 'er met te veeltef-
i:„ mVnfic innnnüntur ' feiis eeten’,om datze merkelyk den buik t zomen trekken :zy
lis menus mponunc - wrden ook voel onder bet banket, of als een nageregt ter
taajfel opgedijl, wel te verftaan aljfe volkomen ryp zyn.
De Twee- en Veertigste Plaat
i Tak van de Jambolans, d’Juet van de inlanders ge-
m een vrugt in grooter formaat.
Vertoont e
A^tVyft
A A N M E R K I N G .
Tabula Ouadragefima Sccunda
Ram um exhibet Jamlolance, quæ d'Juet incolis dicitur.
A. Fruftum dénotât majori forma éxpreffum.
O B S E R V A T IO.
Vócatur hæc arbor Prunus Indica , fruftu nigro , Oüvæ DezeBoom inert de I/idifcbe Pruime-Booni meteen fioarte vrugt
masnitudine , Tambolons Acoftce , Madan Zeyloneniibus ab tn de grootte van een Olyf genaamt, ofte deJambolons van A-
H%m. in MÙfZeyl. pag. 8. & Bum. Tbef.Zeyl. pag.. 197,.' cotta «n de Madan van de Ceylonesen van Herman « wMu-
Tambolons arbor ab Acofta defcribitur libr. Arom. pag. 299. feum Zeylan. pag. 8. en van Barman, m de Tbef. Zeylan. pag.
L oBavo. videturque hæc arbor ad Jambofoe feu Eugenics quo- I97- de Jambolans.Boom wert by Acofta m zyn boek over de %-
„ npr inprp «Ténus : cerye in octavo pag. 299. befcbreven, en deze boom fcbynt viede
que pertin g • te bebooren tot bet gefiagt van de Jamboefen ofte de Eugenia.
CAPUT TRIGESIMUM OCTAVUM. XXXVIII. HOOF D S TU K .
Mangoftana: Mangoflan.
HAec arbor in Amboina eft exotica, fed quum in
vicinis infulis Moluccis & quoque in Banda oc-
currat, hie etiam locum obtinet. Ejus fru&us ex
teftimoniis omnium Indorum, apud quos reperitur,
optimus ac faluberrimus habetur omnium reliquorum
frudtuum: Arbor htec plerumque tantae eft magnitudi-
nis ac maximaJambofa arb or, ejus folium eftinftar
Caju Maria, fedpaulo majus, ac firmius5 manum nem-
pe longum, quatuor latum digitos , atque ab utraque
parte in rotundum defihens; coftae transverfalesnon
ita funt tenues & remotius fitse , intermedio fpatio
tenuiffimis venulis contexto : Flos eft acfi Brappat
atque in centro piftillum, ex quo fruâus progermi-
na t', qui maturus magnitudinem-habet-Amboinenfis
parvi dulcis pomi , coloris obfcure fu fc i, qiiique e
fonginquo- niger apparet, prope petiôlum pedem feu
calicem gerit cruciatum ex quatuor crafiîs & femi-
concavis,: feu Cochleariformibus foliolis conftantem,
quæ hinc non ar&e-fruófcui accumbunt, fuperius .pla-
nam quoque gerit .ftellulam, quæ ex quinque fexve.
fubrotundis componitur radiis coloris fufci: Quot
vero radii hac in ftellula obfervantur, tôt fegmenta
interior gerit c a r a , fîque hi radii fint ampli, fegmenta
quoque funt ampla, fi vero ternies vel graciles
contrarium dénotant 5 ita ut memorata interna
ejus caro in .quinque fexve fegmenta peculiaribus cel-
lulis&pelliculis fitdiftindta , tali fere modo ac in dul-.
cibus obtinèt pomis feu Lanfiis , ejusdem quoque
eft coloris ac fubftantiæ ac Lanjîi caro , alba nem-
p e , fuccofa, ac femi-pellucida, hæcquofeparata fegmenta
feu partes funt, uti fuperius diftum fuit., valde
inæquales ; plerumque enim invenitur una valde
ampla ; quæ planum albumque gerit nucleum, qui
reconditur çellula, cui caro eft nexa, aliæ vero partes
feu fegmenta funt minora, ac fæpe fine nuclcis.
Immo plurimis in fru&ibus fæpe nullus inveriîtut
nucleus propagationi aptus : Interiori vero pelliculæ
fuperficiei accumbunt quinque fexve cellulæ, in quitu
s delicatæ hæ reconduntur particulæ : Quarum fa-,
p o r in i is , qui femi-maturi funt, fruftibus eft acidu-
lus fed matùri funt adeo delicati & grate dulces ac
optima Lanfia-vel uvæ maturæ excogitari pofiunt,
Simulque adeo fuccofi,- ut multi vix fatiari hifce fru-
ftibus poflint, ob excellentem odôrem gratamque
dulcedinem, putaturque, quum ægrotus nullum âlium
amplius a p p e t a t v e l edere poffit cibum, hoc de-
leftari adhuc fruôtu, fi vero hune non defiderat, de
ejus'falute dëfperandum e lfe , atque hune in omnibus
fere licet edere morbis. Trunci cortéx eft inftar
lambofarùm , mollis, facilisque decorticatu: Lignum
-exterius albefeit, interius fufeum ac firmum eft, lon-
gitudinalibus ftriatum fibris, fique vetüftiorum fit ar-
° - . - . borum,
Mangoftan-Boom,
D Eze boom is in Amboina uitlants , maar devoyl men
hem-mede vint in de nabuurige Moluxe Eylanden,
als ■ mede’ in Banda, zo moet by ook alhier waP plaats
hebben; zyne Vrugten voerden ria de getuigeniffe van alle
de Indianen, daarbyvoaft, voor dé bejle en gezontjle van
alle boom-vrugten geagt;en de boom wert ordinaris zo groot
als de grootfte Jamboes-boom, zyn Mat is als dat “tan Caju
Maria, dog wat grooter en ftyver, te Weten een bant lank,
vier vingers breet,van agter en voeren ront toelopende', ook
zyn de dwers-ribben zofyn niet, en zy Jlaan mede wat verder
van malkander en, zynde de- tujfchen-plaatzen- metfyne
adertjes doorweeven; de bloeme is als dié-van dé Brappac
(een zoofte. vdn Mangi Mangi-) van vier a vy f geopende
fpitzèn, als een Jlerretje, en omtrent zo groot als een fcbel-
ling, hebbende van binnen eenigè gele drddtjes, en in de
midden een heuveltje, daar de vrugt uit-voortkomt : en de-
welke, ryp zynde, ongeveer zo groot is als een kleine Am-
boinze zoete appel, van koleur boog of donker-bruin ,H welk
men van verre wel voor zwart zoiide ■ aanzien; by dejleel
hebbenzé een voet, in ’t kruis, gemaakt van vier■ dikke en
half bolle, of lepél-vormige blaatjens, dewelke dienvolgens
de niet digt tegen de vrugt aanleggen} van boven, of van
vooren, hébbenze ook een plat Jlerretje , ’t welk van vyf a
zes rondagtige Jtraalen- gemaakt , ■ midsgadérs iigt-bruin
van coleur °s: en zo veel jlraaien als men aan deze Jieu
re z iet, zo veel deelen beeft bet binnenjie vleefcb, beduidende
de groote j lr aaien groote deelen, en de dunnere
of magere bet tegendeel; zulks dat bet voorn, binnen-ylees
in vyf a zes Jlükjes met byzondere velletjes is afgefebeiden;
even zodanig- en gelyk als men dat ziét in de zoete appelen
of hanzenopkis- het mede van 'dézelve coleur en fubjtantie
als bet Ldnze-vlees, te weten Wit, zappig, en balf-door-
fcbynende,’ en deze onderfebeiden Jlukjens of deelt jens zyn,
als boven gezegt, vry wat ongelyk; want dóórgaans vint
men 'er een geheel groote, hebbende een platte witte korrel,
deWelke omvangen is met een zakjen, daar bet vlees vajt
aanbangt, de andere Jlukjens dan zyn kleinder, ook zom-
tyts zonder korrels. ... • - ■ ■
Ja in veele vrugten vint men wel niet eenen kor rel, die
béquaam is óm voort te planten, aan de binnenjie vlakte
van dè J'cbel ziet men vyf d tties vakjens , celletjes, of kamertjes
, - daar dezé lékkere vlezige deeltjens in leggen of
ruften: én welkersfmaak, in de gene die maar half ryp zyn,
wat ryns i s , maar de rype zyn zo aangenaam zoet als de
befte lanzen of rype druiven komen wezen; en daar by
zeer zappig; zulks veele nauwelyks baar bekomft aan deze
vrugten komen eeten, wegens bare uitnemende geur en aangename
zoetigbeit, en men meentdat wanneer een zieke
geen andere koft meer kan of wil eeten, by nog -fmaaS.
in deze vrugt zoude vinden, dog, zo by die ook niet -en kan
nuttigen , dat men dan -aan zyn behoudenis wel mogw
twyffelen; dezelve'mogen in mee f t alle ziektens wel gegoten
en gebruikt worden: de fchorjfe des ftams is even als
die van de Jamboezen, wat week, en laat zig ook rngteof
fchillert: zynde bet bout van buiten wit, van binnen k
. agtig i