Hoetomorim, antea integrieSilvie harum arborum in-
veniebantur, damnum autem illud, uti didum fuit, per
vefpertiliones refarcitur. E x junioribus foliis in Ce-
lebe fila conficiunt, ex quibus faccos contexunt, in
quibus decerptos gerunc frudus, fi modo de fubfe-
quente mtellige'ndum non fit. • Cerebrum prioris fpe-
ciei amarum e f t , ac edendo ineptum: illud autem
fecundae eft melius , ac coquendo adhibetur, ex tali-
bus autem eligeDdum eft arboribus, quae frudus non-
dum de’dere; poft illud enim tempus amarum e ft , ac
minuitur,'uti & illud Saguafteri arboris.
3. Pinanga Oryzce-fomis. Arbor haec eft gracilifiima,
ac minimos gerens frudus inter omnes Pinangæ fpe*
cie s , truncus enim vix cruris crafiitiem habet, atque
v ix altior eft jünioré Pinangæ arbore, in annulos
breves itidem divifus, ad fummum fenfim anguftatus,
plurimum exmeroconftans cortice, cujus lignum eft
durum, longitudinalibus conftans fibris, ac leviter ruf-
fum, ultra digiturn craflum, quod nunquam nigre-
f c i t , àc facile per longitudinem finditur, intusque
habet ordinariam fungofam medullam : Rami ultra
ulnam funt lo n g i, excepta bafi ac vagina, quæ
ulnæ quoque longitudinem habent, ac ultra digi-
tum erafïæ’funt: ab inferiore parte, quo usque midi
funt rami, rotundi funt, a fuperiore plerumque.
duobus dorfis protubérantes, & rugofi inftar pel-
lis ; Folia viginti quinque pollices & Ultra funt long
a ,. très digitos lata, glabra, acfirma, nervo inter-
medio duro, qui protuberat læte virens ac interius
anguftus .& tamquam -in tria abrupta divifus acu-
mina: Hincinde tria ex uno ortu confpiciuntur fæpe
folia fibi. arde âpoftica parte junda. Frudus poft fo lium
excrefcit uti in vulgari fpatha, itidem vulgari
fimilis, verum non manu latior, & ab utraque parte
margine digitum lato ornata, in medio theca divi-
fa très digitos lata, cum peculiari facculo, aç fub hoc
pellicula..löcatur a lb a , quæ flores obvoïvit-, .qui
oriuntur ex viginti âut viginti fex redis filamentis,
quorum'unumquodque florem arde ambit, vulgari
Pinangæ fimilem, minorera tarnen ac compofitum ex
tribus acuminatis foliolis, in quo quædam continen-
tur ftamina flàva: fæpe filamenta feu petioli laxe dependent,
&aliquando ardefrudus continentes.. Atque
hi frudus omnium minimi funt vix grano Tritici
v elOryzæ majores cumputamine, fedpaulorotundio-
res : Externe diu pallide funt virentes feu albentes fufco
intermixto colore, per maturitatemrubentes feu fan-
guinei, intus fere fine nucleo, atque inftar, aliorum de-
fe d u , vulgaris corn edi poflimt, fed toti ore fumendi
funt., putamen enim ac nucleus ejusdem fere funt
fubftantiæ: Quapidiu hæc arbor frudcofa eft, ac radios
produxit frudus, in fummo trunci cerebrum in-
venitur edule, vel- falteni ejus fuccus, fi exfugàtur. '
Nomen:Latine Pinanga Silveflris., Oryzoe-formis, Bél:
gice Ryft-korls-pinang; Malaice Pinang oïtan Kitijil,
& Pinang-jaleê quia früdus funt magnitudinis granj
Oryzæ vel Lachrymæ J ôb i, quæ Malaice Sake vo-
catur. Amboni.ce Hua Soil h. e. tenuis ac parva Pi-
nanga, Hua feite & Hua TetteEwan h. e. Pinanga grac
ilis , qùüm trunci funt adeo tenues , ut facile paucis
îctibus decidi pofiint. In Celebes ora orientalj Opoffy
dicitür. Quidam hâne etiam Malaice Nibum Mera
Kitsjil, pommant. . . '
Locus. In Amboina raro, fed in tenuioribus Leyti-
moræ ac Caju-poeti Silvis vel circa ea magis invenir
tur in Celebe frequentius, nec non in provinciis Loe-
k o , ae Bima.
Üfus. Hujus arboris lignum folummodo ad .tenuia
ufurpatur.tigilla, Amboinenfesverojuniores hujus. âr-
boris truncos adhibent, exteriorem dénudantes cor-
ticem , atque. ædium tedis mferviunt, qui per fumum
duri ac magis durabiles fiunt. Quinam harum arborum
frudus edendo aptifint, fupra ad fingulamnotatum eft
fpeciem : Abruptus racemus feu Rambu pe r duos vix
integer ïervari poteft d ie s , quum frudus cum fuis
calicibus facile décidant, relinquentes congeriem no-
vendecim aut viginti redorum ac capitatorum pedi-
culorum., quæ foveola ac reliquiæ funt deciduprum
fruduum, & hinc fimilis eft arbusculæ marinæ, quæ
infra lib. 12. .Juncus Marinus a nobis vocatur.
Alia
kapt, om dat men geen huis, of pagger zonder dezelve .
kan maken: hoewel omtrent de dofpen Baguala en Hbeto-
moeri voor dezen gebeele• hójjcben vol daar. van gevonden
wier den, dog de febade. , als gezegt, weft ligt verzet
door de vleermuyen: uit de j oftge bladeren wetenze op Ce-
lebes eenige draadentemaaken, en daar uit zakken te weven
, waar inze allerhande pkik-vrugïen draagen (zoo
't maar van 't volgende faleit niet moet verjlaan werden.')
Het Palmyt van de.éerjle zooi-te is wat bitter, en dier-
balven onbequaam om te eeten, maat dat van de tweede
is beter, en tot kookèn bequaamjl , dog men moet bet van
zoodanige boomen hebben. die nog geen vrugten gedragen
hebben: want na die tyd valt bet bitter, en vermindert,.
gelyk ook.dat van den Saguajler. ■
•3. Pinanga .OryziE-formis, Rys-korls-Pinang: deze
boom is de rankjte, en van vrugten. de kleinjie onder alle
Pinang zoorten, want de- Jlam is niet boven een been
dik, en op 't boogjle niet hoger als een jonge Pinang-
boom, méde in korte leeden verdeelt ,■ en boven dllenxkens
toefmallende, of fmal toe{opende,- meejl bejlaande uit een
enkelde fcborjfe, zynde een hart , langdradig, en ligt-ros
bout, ruim een vinger dik, 't welk nooit fwart werd,
ook ligtelyk in de lengte fplyt , en Vanbinnen hebbende bet
ordinaris voofe merg. . De takken zyn mede ruim een vadem
lank, behalve:: de voet en fcheede ,dié mede in de leiig-
te wel een elk uitmaaken, en ruim een vinger dik zyn-:
van onderen ront, zoo ver zy bloot of kaal Jlaan, en van,
boven doorgaans met twee ruggen, en zoojuigals een bairig
vel: de bladeren zyn vyf en twintig en fes en twintig duimen
lank, drie vingers breed, glad en jly f, met een harde
'middel-zenuwe , die boven uitfleekt, blyde- 1 of ligt■-
groen, van. voor en fmal, enzig dis afgebrookenin- drie
a vier fpitfen verdeelende: bier en daar ziet men drie bla-:
deren uit, eenen oorfprong, en alk digt agter malkander: ■
de vrugt fiaat agter, bet blad , gelyk aan de'gemeene,
zyn fpbqtba, febede, of ploffe , is mede als die van de
gemeend, dog niet breedér, dan ten handt, en dan kan
wederzyden met een kant van een duim breet, tujfcben
beiden een lade hebbende van drie vingeren breet , met
een byzonder Zaksken, en daar onder nog .een .wit vliesje,
eer men komt op 't regte bloeizel, -'t welk gemaakt is van
twintig, of .zes en twintig regte bairen, yder digt met
dit bloeizel bezet, en de gemeene Pinanglgélyk zynde, dog
kleinder, en gemaakt van drie fpytze blaadjes, daar in
men eenige geele draatjes ziet: zomtytshangen de bairen
wat ydel, en zomtyds-gedrongen vol vrugten: en dit zyn.
de alderkleinjie Pinangjes, niet gróoter dan een tarwe,
of rys-korl, met zynboljler, dogwatronder: zy zyn van
buiten een. langen tyd bkek-groen, en witagtig, met was.
bruinsgemengp, enten laajlen bloet-root, van binnen by-
naa als zonder korl, en men kanze: ook als de andere eeten
by gebrek van de tamme., maar men moetze geheel in den
mondt Jieken, want de boljler en kern zyn febier van een
jubjlantie: zoo lang als dezen boom nog flruikagtig is; en
geen vrugten gedragen beeft, vind men in 't opperfle van
den Jlam een Palmyt, 't welk eetbaar is , of immers be-
quaam om bet zap daar uit te zuigen.
Naam: In't.LatynPinangaSylveftrisÖryzs-formis, .
in't Duits Ryfl-korjs-pinang, op Maleits Pinang Oetam
Kitsjil, ercPinang-Saleê, om dat zyne vrugten maar zoo
groot zyn als tarwe-korls, of dat graan, 'twelk menLa.-
chryma Jobi, ehin't Maleits Saleë noemt; op Amboins,
Hua Sbil, datis fyne, of kleine 'Pinang, Hua T e tte ,
en Hua,Tette Ewam, dat is Pinang-crat, om dat de
fiammen zoo rank zyn , dat menze met weinig kappen of
■ bakken omvellenkan: op'Celebes Oöjl-kujl Qpossy.: zom-
mige noemen hem ook in 't Maleits Nibum Mera Kitsjil..
Plaats : men vjndze op. Amboina zelden, en wel meejl
Op Leitimor, in de ligte bojfebenvan Cajupo'eti, of daar
omtrent, maar nog meer vind menze fp Celebes, in de
Provintie van Loebo, en Tamboeko, als mede op Bima.
Gebruik: bet bout van deze zoorte word alleenlyk tot dunne
latteh gepruikt, dog de Amboineezen laten de dunne Jlam-.
men geheel, febroppende Jlegts de buitenjlé ruigte daar af,
en georuikenze zoo Zot bun dak-werk,. daarze ook door den
rook zeer barden durdbel werden: bet oepeof coriuongvan
deze beide zoorten , gelykende wel een dik ker, is bequaam
omfebeppers en kleine vaten van te maken,gelyk die vanTam-
boeko doeri. Welke van deze vrugten bequaam zyn om te eeten
of niet, is bier boven by yder zoort gezegt: den afgebrooken
tros of Rambu kan men geen twee dagen geheel behouden ,
.vermits de Pinangjes, met kelkjes, voetjes en al zeer ligt
afvallen, nalatende een quajl vannegentien a twintig regte
en geknopte Jleelen, die de kuiltjes of voetjlappenvande afgevallene
vrugten behouden, en daar door grootegelykenijfè
hebben met een zeker Zeerboompje, 'twelk by ons, lib. 12.
].uncus ï^ariips werd genaamt. v Daar